Buiten bezig = binnen blij: nut en noodzaak van een actief buitenlands beleid

We krijgen onze eigen zaken alleen op orde, als we internationaal actief zijn. Als we voor onszelf gunstige omstandigheden weten te scheppen in de wereld. Omstandigheden die onze welvaart ten goede komen en waarmee ons bedrijfsleven zijn voordeel kan doen: laten we niet vergeten dat zo’n 70% van het Nederlands BNP in het buitenland wordt verdiend, door internationale handel en investeringen.

Officiele titel: Binnen blij = buiten bezig: nut en noodzaak van een actief buitenlands beleid

Goedemiddag!

Veel dank voor jullie komst – ik kijk uit naar een boeiende middag en een levendig debat. Wat ik zou willen voorstellen is het volgende. Ik geef een aftrap, waarbij ik zal ingaan op de manier waarop ik de afgelopen jaren buitenlands beleid heb gevoerd. Ik zal eerst de context van een veranderende wereld schetsen, en vervolgens een aantal stellingen poneren over hoe ik denk dat we die veranderende wereld tegemoet zouden moeten treden. Vervolgens is het woord aan jullie.

Noodzaak van een actief buitenlands beleid

Een maand geleden stond er een ingezonden brief in de Metro.Lekker kort, dus ik kan ‘m wel even voorlezen.

“Maxime Verhagen laat zien waarom het populisme zo’n enorme
aanhang heeft gekregen. De heer Verhagen zegt dat we internationaal
georiënteerd moeten blijven. Echter de burger, die het in een democratie
toch voor het zeggen dient te hebben, wil dat we eerst de zaken in eigen
land op orde brengen voor we ons weer richten op de EU, ontwikkelings-
samenwerking en vredesmissies. Partijen als de PVV ontstaan uit onvrede
over de huidige koers. Halsstarrig aan die koers vast blijven houden, zorgt
alleen voor meer onvrede en dus voor meer populistische aanhang.”

Was getekend: Edward Gebuis, uit Leiden. Mag ik vragen: wie van jullie zich wel in de inhoud van deze brief kan vinden? Wie van jullie vindt inderdaad dat we eerst onze eigen zaken op orde moeten hebben, voordat we weer eens over de grens gaan kijken?

Mijn stelling is precies het tegenovergestelde van wat deze briefschrijver beweert: we krijgen onze eigen zaken alleen op orde, als we internationaal actief zijn. Als we voor onszelf gunstige omstandigheden weten te scheppen in de wereld. Omstandigheden die onze welvaart ten goede komen en waarmee ons bedrijfsleven zijn voordeel kan doen: laten we niet vergeten dat zo’n 70% van het Nederlands BNP in het buitenland wordt verdiend, door internationale handel en investeringen. Omstandigheden ook die onze veiligheid ten goede komen. Omstandigheden die ons milieu en onze gezondheid ten goede komen. En omstandigheden die onze manier van leven, in vrijheid, ten goede komen. Al deze zaken – welvaart, veiligheid, milieu, gezondheid, vrijheid – maken deel uit van een breed gedefinieerd Nederlandse belang en worden voor een groot deel buiten onze grenzen bepaald. Daarop kunnen we alleen invloed uitoefenen als we internationaal actief zijn als overheid. Deze boodschap zal vanmiddag als een rode draad door mijn betoog lopen. Opkomen voor het brede Nederlandse belang – en dat behelst dus ook alledaagse problemen op straat - vereist een internationale opstelling.

