Sterkere positie natuurlijke maker in auteursrecht

Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft het voorontwerp auteurscontractenrecht openbaar gemaakt. In dit conceptwetsvoorstel wordt de positie van auteurs en uitvoerend kunstenaars, zoals schrijvers, zangers en componisten, ten opzichte van een exploitant versterkt. Er wordt onder andere voorgesteld om hun de mogelijkheid te bieden na verloop van tijd opnieuw te beslissen over de exploitatie van hun werken. De bijzondere band tussen de maker en zijn werk wordt sterker benadrukt door het auteursrecht pas ná zijn overlijden overdraagbaar te maken. Belanghebbenden en belangstellenden kunnen gedurende drie maanden commentaar geven op het voorontwerp.

Het auteurscontractenrecht regelt de manier waarop een maker van een auteursrechtelijk beschermd werk exploitatiebevoegdheid verleent aan een derde (de exploitant). Het kabinet hecht eraan dat in het auteursrechtbeleid de positie van de natuurlijke maker versterkt wordt, omdat door de toenemende mediaconcentratie auteurs en uitvoerend kunstenaars zich in veel gevallen in een structureel zwakkere onderhandelingsituatie bevinden. Het voorontwerp bevat daarom maatregelen die de positie van de natuurlijke maker versterken ten opzichte van de exploitant.

Voorgesteld wordt om in artikel 2 van de Auteurswet te regelen dat het auteursrecht in beginsel pas na overlijden van de maker vatbaar is voor overdracht. Wanneer het auteursrecht bij leven wordt overgedragen, komt de bescherming die het auteursrecht biedt in beginsel niet langer ten goede aan de maker, maar aan degene die de rechten van de maker overgedragen heeft gekregen. Door onoverdraagbaarheid als uitgangspunt te nemen wordt echter de bijzondere band tussen maker en zijn werk benadrukt. In het voorontwerp wordt voorts voorgesteld om de maker op een laagdrempelige manier in staat te stellen meer invloed uit te oefenen op de wijze waarop zijn werk wordt geëxploiteerd. Die zeggenschap verkrijgt hij door hem periodiek de mogelijkheid te bieden de exploitatieovereenkomst te beëindigen, bijvoorbeeld indien hij het niet eens is met de wijze waarop of de voorwaarden waaronder door de exploitant wordt geëxploiteerd of als er nieuwe exploitanten opstaan. Dit wordt gerealiseerd via licentieverlening. Door te bepalen dat de exclusieve licentie die voor een periode van meer dan vijf jaar wordt aangegaan, opzegbaar is voor de maker tegen elke vijfde jaar in die periode, wordt de maker in staat gesteld gedurende de exploitatie te bezien of hij de overeenkomst wenst voort te zetten. Omdat de maker de overeenkomst na verloop van tijd kan opzeggen, worden exploitanten zoals uitgeverijen en platenmaatschappijen gestimuleerd makers aan zich te binden door hun exploitatiemodellen efficient en innovatief te houden. Met name in de digitale wereld is dit een voorwaarde voor een breed en aantrekkelijk legaal aanbod van films, muziek en e-boeken.

Andere zaken die in het voorontwerp worden geregeld, betreffen onder andere de invoering van het wettelijk recht van de maker op een billijke vergoeding bij een exclusieve licentie, de invoering van de disproportionaliteitsregel (de maker kan de rechter verzoeken de vergoeding te verhogen indien deze ernstig onevenredig is aan de opbrengst van de exploitatie van het werk) en de invoering van de non ususregel (ontbinding van de licentieovereenkomst is mogelijk indien de exploitant het auteursrecht niet of onvoldoende exploiteert).

Het voorontwerp is beschikbaar via www.internetconsultatie.nl . In de periode van 1 juni 2010 tot 1 september 2010 kan commentaar worden gegeven op het conceptwetsvoorstel.