Beantwoording vragen lid Van der Ham over een gaypride in Moskou
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van der Ham over een gaypride in Moskou. Deze vragen werden ingezonden op 29 januari 2008 met kenmerk 2070809950.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van der Ham (D66) over een gaypride in Moskou.
Vraag 1
Op welke wijze wil de Nederlandse regering bijdragen aan het mogelijk maken van een gay-pridemars in de Russische hoofdstad Moskou op 31 mei 2008?
Antwoord
De bevordering van de naleving van mensenrechten is een essentieel onderdeel van het Nederlands buitenlands beleid. De strategische inzet van Nederland, zoals aangeduid in de mensenrechtenstrategie die ik u op 5 november 2007 toezond (Kamerstuk 31263, nr.3), is er mede op gericht in bilaterale contacten aandacht te besteden aan de maatschappelijke positie van homoseksuelen en waar nodig te pleiten voor afschaffing van strafbaarstelling van homoseksuele handelingen. Ik zou hierbij ook mijn antwoord op vragen van de leden Van der Ham, Azough, de Rooij en Van Baalen over het rapport van Human Rights Watch over rechten van homoseksuelen in Rusland in herinnering willen brengen (Kamerstuk 2006/2007, nr.2195). Onder andere naar aanleiding van een vorig jaar verschenen rapport van Human Rights Watch en ILGA-Europe (International Lesbian and Gay Association), ‘We have the upper hand’, heb ik tijdens mijn bezoek aan Moskou in juni 2007 de Russische autoriteiten aangesproken op het belang van het respecteren van de fundamentele rechten van de mens, waaronder het non-discriminatiebeginsel, vrijheid van meningsuiting en vrijheid van vereniging en vergadering. Daarnaast heb ik gewezen op het verloop van de demonstratie van homoseksuelen en LGBT-activisten (Lesbian Gay Bisexual and Transgendered) van 27 mei 2007 in Moskou. Nederland heeft het rapport destijds voorgelegd aan het Duitse voorzitterschap van de Europese Unie, die het verbod op gaypride-demonstraties eveneens in juni 2007 aan de orde heeft gesteld. De mensenrechtendialoog die de Europese Unie met Rusland voert, omvat immers tevens het benadrukken van het respect voor deze fundamentele rechten.
Ten slotte heeft ook de minister president in zijn gesprekken met o.m. president Poetin in Moskou in november 2007 het belang van de vrijheid van meningsuiting in Rusland aan de orde gesteld en gepleit voor het niet-discrimineren van mensen op grond van hun seksuele geaardheid. De Russische autoriteiten zijn dus, ook op politiek niveau, goed op de hoogte van de Nederlandse opvattingen ter zake.