Veranderende wereld

Dames en heren,

De wereld verandert en als we het nog niet wisten, dan helpt China ons er graag aan herinneren. We zijn het bipolaire machtsdenken van de Koude Oorlog voorbij. We zijn het denken in termen van het ‘Einde van de Geschiedenis’ voorbij: de periode na de Val van de Muur waarbij we er kortstondig en nogal optimistisch van uit gingen dat de hele wereld op ons, het Westen, zou gaan lijken, inclusief alle vrijheden die daar bij horen, van markteconomie tot mensenrechten. We stevenen nu af op een multipolaire orde, waarin verschillende regionale grootheden naast elkaar opereren en waarin de toon vooral wordt bepaald door de Grote 2: de Verenigde Staten en China. De machtsverhoudingen verschuiven, grosso modo in Oostelijke richting. Als jullie zodadelijk werken, zullen drie van de vijf grootste economieën in de wereld in Azië liggen: China, India en Japan. Dat biedt kansen, zeker ook voor een open en internationaal georiënteerd land als Nederland. Maar het stelt ons ook voor een aantal onzekerheden. Want we spreken niet alleen over economische machtsblokken. Ook politiek en militair eisen de nieuwe grootmachten een steeds grotere rol op. Ook dàt biedt mogelijkheden. Zo neemt ook China nu deel aan internationale operaties om piraterij in de Golf van Aden te bestrijden. Toch voelen we ons er ook niet helemaal senang bij, eerlijk is eerlijk. Want hun winst is ook…ons verlies. Als de mondiale tafelschikking verandert, schuiven wij automatisch op naar het randje…we kunnen niet allemaal in het midden zitten. Is dat erg? Ik vraag het jullie. Wie van jullie vindt het erg dat China meer te zeggen krijgt in de wereld, en het Westen minder? Wie van jullie denkt dat de toenemende invloed van Azië en andere opkomende machten ook negatieve consequenties kan hebben voor ons land, en niet alleen omdat ze ons economisch voorbijstreven?

Mijn stelling is dat we naast de kansen die nieuwe partnerschappen met opkomende machten bieden, ook bedacht moeten zijn op de risico’s. We praten over meer autoritair ingestelde regimes, die doorgaans minder heil zien in zaken die ons heel dierbaar zijn. Zaken als vrijheid, democratie, mensenrechten. Je kunt op het internationaal toneel al enige jaren een trend onderscheiden waarin het gemeengoed wordt om het universele karakter van mensenrechten aan de kaak te stellen. Mensenrechten heten dan ineens een Westerse uitvinding te zijn, die niet van toepassing zijn op andere delen van de wereld. Daar kan ik me niet in vinden en ik kan me er ook over opwinden. Mensenrechten gelden immers voor iedereen, altijd en overal. Het is één van de redenen dat ik bij mijn aantreden besloten heb mensenrechten centraal te stellen in het buitenlands beleid, en ook één van de redenen dat ik vind dat de Europese Unie zich in de wereld sterk moet maken voor mensenrechten. Juist de Unie, die in mijn ogen een waardengemeenschap bij uitstek is, moet zich in deze wereld onderscheiden door hard in te zetten op respect voor mensenrechten. Je ziet dat daarin de grote aantrekkingskracht ligt van Europa, juist ook in andere delen van de wereld, waar rechten met voeten worden getreden. Dat moeten we uitbuiten! En we moeten die waarden zeker niet van binnenuit uithollen. Daarom houd ik ook zo strak de hand aan de toetredingscriteria: alleen landen die overduidelijk hebben aangetoond dat ze de waarden die ten grondslag liggen aan de Europese integratie begrijpen, omarmen en toepassen mogen toetreden. Dat Radovan Karazdic nu voor het Joegoslavië tribunaal terecht staat, beschouw ik als één van de hoogtepunten van de afgelopen jaren. Dat Nederland daar zijn poot stijf heeft gehouden en Servië niet op een presenteerblaadje een Stabilisatie- en Associatieakkoord heeft aangeboden, heeft zeker ook een rol gespeeld bij zijn komst naar Den Haag. Zolang Ratko Mladic niet ook naar Den Haag is overgebracht, zal dat de toenadering tussen Servië en de EU blijven belasten. Wat Turkije betreft: het land maakt vorderingen, maar is bij lange na nog niet zo ver dat toetreding in beeld komt.

