Beantwoording vragen Ferrier en Ten Hoopen over Economische Partnerschapsakkoorden tussen de EU en de ACP-landen
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ferrier en Ten Hoopen over Economische Partnerschapsakkoorden tussen de EU en de ACP-landen. Deze vragen werden ingezonden op 9 januari 2008 met kenmerk 2070807900.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking, De staatssecretaris van Economische Zaken
Drs. A.G. Koenders Drs. F. Heemskerk
Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, en de heer Heemskerk, staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van de leden Ferrier en Ten Hoopen (CDA) over Economische Partnerschapsakkoorden tussen de EU en de ACP-landen.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het artikel “Afrikanen bitter over EPA-debacle” ?1
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Onderschrijft u het oordeel in dit artikel dat de situatie met de Economische Partnerschapsakkoorden (EPA) per 1 januari 2008 vooral in het voordeel van de Europese Unie is? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Neen. Allereerst roepen we in herinnering dat de in het Cotonou Verdrag van 2000 met de ACS-landen afgesproken EPA-onderhandelingen waren ingegeven door de noodzaak om het bestaande handelsregime voor de ACS-landen te vervangen door een WTO-conforme constructie. Dit vanwege de groeiende kritiek van de niet tot de ACS-groep behorende ontwikkelingslanden op de gunstige eenzijdige discriminerende handelsconcessies van de EU aan de ACS-landen. Handhaving van de status quo was derhalve niet mogelijk.
In dit licht bezien is het voorlopige resultaat van de onderhandelingen bevredigend. De EU heeft vooral ook op aandringen van Nederland besloten dat ieder ACS-land met een (interim-) EPA vanaf 1 januari 2008 al gebruik kan maken van het EU aanbod voor tarief- en quotavrije toegang tot de EU-markt. In combinatie met de vrije markttoegang die de Minst Ontwikkelde Landen (MOL’s) reeds genoten onder het Everything-but-Arms-initiatief van 2001, betekent dit dat nu alle producten uit vrijwel geheel Sub-Sahara Afrika2 100 procent vrije toegang tot de Europese markt kennen; alleen voor suiker en rijst gelden nog tijdelijke uitzonderingen. Bovendien zijn --wederom op sterk aandringen van onder meer Nederland-- de oorsprongsregels voor belangrijke ACS-producten zoals textiel, kleding en vis onder de (interim-) EPA’s aanzienlijk versoepeld. De 18 Afrikaanse ACS-landen die tot nu toe met de Commissie een interim-EPA zijn overeen gekomen, hebben daarentegen tot doorgaans 15 jaar de tijd om tot ongeveer 80 procent van hun invoer uit de EU vrij te maken van invoertarieven. Betere toegang van de EU tot de markten van deze landen komt dus pas in de loop van de komende jaren en in beperkte mate tot stand. Zo hebben vrijwel alle Afrikaanse landen met een interim-EPA gevoelige landbouwsectoren nagenoeg geheel buiten hun liberaliseringsverplichtingen gehouden. Deze situatie reflecteert de door Nederland van begin af aan gewenste asymmetrie in de EPA’s.
Vraag 3
Wat is de inzet van de Nederlandse regering om ervoor te zorgen dat de EPA’s de belangen van de ACP-landen3 voorop stellen?
Antwoord
Voor de Nederlandse inzet terzake verwijzen wij naar de beantwoording van vraag 2 hierboven en naar de antwoorden op de eerdere schriftelijke vragen van de leden Ferrier en Ten Hoopen over de EPA-onderhandelingen en de Afrika Top, die op 17 januari 2008 naar de Kamer zijn verzonden.
Vraag 4
Deelt u het oordeel van Europees Commissaris Peter Mandelson dat het wenselijk is dat ook de landen die nog geen definitief of interimakkoord hebben getekend, in 2008 toch op de kar van de EPA’s springen? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Zoals eerder aangegeven bieden de EPA’s binnen de beschikbare mogelijkheden en onder strikte voorwaarden een naar ons oordeel aantrekkelijk kader voor het handelsregime van de ACS-landen met de EU. Nederland steunt dan ook de voortzetting van de onderhandelingen door de Commissie om tot meer definitieve akkoorden te komen. Echter, het is uiteindelijk aan de ACS-landen om te bepalen hoe zij van hun kant de handelsrelatie met de EU vorm willen geven, binnen de beschikbare opties. Indien landen zoals Nigeria en Congo-Brazzaville buiten de EPA’s wensen te blijven en opteren voor het APS (Algemeen Preferentieel Stelsel), dan is dat hun keuze. Nederland maakt zich wel zorgen over de uitwerking op regionale integratie, indien verschillende landen binnen eenzelfde regionale economische organisatie voor verschillende handelsregimes kiezen. Met name in regio’s met een douane-unie (bijvoorbeeld CEMAC in Centraal Afrika, UEMOA in West Afrika, terwijl ook de bredere ECOWAS regio een douane-unie in oprichting is) zou het naast elkaar bestaan van landen met EPA’s en landen zonder EPA de komende jaren kunnen leiden tot een uiteenlopende behandeling van de import van bepaalde Europese producten. Dit is niet wenselijk vanuit het oogpunt van regionale integratie en strijdig met het principe van een douane unie. Het afsluiten van een regionale EPA met de EU biedt vooralsnog de beste oplossing.
Vraag 5
Bent u bereid op korte termijn de Kamer te informeren over de actuele stand van zaken na 1 januari 2008, welke vervolgstappen er worden gezet en wat de Nederlandse regering daarbij zal nastreven?
Antwoord
Ja, de regering zal u regelmatig informeren over de verdere ontwikkelingen in de EPA-onderhandelingen en de Nederlandse opstelling terzake. Zeer binnenkort wordt u hierover, en over de actuele stand van zaken in de WTO onderhandeling en, per brief geïnformeerd.
1: MO Magazine, 3 januari 2008
2: Alleen Nigeria, Congo-Brazzaville en Gabon zijn voor wat betreft hun toegang tot de EU-markt teruggevallen op het minder gunstige APS (Algemeen Preferentieel Stelsel), terwijl voor Zuid-Afrika de handelsvoorwaarden uit het bilaterale vrijhandelsverdrag met de EU van kracht blijven.
3: ACP-landen = Landen in Afrika, Caribisch gebied en de Stille Oceaan.