Beantwoording vragen lid Peters over intensivering bilaterale samenwerkingsrelatie van de EU met Israël
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Peters over intensivering van de bilaterale samenwerkingsrelatie van de EU met Israël. Deze vragen werden ingezonden op 12 juni 2008 met kenmerk 2070822730.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Peters (Groen Links) over intensivering van de bilaterale samenwerkingsrelatie van de EU met Israël.
Vraag 1
Herinnert u zich de voortgangsrapportage van de Europese Commissie over het EU-Israël actieplan, die u onlangs naar de Kamer heeft gestuurd, mede om te informeren over het mensenrechtenbeleid van de Israëlische regering1?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Waarom geeft deze rapportage zo weinig inzicht in de aard, omvang en gevolgen van de mensenrechtenschendingen van de Israëlische regering tegen Palestijnse burgers en in het bijzonder in de bezette Palestijnse gebieden, zoals gedocumenteerd door talrijke mensenrechtenorganisaties, waaronder de Israë lische organisatie B’Tselem? Wat is uw visie op deze mensenrechtenschendingen tegen Palestijnen in Israël en de Palestijnse gebieden?
Antwoord
De regering is niet verantwoordelijk voor de opstelling van de ENP-voortgangsrapportage en de Nederlandse vertegenwoordigingen in Tel Aviv en Ramallah zijn ook niet betrokken geweest bij de redactie ervan. Het ENP-voortgangsrapport is afkomstig van de Europese Commissie en deze is geheel verantwoordelijk voor de inhoud daarvan.
Zoals bekend is, voert Nederland een permanente dialoog met Israël, bilateraal en via de EU, over de noodzaak om mensenrechten te beschermen. Bijzondere aandacht is daarbij voor de kwestie van administratieve detentie van Palestijnen, de positie van de Arabische minderheid in Israël, mensenrechtenverdedigers en vertegenwoordigers van mensenrechtenorganisaties, alsmede mensenrechtenschendingen in de context van de bezetting (m.n. bouw van de barrière, beperking bewegingsvrijheid en situatie in Gaza). De EU en Nederland erkennen het recht van Israël de veiligheid van zijn grondgebied en zijn burgers te beschermen. De maatregelen die Israël hiertoe neemt moeten wel proportioneel zijn en mogen niet ten koste gaan van de fundamentele mensenrechten van de Palestijnen.
Vraag 3
Kunt u een toelichting geven op de wijze waarop “het gebrek aan vooruitgang bij een aantal verplichtingen in het kader van het Actieplan” nadelig van invloed is geweest op de Palestijnse economie, zoals de voortgangsrapportage constateert? Wat is de schade die hierdoor aan de Palestijnse economie is toegebracht?
Antwoord
Het rapport van de Commissie refereert aan de beperkingen die opgelegd zijn aan de bewegingsvrijheid van personen en goederen binnen de Palestijnse Gebieden en de gevolgen die dat heeft voor de ontwikkeling van de Palestijnse handel. In het ENP-actieplan spreken partijen juist de wens uit te werken aan de bevordering van Palestijnse handel (“work towards the facilitation of Palestinian trade”), hetgeen haaks staat op de gevoerde praktijk. Het is moeilijk, zo niet onmogelijk om precies te kwantificeren welke schade de Palestijnse economie lijdt als gevolg van de bestaande situatie. Feit is dat de beperkingen werkgelegenheid bemoeilijken en handelsstromen hinderen. Zeker is ook dat het bestaande regime van bewegingsbeperking leidt tot hogere transactiekosten, een hoger niveau van onzekerheid en verdere inefficiencies die nieuwe investeringen ontmoedigen en daarmee economische groeimogelijkheden verder beperken. Dit wordt bevestigd door de Wereldbank in een aparte studie naar de gevolgen van de bewegingsbeperkingen in de Palestijnse Gebieden (World Bank: Movement and Access Restrictions in the West Bank: Uncertainty and Inefficiency in the Palestinian Economy - May 2007).
Vraag 4
Deelt u de constatering in de rapportage dat er “weinig concrete vooruitgang” bereikt kon worden met betrekking tot de diverse mensenrechtenkwesties die binnen het subcomité politieke aangelegenheden zijn besproken?
Antwoord
Ja.
Vraag 5
Bent u bekend met het artikel “Palestinian salaries delayed as Israel blocks payments”2? Kunt u de verhalen bevestigen dat Israël de Palestijnen straft voor de uitlatingen van premier Fayyad dat de bilaterale relaties van de EU met Israël niet moeten worden geïntensiveerd? Deelt u de mening dat de zorgen die de Palestijnse premier uit gegrond zijn en hij en het Palestijnse volk daarvoor niet gestraft dienen te worden? Deelt u de mening dat Israël ingehouden belastingen van de Palestijnse Autoriteit onverwijld aan de Palestijnse Autoriteit dient over te maken?