Het is logisch dat opkomende machten politiek meer ruimte eisen, en ook krijgen. ’s Werelds instituties zijn nog niet op deze nieuwe realiteit ingesteld.Ik vind dat we voort moeten maken met een aanpassing van deze instellingen, anders maken ze zichzelf irrelevant in de 21e eeuw. Dat geldt voor de Veiligheidsraad, maar ook voor de internationale financiële instellingen zoals Wereldbank en IMF. Het kan niet zo zijn dat een Aziaat nooit aan het hoofd kan staan van deze clubs, omdat we ruim zestig jaar geleden hebben bedacht dat deze altijd door een Amerikaan, dan wel een Europeaan geleid moeten worden. Dat is volkomen achterhaald.

Voor Nederland is het goed als iedereen, ook grote landen, ook opkomende machten, via de gebruikelijke internationale kanalen opereert, en zich verbindt aan een op recht en regels gestoelde internationale orde. Daar ontleent ons land bescherming aan. Maar dan moeten die gebruikelijke kanalen wel met hun tijd meegaan. Anders zullen we steeds vaker dit soort beelden in de krant terugzien. [beeld: Ahmedjinedad, Lula en Erdogan] Hier zien we de presidenten van Iran, Turkije en Brazilië na de bekendmaking van hun nucleaire deal. En wat luidt dan het onderschrift? “Westerse leiders werden bij dit feestje node gemist.” Dat is niet in ons belang. Het is prima als Turkije en Brazilië tot resultaten komen in Teheran, dat moedig ik van harte aan, maar zij opereren daar niet in eerste instantie met het Nederlands veiligheidsbelang op het netvlies. Het Nederlands belang vereist dat we nog een forse stap verder gaan dan de deal die nu is afgekondigd. Ik wil gewoon keiharde garanties hebben dat Iran niet bezig is met de ontwikkeling van een kernwapen en dat Iran zich verbindt aan de geldende internationale normen. En die keiharde garanties wil ik krijgen van het Internationaal Atoom- en Energieagentschap, en niet van president Lula en premier Erdogan, hoe sympathiek ze me ook zijn. Kortom, ondanks de toezeggingen van Ahmedjinedad – die we overigens al eerder hebben gehoord uit zijn mond – vind ik het terecht dat in de Veiligheidsraad verder gesproken wordt over het verscherpen van de sancties tegen Iran. Het land voldoet immers bij lange na nog niet aan de Veiligheidsresoluties en weigert nog steeds het IAEA inzicht te geven in zijn nucleaire programma. Daarmee blijft het een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid.

Partnerschappen in de 21e eeuw

Dames en heren,

De wereld verandert dus: dat schept kansen, maar maakt ons ook onzeker. Niet voor niets schrijft Dominique Moïsi in zijn boek The Geopolitics of Emotion dat het overheersende gevoel in Azië hoop is, en in het Westen angst. [beeld: boekcover] Wij lijken het toch een beetje zo te ervaren dat zij als winnaars uit de globalisering komen, en wij de verliezers zijn. Dat verklaart ten dele ons gesomber en ook de neiging terug te willen gaan naar wat vertrouwd is en waar we ons wel bij voelen. Maar ons terugtrekken achter de dijken zal ons niet helpen. Integendeel, we moeten juist de boer op, partnerschappen aangaan, kansen grijpen, meedoen. Ik zei het al: om de Nederlandse belangen veilig te stellen, moeten we over de dijken heen. Binnenland en buitenland zijn immers niet meer los van elkaar te zien.

Wat is er nodig om ons land veilig en welvarend door de 21e eeuw te loodsen? Ik vraag het jullie, graag een show of hands…

Een sterk Europa: wie denkt dat Nederland daar baat bij heeft?

Een hechte trans-Atlantische relatie…wie biedt?

En tenslotte…meer investeren in relaties met opkomende machten, zoals China, India, Brazilië, maar ook Rusland…wie ziet daar het nut van in?

Mijn stelling is dat het aangaan van partnerschappen de weg van de toekomst is. Niet afzonderlijkheid is het devies, maar gezamenlijkheid. Dat komt omdat geen enkel land de uitdagingen waar we voor staan eigenhandig kan oplossen, hoe machtig die landen ook zijn. De grensoverschrijdende problemen van deze tijd vragen om grensoverschrijdende oplossingen. Dan heb ik het over het tegengaan van klimaatverandering, over de bestrijding van internationaal terrorisme, over het werken aan een kernwapenvrije wereld, over het vinden van een antwoord op de schaarstevraagstukken van energie, voedsel en water. Al deze uitdagingen vragen om collectieve actie. Om internationale samenwerking.

