Kamerbrief over de vijfde rapportage migratie en ontwikkeling
In juni 2004 is de beleidsnotitie Ontwikkeling en Migratie verschenen. Tijdens het Algemeen Overleg van 7 december 2004 daaropvolgend is toegezegd u hierover halfjaarlijks te rapporteren1. Tijdens het AO migratie en ontwikkeling op 26 april 2007 verzocht uw Kamer deze frequentie van rapporteren te handhaven. Tevens hebben wij toegezegd voor het eind van het jaar een nieuwe notitie uit te brengen. In deze notitie zal worden ingegaan op nieuwe beleidsprioriteiten. U zult dit jaar geen verdere rapportage ontvangen.
In deze laatste halfjaarlijkse rapportage naar aanleiding van de notitie van 2004 wordt verslag gedaan van het “Global Forum on Migration and Development” dat op 9, 10 en 11 juli heeft plaatsgevonden in Brussel. Daarnaast wordt ingegaan op de ontwikkelingen in de EU, met name de onderwerpen die in de “High Level Working Group on Asylum and Migration” aan de orde zijn geweest. Ook wordt ingegaan op de toezeggingen die tijdens het AO zijn gedaan.
Een toezegging tijdens het AO betrof het onderzoeken van de mogelijkheden van een pilot circulaire migratie. Een interdepartementale werkgroep verricht in dit kader momenteel een haalbaarheidsstudie. Over de uitkomst daarvan wordt u in de hiervoor genoemde notitie bericht.
Global Forum on Migration and Development
Op 9, 10 en 11 juli 2007 werd in Brussel de eerste bijeenkomst van het "Global Forum on Migration and Development" (verder: Forum) gehouden. Deze bijeenkomst vormde het vervolg op de “High Level Dialogue on International Migration and Development” (HLD), die in september 2006 plaatsvond in de AVVN. Het door België uitstekend georganiseerde Forum bracht beleidsmakers uit 155 landen en vertegenwoordigers van een dertigtal internationale organisaties bijeen en leverde een nuttige uitwisseling van ideeën op het gebied van migratie en ontwikkeling op, alsmede een aantal concrete samenwerkingsverbanden. Nederland heeft België zowel financieel als met personeel ondersteund bij de voorbereiding van het Forum.
Op 9 juli, voorafgaand aan het regeringsgedeelte op 10 en 11 juli, vond een bijeenkomst plaats voor het maatschappelijk middenveld. 200 deelnemers uit 55 landen, waaronder vijf Nederlandse organisaties namen hieraan deel. NGO’s, onderzoekers, migrantenorganisaties en vertegenwoordigers van vakbonden en de private sector discussieerden over dezelfde thema’s als de regeringsvertegenwoordigers de dagen erna. Op 10 juli werden vervolgens hun aanbevelingen gepresenteerd. Deze hadden onder meer betrekking op:
- Het coherent maken van beleid op gebied van kennismigratie en ontwikkeling;
- Internationale erkenning van diploma’s en werkervaring;
- Informeren van migranten over hun rechten, zowel voor vertrek als na aankomst;
- Flexibiliteit van beleid op gebied van circulaire migratie, zoals het toestaan van arbeid voor meerdere jaren, niet beperkt tot één werkgever en het verstrekken van zgn. “multiple-entry” visa.
De hoge opkomst tijdens de dagen voor regeringsvertegenwoordigers maakte duidelijk dat de aandacht en het “commitment” voor het onderwerp migratie en ontwikkeling nog altijd zeer aanwezig is. Er werd actief deelgenomen aan de drie Ronde Tafel discussies, verdeeld over twaalf sessies. Elke sessie was voorbereid door een werkgroep van landen en internationale organisaties. De door hen vooraf verspreide achtergronddocumenten, een bruikbaar resultaat op zich, garandeerden dat de discussies konden insteken op een behoorlijk niveau.
