Beantwoording vragen Dibi, Vendrik, Azough en Peters over een actieplan om migratie te sturen door middel van onderwijs
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Dibi, Vendrik, Azough en Peters over een actieplan om migratie te sturen door middel van onderwijs. Deze vragen werden ingezonden op 26 maart 2008 met kenmerk 2070815690.
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
Antwoorden van de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, op vragen van de leden Dibi, Vendrik, Azough en Peters (GroenLinks) over een actieplan om migratie te sturen door middel van onderwijs.
Vraag 1
Bent u bekend met de trend dat kansarme jongeren in arme landen steeds vaker hun leven riskeren om toegang te krijgen tot Europa, in de hoop hier een toekomst te kunnen opbouwen en hun familie in het land van herkomst te kunnen onderhouden?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Bent u voorts bekend met het onderzoek van de Wereldbank waaruit blijkt dat de kwaliteit van onderwijs in het Midden-Oosten en Noord-Afrika bedroevend laag is, vergeleken met de landen in Oost-Azië en Latijns-Amerika?
Antwoord
Ja. Het Wereldbankrapport The road not traveled: education reform in the Middle East and North America (februari 2008) concludeert dat landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hun onderwijssystemen moeten aanpassen aan de eisen van een verder globaliserende en concurrerende wereld en meer moeten investeren in het potentieel van hun snel groeiende jonge bevolking. De goede ontwikkelingen op onderwijsgebied worden in een aantal landen deels weer tenietgedaan door hoge schooluitval en betrekkelijk lage scores op internationale tests. Er is weliswaar sprake van een toenemende gendergelijkheid in deelname aan het primair onderwijs, maar daar staat tegenover dat het analfabetisme onder volwassenen vaak dramatisch hoog is en het in onderwijssystemen ontbreekt aan kwaliteit om vaardigheden - op het gebied van taal, communicatie en technologie - te leveren die landen in een op concurrentie ingestelde wereldeconomie nodig hebben.
Een andere conclusie is dat onderwijshervorming niet de enige oplossing is voor het stimuleren van economische groei. Een groot knelpunt wordt gevormd door de grote informele sector en de afwezigheid van internationaal concurrerende dynamische sectoren, waardoor afgestudeerden veelal werkloos zijn. De arbeidsmarkt wordt in veel landen gedomineerd door een enorme publieke sector die meer zekerheid biedt en waarvoor jongeren vaak de schaarse banen in de private sector laten liggen. Door dit aanhoudende arbeidsmarktprobleem is er een zwakke relatie tussen onderwijs en economische groei, inkomensverdeling en armoedebestrijding.
Vraag 3
Bent u bereid dit probleem (opnieuw) aan te kaarten in uw reguliere contacten met de landen die niet erkennen dat grote groepen jongeren hun leven in de handen van onbetrouwbare mensensmokkelaars leggen, omdat zij geen toekomst zien in hun eigen land? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Dit probleem wordt besproken met alle landen, waarmee Nederland samenwerkt op het gebied van onderwijs in het kader van ontwikkelingssamenwerking. In de landen waarmee geen ontwikkelingsrelatie bestaat - dit geldt voor de meeste landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten - maakt de migratieproblematiek deel uit van de algemene beleidsdialoog tussen Nederland en die landen. Ik ben bereid de kwestie van de kwaliteit van onderwijs in samenhang met de bredere arbeidsmarktbeleid te betrekken in de politieke consultaties, waarin wederzijds economische onderwerpen en migratie worden besproken, en dat ook in EU-verband te doen.
Vraag 4
Is er op Europees niveau beleid ontwikkeld om de kwaliteit van onderwijs in landen waar deze laag is te verbeteren? Zo ja, welk beleid? Zo nee, hoe gaat u de EU ertoe bewegen dergelijk beleid te ontwikkelen?
Antwoord
Ja, er is op Europees niveau beleid om de kwaliteit van onderwijs in landen waar deze laag is te verbeteren.