En trouwens, ze vragen ook om een geïntegreerde benadering. Ontwikkelingssamenwerking en veiligheidsbeleid zijn geen gescheiden terreinen meer. Klimaatbeleid en energievoorzieningszekerheid liggen in elkaars verlengde. Toch beschouwen wij deze zaken vaak nog als deelterreinen, en treden we in de wereld verkokerd op, vanuit deelbelangen. Daarmee doen we ons brede nationale belang tekort. Zo halen we niet het maximale effect uit onze inzet en uit onze euro. Dat kan beter. Daarom zou ik het goed vinden als in een volgend kabinet één minister van Internationale Zaken de lead zou nemen: dat zou het gemakkelijker maken om zaken die met elkaar samenhangen ook in samenhang te bezien, en om coherenter op te treden op het internationale toneel. Het zou ook die noodzakelijke impuls kunnen geven aan de manier waarop we onze ontwikkelingssamenwerking inrichten en ons hulpgeld besteden. Eén minister die invulling kan geven aan het buitenlands beleid inclusief ontwikkelingssamenwerking zou hier wat mij betreft uitkomst kunnen bieden.

Sterk Nederland in een sterk Europa

Goed, met welke partners moeten we optrekken in de wereld om de Nederlandse belangen te maximaliseren? Voor mij begint het antwoord op die vraag in Europa. De Europese Unie is het meest natuurlijke verlengstuk van de Nederlandse belangen in de wereld. Niet alleen op economisch terrein: al is de welvaartswinst die we dankzij de interne markt en ook dankzij de euro mogen boeken evident. Ook wat betreft onze veiligheid hebben we veel aan de EU te danken: geen oorlog meer tussen lidstaten èn de uitbreiding met de landen in Midden- en Oost-Europa, waarmee een historisch onrecht werd rechtgezet. Ook in politiek opzicht zullen we nu onze kaarten op de EU moeten zetten; eenvoudigweg omdat we met z’n 27-en veel meer kunnen bewerkstelligen in de wereld dan dat Nederland in z’n eentje vermag. Nederland alléén zal nooit strategische relaties kunnen aanknopen met de belangrijke spelers in de wereld. De EU kan dat wel.

Maar de Europese Unie is nog niet de geopolitieke machtsspeler die ze zou kunnen zijn gezien haar economische omvang en haar morele zeggingskracht in de wereld. Om dat te bewerkstelligen, zullen we een paar dingen moeten doen, en wel urgent.

We zullen de Griekse schuldencrisis achter ons moeten laten. Dat er weeffouten zitten in het wandkleed van de euro, is inmiddels tot iedereen doorgedrongen. Dat de wal het schip van de Economische en Monetaire Unie nu moet keren is pijnlijk, en ook duur, maar ik kan niet vaak genoeg zeggen dat het echt in ons belang is dat we er bij blijven en dat we meehelpen de euro gezond te houden. Aan een stabiele euro verdienen wij nu eenmaal méér geld. De noodingrepen die we nu gezamenlijk hebben genomen laten zien dat de Europese Unie daadkrachtig kan optreden als het moet. Op de momenten dat het er op aankomt, is die eenheid er. Iedereen is er ook absoluut van doordrongen dat dit soort problemen in de toekomst koste wat kost voorkomen moet worden: door strakkere afspraken te maken over het gezond houden van de overheidsfinanciën en door betere controle op de naleving van die afspraken. Die wake up call is echt wel aangekomen – de urgentie is evident.