Nederland, op hoog ambtelijk niveau vertegenwoordigd door het ministerie van Buitenlandse Zaken en het ministerie van Justitie, heeft deelgenomen aan de sessies over kennismigratie, circulaire migratie en geldovermakingen van migranten.
Kennismigratie: evenwicht in belangen en verantwoordelijkheden
Deze sessie, voorgezeten door Ghana en het Verenigd Koninkrijk en met Nederland als rapporteur, was gericht op wederzijdse voordelen van kennismigratie in met name de gezondheidssector. Veel ontwikkelingslanden hebben serieuze tekorten aan hoger opgeleiden in bepaalde sectoren van hun arbeidsmarkt, mede doordat deze mensen naar het Noorden vertrekken (“brain drain ”). Het Noorden ziet hen over het algemeen graag komen. Dit maakt kennismigratie tot een gevoelig thema. Duidelijk was dat het besef bestaat dat landen van herkomst en bestemming een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben om tot oplossingen te komen waar “brain drain” problemen veroorzaakt. Beleid op het gebied van kennismigratie staat in veel landen echter nog in de kinderschoenen. In dit kader werden ervaringen uitgewisseld ten aanzien van afdwingbare gedragcodes en bilaterale afspraken over kennismigranten. Onder andere Nederland deelde ervaringen met projecten ter bevordering van “brain gain” (tijdelijke uitzending van migranten). De WHO werkt aan een mondiale “code of practice on international recruitment of health workers”. Naar aanleiding van deze sessie zal een matrix van ‘best practices’ worden opgesteld om zowel landen van herkomst als landen van bestemming te laten profiteren van kennismigratie. Daarnaast zal een aantal reeds bestaande gedragscodes, zoals die van het Verenigd Koninkrijk, worden geëvalueerd. De “Global Health Workforce Alliance” (GHWA) zal tijdens het volgende Forum in Manilla rapporteren over hun onderzoek naar oplossingen voor de mondiale “gezondheidswerkerscrisis”.
Hoe kunnen circulaire migratie en duurzame terugkeer fungeren als ontwikkelingsinstrument?
Doel van deze sessie, voorgezeten door de Europese Commissie en Mauritius, en met Nederland als panellid, was om lacunes in bestaande kennis te identificeren en tot beleidsaanbevelingen te komen. Circulaire migratie kan zowel tijdelijke migratie als de tijdelijke uitzending van migranten naar hun land van herkomst betreffen, zolang de “cirkel” maar rond is. Aangenomen werd dat wanneer circulaire migratie op een geplande en vrijwillige manier plaatsvindt, gekoppel d aan de behoeften van landen van herkomst en bestemming, dit voordelig kan zijn voor alle betrokkenen. Tegelijk bleek een duidelijk besef dat dit instrument niet gezien kan worden als dé oplossing voor alle problemen. Gesproken werd over elementen die bijdragen aan het succes van circulaire migratieprogramma’s, alsmede over uitdagingen bij de vormgeving en handhaving van dergelijke programma’s, zoals de tegenstrijdige prioriteiten van de belangrijkste belanghebbenden, het overwinnen van een erfenis van mislukking van eerdere programma’s en het garanderen van terugkeer.
Mauritius riep staten op om deel te nemen aan een pilot circulaire migratie. Aan deze oproep werd tijdens het Forum geen gehoor gegeven. Nederland gaf aan dat het een haalbaarheidsonderzoek uitvoert naar een pilot circulaire migratie. Ten aanzien van tijdelijke uitzending van migranten zeiden meerdere landen positieve ervaringen te hebben met het MIDA (“Migration for Development in Africa”) programma. De MIDA programma’s zullen worden geëvalueerd om de impact ervan te meten. Een aantal landen voegde toe dat de tijdelijke uitzending van migranten door de “thuisblijvers” als oneerlijke bonus gezien kan worden.