Antwoord
Ik ben bekend met het aangehaalde bericht. Ik heb navraag laten doen naar de achtergrond ervan en daaruit rijst in ieder geval het beeld dat Israël en de Palestijnse Autoriteit (PA) van mening met elkaar verschillen over de hoogte en de achtergrond van de bedragen die Israël mag inhouden op de belasting- en tariefopbrengsten die het voor de PA int. Die inhoudingen hebben betrekking op uitgaven voor nutsleveranties en kosten voor zorgfaciliteiten die de PA aan Isra ël moet vergoeden, hetgeen in beginsel hoort te geschieden conform bepalingen opgenomen in de Oslo-akkoorden. Israël en de PA verschillen met elkaar van mening over de uitwerking van die bepalingen. Voorts staat vast dat de betaling door Israël van het bedrag dat betrekking heeft op de maand mei, vertraagd heeft plaatsgevonden.
Ik betreur het bestaan van deze meningsverschillen over de hoogte van de afdrachten en de toegestane inhoudingen. Het IMF zal op korte termijn over dit onderwerp met Israël en de PA overleggen in een poging partijen bij elkaar te brengen en ik juich dit toe.
Vraag 6
In hoeverre zijn de mensenrechtenschendingen, die sinds inwerkingtreding van het actieplan onder verantwoordelijkheid van de Israëlische regering hebben plaatsgevonden, van invloed geweest op de wijze waarop de bilaterale relatie tussen de EU en Israël wordt beoordeeld door de EU en door Nederland? In hoeverre spelen de vele mensenrechtenschendingen mee bij de besluitvorming om de bilaterale relaties van de EU met Israël te intensiveren?
Antwoord
Zoals bekend is intensivering van de relatie, wat de regering betreft, bij uitstek een instrument om de kwaliteit van de mensenrechtendialoog op een hoger plan te brengen en om zodoende bij te dragen aan een mogelijke verbetering van de naleving ervan. De afweging die Nederland heeft gemaakt betreft een breed scala aan argumenten, waaronder niet alleen een beoordeling van de mensenrechtensituatie, maar ook het feit dat sinds de Conferentie van Annapolis het vredesproces recentelijk uit een langdurige impasse lijkt te geraken, welke ontwikkeling ook op het conto van Israël is te schrijven.
Vraag 7
Deelt u de mening dat het verkeerd is geweest om geen apart subcomité mensenrechten onder het EU-Israël actieplan op te richten en dat een dergelijke subcomité op zo kort mogelijke termijn zou moeten worden opgericht, teneinde de mensenrechtensituatie in Israël en de bezette Palestijnse gebieden de aandacht te geven die zij verdient? Zo neen, waarom niet?
Vraag 8
Deelt u de mening dat eerst een apart subcomité mensenrechten moet worden opgericht onder het EU-Israël actieplan, waarin vervolgens bewezen moet zijn dat de mensenrechtensituatie in Israël verbetert, voordat de bilaterale relatie tussen de EU en Israël wordt geïntensiveerd? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Bij de onderhandelingen over het actieplan kon helaas geen overeenstemming bereikt worden over de oprichting van een apart subcomité. Vanzelfsprekend is Nederland daar altijd voorstander van geweest. Tegelijkertijd zij opgemerkt dat het thema mensenrechten regelmatig besproken is met Israël in de informele werkgroep Mensenrechten met Israël, alsook in het subcomité voor politieke dialoog en samenwerking onder het ENP-Actieplan.
Tijdens de EU-Associatieraad met Israël van 16 juni 2008 heeft de EU in haar verklaring aangegeven dat oprichting van een subcomité mensenrechten met Israël onderdeel moet uitmaken van intensivering van de betrekkingen tussen de EU en Israël. De EU heeft daarbij het belang onderstreept van een breed scala van gemeenschappelijke belangen en doelstellingen, waaronder de oplossing van het Israëlisch - Palestijns conflict. Over de uitwerking van de uitkomsten van deze Associatieraad zullen tijdens het Franse voorzitterschap duidelijke afspraken met Israël gemaakt worden.
Vraag 9
Wat is het standpunt van de andere lidstaten over de mogelijk intensivering van de bilaterale relaties van de EU met Israël? Wat is de positie van het Europees Parlement en van de Europese Commissie? Wat is het tijdspad van de besprekingen tussen de EU en Israël over de bilaterale relaties en de mogelijke intensivering ervan?
Antwoord
De Commissie en de Lidstaten hebben ingestemd met de intensivering van de relaties en daarover heeft het Voorzitterschap een uitgebreide verklaring afgelegd in de Associatieraad met Israël. Tijdens een discussie op 25 juni 2008 in de Commissie Buitenlandse Zaken (AFET) van het EP over de uitkomsten van de Associatieraad bleken de meningen verdeeld te zijn. Onder het Franse voorzitterschap zullen de voorstellen voor verdieping en verbreding van de relatie verder uitgewerkt worden. Er is geen tijdpad overeengekomen waarbinnen deze besluiten hierover geformaliseerd moeten worden.
Vraag 10
Kunt u bovenstaande vragen vóór het algemeen overleg Midden-Oosten, voorzien op 1 juli a.s., beantwoorden?
Antwoord
Ja.
1: Bijlage bij uw brief van 19 mei jl. getiteld “Mensenrechten in mediterrane partnerlanden”
2: http://www.ynetnews.com/articles/0,7340,L-3553241,00.html, 8 juni 2008