Een ander vereiste is dat we zorgen dat onze economieën weer duurzaam op gang komen. In de herziening van de Lissabon-strategie, die volgende maand moet uitmonden in een nieuwe strategie voor de Europese Unie richting 2020, staan duurzame groei en werkgelegenheid centraal. Dat is in deze tijd de juiste focus! Ruimte bieden aan verduurzaming en innovatie, zodat Europa kan blijven concurreren in de wereld. Daar hebben juist ook Nederlandse ondernemers, die overal ter wereld handelen en investeren, profijt van. En ook Nederlandse universiteiten hebben hier baat bij. Het gaat om het bevorderen van een klimaat waarin we mogen excelleren en om het stimuleren van kennis en kunde die ons goed van pas zal komen in deze tijd.

En de Europese Unie zal haar overredingskracht in de wereld op een hoger peil moeten brengen. Om dat te bereiken, zullen de lidstaten veel eensgezinder moeten optreden. Het Verdrag van Lissabon is er: dat moeten we nu voor ons laten werken. De Vaste Voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, en de Hoge Vertegenwoordiger voor het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid, Catherine Ashton, moeten daadwerkelijk het gezicht en de stem van de EU in de wereld worden. De nieuwe Europese Dienst voor Extern Optreden, zeg de diplomatieke dienst van de EU, moet een succes worden. Dat vraagt discipline en zelfbeheersing van alle lidstaten. Het besef dat een gezamenlijk extern beleid ons gewicht in de wereld vergroot, moet zwaarder wegen dan de wens overal onze eigen driekleur te zien wapperen. Alleen als we eensgezind zijn, een krachtig gemeenschappelijk beleid voeren, kan Europa een bepalende geopolitieke machtsfactor wordt op het wereldtoneel, naast de Verenigde Staten en China. Die ambitie zouden we wel moeten hebben: om van de G2 de G3 te maken. Niet als doel op zich, maar omdat dat ons beter in staat zal stellen ons eigen stempel op ontwikkelingen te drukken. Als we dat niet doen, dan gaan anderen in de wereld de dienst uitmaken, en hebben wij ons maar neer te leggen bij de uitkomst – ook als die ons niet aanstaat. Dat zou niet mijn keuze zijn: we moeten er zelf bij zijn, sterker nog, we moeten zelf richtinggevend zijn. Vandaar dat ik me uit volle overtuiging inzet voor een sterk Europa. Dat betekent ook: investeren in defensiecapaciteiten, zodat de wereld in crisissituaties een beroep op de EU kan doen, en zodat de EU dan ook kan leveren. Dat een sterk Europa niet voor de helft van de prijs tot stand kan komen, zoals de VVD in zijn verkiezingsprogramma heeft staan, zeg ik maar ten overvloede bij.