Op het terrein van middelbaar beroepsonderwijs (Vocational Education and Training = VET) is de European Training Foundation (ETF) operationeel. De ETF is belast met het (beleidsmatig) bevorderen van de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs en het ondersteunen van partnerlanden daarbij. Onderwerpen waarop onder meer wordt ingezet zijn: de ontwikkeling van een nationale kwalificatiestructuur en onderwijspersoneel. Partnerlanden zijn de Zuidoostelijke Europese (lid)staten, kandidaatlidstaten, het Midden-Oosten en Noordafrikaanse landen.
Tijdens de Euromed Ministeriële conferentie inzake Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek van juni 2007 in Caïro zijn afspraken gemaakt over concrete maatregelen om te komen tot een Euromed-hoger onderwijsruimte en een Euromed-onderzoeksruimte. Deze maatregelen komen bovenop de bestaande financiering van samenwerkingsprojecten op het terrein van onderzoek en de bilaterale samenwerkingsprojecten waarvoor in het EU Hoger Onderwijsprogramma TEMPUS al gedurende een aantal jaren enkele tientallen miljoenen euro per jaar zijn uitgetrokken.
Daarnaast bestaat het Europese mobiliteitsprogramma Erasmus Mundus. Het programma heeft de volgende doelstellingen:
- stimulering van de kwaliteit van het Europees hoger onderwijs,
- bevordering van de interculturele dialoog en wederzijds begrip tussen samenlevingen door middel van samenwerking tussen hoger onderwijsinstellingen,
- bevordering van de doelstellingen achter het Europees buitenlands beleid,
- en het leveren van een bijdrage aan de duurzame ontwikkeling van derde landen op het gebied van hoger onderwijs.
Met name de laatste drie doelstellingen dragen bij aan het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs in minder ontwikkelde landen. Dit gebeurt via het stimuleren van samenwerkingsverbanden tussen hoger onderwijsinstellingen in Europa en derde landen met, als basis voor structurele samenwerking, uitwisseling en mobiliteit op alle niveaus van hoger onderwijs.
Vraag 5
Bent u bereid om, langs de lijnen van de nieuwe mensenrechtenstrategie en de verschillende actieplannen die de afgelopen tijd geschreven zijn over bijvoorbeeld sport in OS-landen, een actieplan op de stellen over hoe onderwijs in landen waar het van laag niveau is het beste kan worden ontwikkeld? Zo ja, wanneer kunnen we dat plan verwachten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Ik acht het niet nodig om in het kader van de nieuwe mensenrechtenstrategie een nieuw actieplan te ontwikkelen voor onderwijs in ontwikkelingslanden. Het mensenrecht ‘Recht op Onderwijs’ is al geruime tijd de basis voor het OS-onderwijsbeleid, zowel bilateraal als multilateraal, dat recent is uitgebreid naar onderwijs in fragiele staten. Voor onderwijs bestaan internationaal overeengekomen actieplannen en Millennium Ontwikkelingsdoelen, waaraan Nederland zich heeft verbonden en waarin ruimhartig wordt geïnvesteerd. Bovendien is het niet aan donoren om actieplannen voor ontwikkelingslanden te maken; de verantwoordelijkheid hiervoor ligt in de eerste plaats bij die landen zelf. De internationale gemeenschap kan hierbij uiteraard wel adviseren (zie ook het antwoord op vraag 3). Verder benadruk ik nogmaals dat het probleem in de betrokken regio’s niet alleen een onderwijs- maar ook een arbeidsmarktprobleem is (zie antwoord op vraag 2).
Vraag 6
Bent u bereid Nederlandse kennis op het gebied van goed onderwijs uit te wisselen met landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, waar de kwaliteit van het onderwijs zeer laag is? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Het ministerie van OCW staat open voor samenwerking en uitwisseling van ervaringen en good-practices met andere landen, ook met de landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Zo ontvangt OCW regelmatig onderwijsdelegaties uit deze regio om kennis en ervaringen op het gebied van goed onderwijs uit te wisselen. Daarnaast financiert hij drie instituten voor hoger onderwijs, te weten in Marokko (NIMAR), in Syrië (NIASD) en in Egypte (NVIC). Deze instituten hebben onder andere als taak samenwerking op het gebied van onderwijs te bevorderen.