Trans-Atlantische relatie

Als Europa zich ontwikkelt tot een politiek interessante speler, dan zullen de traditionele bondgenoten, Europa en de Verenigde Staten, elkaar in de wereld kunnen versterken. Ik ben er nog steeds van overtuigd dat de VS en Europa samen de doorslag kunnen geven met betrekkingen tot veel van de uitdagingen waar we voor gesteld staan. Dat wij samen een beslissende factor kunnen zijn om positieve verandering in de wereld tot stand te brengen, vanuit onze gedeelde waarden. Als het gaat om klimaatverandering bijvoorbeeld, al zie je wel dat ook China en andere Aziatische landen daar hun verantwoordelijkheid nemen. Maar op andere terreinen voert China juist weer een veel minder actief buitenlands beleid, bijvoorbeeld als het gaat om het tot stand brengen van duurzame vrede in het Midden-Oosten. Of als het gaat om het zeker stellen dat er van Afghanistan geen terroristische dreiging meer kan uitgaan en dat de Afghaanse bevolking in de mogelijkheid wordt gesteld een andere richting te geven aan haar toekomst. [beeld: Afghaanse meisjes in schoolbanken] Ik verwelkom het Amerikaanse leiderschap in de wereld, en vind dat Nederland, dat Europa, daar een passende bijdrage aan moet leveren. Niet omdat ik zo graag met Hillary Clinton op de foto sta [beeld: Verhagen en Clinton] – zoals jullie kunnen zien staat zij er altijd beter op – maar omdat het in het Nederlands belang is dat Europa een strategische partner van de Verenigde Staten blijft. Dat betekent dat we niet alleen verwachtingsvol naar de overzijde van de Oceaan kijken als het op onze veiligheidsgarantie aankomt maar dat we ook zelf iets te bieden hebben – binnen de NAVO en daarbuiten. Wat dat betreft is het me tegengevallen dat het gejuich dat klonk bij het aantreden van president Obama, ook in ons land, zich onvoldoende heeft omgezet in actieve steun voor zijn internationale beleid. Ik zal jullie eerlijk zeggen: de houding van de Partij van de Arbeid inzake Uruzgan was voor mij een dieptepunt. Ga maar na. Obama neemt onze strategie over. 43 ISAF partners verhogen hun troepenaantal of houden het gelijk. Nederland is de enige die geen gehoor wenst te geven aan het verzoek van de NAVO en de Amerikanen om een in de tijd beperkte missie van geringere omgang, die meer gericht is op training, in de provincie die wij als geen ander kennen, en waar onze geïntegreerde benadering model heeft gestaan voor de brede internationale aanpak die nu gekozen is. Dat vind ik heel erg klein gedacht en dan gaat het me niet om mijn gezichtsverlies, al zullen sommigen dat bij hoog en laag blijven beweren. Invloed win je niet met praatjes vanaf de zijlijn. Invloed win je door je deel te doen en door het goed te doen. En dan gaat het niet om invloed om de invloed, maar om invloed waarmee je iets kunt bereiken op het gebied van goed bestuur, respect voor mensenrechten en bestrijding van corruptie. Nederland scoorde daar geweldig goed, dat krediet hebben we nu achteloos op het spel gezet. En waarvoor? Voor een tijdelijke boost in de peilingen.

De toekomst van onze diplomatie

Dames en heren,

Wie van jullie vindt dat er bezuinigd kan worden op Defensie?

En op ontwikkelingssamenwerking?

En hoe staan jullie tegenover de Nederlandse diplomatie? Moet Nederland zijn ambassades in het buitenland sluiten nu we conference calls en facebook hebben?

De bezoekers van de RTL Bezuinigingswijzer snijden gemiddeld 17% in de begroting van Buitenlandse Zaken. Dat komt grotendeels ten laste van ontwikkelingssamenwerking, dat in de Nederlandse samenleving op de korrel wordt genomen. Net als defensie overigens, waar mensen gemiddeld 19% op willen korten.

Ik zou dat onverstandig vinden. In deze platte en snelle wereld, waar onze binnenlandse belangen zo nauw verweven zijn met het buitenland, mogen we de buitenlandgerelateerde uitgaven niet het sluitstuk van onze begroting maken. Dan snijden we ons in de vingers. Ontwikkelingssamenwerking is niet alleen een morele plicht, maar kan ook vanuit ons eigenbelang worden gedefinieerd. Zo kunnen hulpgelden worden aangewend om massale migratie – bijvoorbeeld als het gevolg van milieudegradatie – tegen te gaan. Vanuit Defensie draagt Nederland bij aan vrede en veiligheid in de wereld met een goed uitgeruste, sterk gemotiveerde en expeditionaire krijgsmacht. Ik vind dat we dat moeten blijven doen. Daar zit ook een morele component aan: it’s about doing the right thing! Maar ook hier geldt dat we tegelijkertijd ons eigen belang dienen. Mochten jullie geleerd hebben dat idealisme en realisme elkaar uitsluiten, dan zou ik willen zeggen: voor mij niet! Ik heb ons buitenlands beleid op beide gestoeld. Op een moreel kompas een realistische koers gevaren. Nederland gedijt het best in een stabiele wereld, waar gehandeld en geïnvesteerd kan worden. En daarom maken we ons sterk vóór mensenrechten en tégen protectionisme. Volgende maand in Toronto weer, als de G20 opnieuw bij elkaar komt. We zitten daar aan tafel niet omdat we ons zonodig groot moeten voelen, of luchtfietserij willen bedrijven, maar om Nederlandse banen veilig te stellen. Dat is realisme ten top.

Ook in de 21e eeuw blijft diplomatie een buitengewoon belangrijke manier om zaken te doen in de wereld. Natuurlijk moeten we ons heroriënteren. En dat doen we ook, deels ook ingegeven door de grote bezuinigingsoperatie die op ons afkomt. We bekijken onze presentie in de wereld niet alleen vanuit een geografische invalshoek, waarbij we er dan vooral op letten of onze vertegenwoordigingen in de opkomende machten wel ruim genoeg in hun jasje zitten en of het op andere plaatsen in de wereld misschien niet een tandje minder kan – maar we kijken ook naar onze manier van werken: is die nog wel van deze tijd? Diplomatie richt zich van huis uit op de betrekkingen tussen overheden, en we weten allemaal dat het speelveld inmiddels veel groter is geworden. Niet alleen bedrijven zijn internationaal actief en onderhouden hun eigen netwerken, burgers doen dat ook. [beeld: Facebook community] Sociale netwerken zijn all over the place: ik verwacht dat jullie daar ook allemaal op een heel vanzelfsprekende manier deel van uitmaken. Dat maakt jullie op een bepaalde manier ook allemaal tot ambassadeurs van Nederland. Die sociale diplomatie, die verbanden tussen groepen mensen, zullen alleen maar belangrijker worden. Ik zou jullie ook willen aanraden die contacten uit te bouwen, en voor jezelf eens op zoek te gaan naar hoe jongeren elders in de wereld staan. Lees niet alleen wat Westerse auteurs schrijven over de opkomst van China, maar bekijk het met eigen ogen, bijvoorbeeld door de website te bezoeken van Hanhan, de meest populaire blogger ter wereld, met 377 miljoen hits. Of kijk hoe jongeren in Egypte bloggen. Het brengt wat ooit ver weg was, dichterbij. Je hoeft er niet altijd geweest te zijn om toch waardevolle inzichten te kunnen ontwikkelen.

Dat geldt ook voor Buitenlandse Zaken, dat zich veel meer zal moeten ontwikkelen tot een open netwerkorganisatie, waarbij het delen van kennis en informatie en het koppelen van mensen centraal staat. Dat pad zijn we al ingeslagen, maar het 2.0 opereren zal alleen nog maar een hogere vlucht gaan nemen. Dat laat onverlet dat ook de traditionele diplomatie in de 21e eeuw nog lang niet is uitgespeeld. Niet alle overheden in de wereld twitteren. In sommige landen kom je nu eenmaal alleen maar op overheidsniveau binnen. Dan heeft het voor een bedrijf weinig zin om zelf op stap te gaan. Of om zomaar even een e-mailtje te sturen. Fysieke aanwezigheid en face to face contacten blijven van wezenlijk belang. [beeld: speeddatende ambassadeurs met vertegenwoordigers bedrijfsleven] Dat geldt niet alleen voor dienstverlening aan bedrijven maar ook voor de belangenbehartiging van Nederlandse burgers: zo waren we laatst maar wat blij dat we een ambassade hebben in Tripoli. Dat maakte onze dienstverlening aan Nederlandse nabestaanden een stuk beter, we kenden immers de weg. Kortom, we kunnen ook in deze tijd niet zonder een wijdvertakt netwerk van ambassades om de Nederlandse belangen in de wereld goed te behartigen. Dit in antwoord op degenen die zojuist vonden dat we onze deuren in het buitenland wel konden sluiten.

Dames en heren,

[beeld: terug naar ingezonden brief] Als ik de briefschrijver uit de Metro moet geloven, heb ik met deze toespraak het populisme in Nederland weer een grote dienst bewezen. Toch ga ik daarom niet mijn boodschap aanpassen: ik ben het gewoon niet met hem eens. Ik weet: een actief buitenlands beleid is geen luxe maar pure noodzaak. In de afgelopen drie jaar als minister van Buitenlandse Zaken heb ik daaraan vorm proberen te geven. Van jullie hoor ik graag hoe jullie dat beoordelen.

Dank jullie wel!