Het verhogen van de micro- impact van geldovermakingen op ontwikkeling
Centrale vraag bij deze sessie, voorgezeten door Mexico, was hoe geldovermakingen kunnen bijdragen aan ontwikkeling. Gesteld werd dat migranten het meest succesvol zijn (en het meeste geld overmaken) wanneer zij een goede band met hun land van herkomst behouden en goed geïntegreerd zijn in het land van bestemming. Daarom hebben enkele landen een sociale attachee op hun consulaat in het land van bestemming, die de migrant helpt zijn of haar weg te vinden in de nieuwe maatschappij. Geconcludeerd werd dat beleid gericht moet zijn op het verbeteren van financiële markten en instituties, bij voorkeur in samenwerking met de private sector. Daarnaast is het belangrijk dat mensen over financiële mogelijkheden worden ingelicht (zgn. “financial literacy”) en migranten toegang hebben tot banksystemen. Oorzaak hiervan is vaak dat illegale migranten geen identiteitsbewijs hebben. Een aantal landen waaronder de VS ziet speciale migrantenidentiteitsbewijzen als oplossing.
Marktplaats
Parallel aan de Ronde Tafel sessies organiseerde de United Nations Department of Economic and Social Affairs (UNDESA) een “marktplaats”. Bedoeling hiervan was dat deelnemers, die vóór het Forum al via internet konden overleggen over concrete projectvoorstellen, tijdens het Forum fysiek bij elkaar kwamen om verdere overeenstemming te bereiken over deze projecten. In totaal hadden 32 ontmoetingen plaats. Nederland heeft verkennende gesprekken gevoerd met Tanzania en Peru ten aanzien van mogelijke ondersteuning op het vlak van grensbewaking. Ook besprak Nederland met de Rwandese delegatie de mogelijkheden van een MIDA project voor de tijdelijke uitzending van migranten vanuit heel Europa naar hun landen van herkomst, te weten Rwanda, Burundi en de DRC. Financiering van dergelijke projecten zal naar aanleiding van aanvullende informatie nader worden bezien.
Toekomst van het Forum
Over de toekomstige vorm van het Forum werd afgesproken dat er geen nieuw instituut zal worden opgericht, maar dat de link met de VN behouden blijft. Het Forum zal interstatelijk, informeel en niet-bindend blijven. Nog onbekend is wanneer de volgende bijeenkomst van het Forum, in Manilla, plaats zal vinden. Mogelijk zal deze niet na een jaar, maar na 1,5 jaar worden georganiseerd. Nederland zal zich blijvend inzetten om ook de Filipijnen te ondersteunen een volgende geslaagde bijeenkomst te organiseren.
Ontwikkelingen in de Europese Unie
Onder Duits voorzitterschap is binnen de Unie onverminderd aandacht besteed aan het onderwerp migratie. Daarbij werd enerzijds gewerkt aan het verbeteren van de samenwerking bij grensbewaking en anderzijds aan de samenwerking met de landen van herkomst en transit. De nadruk lag op de uit werking van de ‘Algehele aanpak voor migratie’, waarover in december 2006 raadsconclusies werden aangenomen.
In mei heeft de Commissie twee mededelingen uitgebracht gericht op uitbreiding en verdieping van de Algehele aanpak van migratie. In de mededeling “Toepassing van de algehele aanpak van migratie op de grensregio’s ten oosten en zuidoosten van de Europese Unie” suggereert de Commissie mogelijkheden om de dialoog over migratie met die buurlanden van de Unie te verbeteren door aan te sluiten bij reeds bestaande (regionale) samenwerking en dialoog en deze met name te richten op intensivering van de dialoog over migratie en operationele samenwerking.
In de mededeling “Circulaire migratie en mobiliteitspartnerschappen tussen de Europese Unie en derde landen” wordt stil gestaan bij de juridische vorm en inhoud van mobiliteitspartnerschappen, alsmede de inzet die vereist is van de EU-lidstaten en van het derde land. Hiernaast wordt door de Commissie in deze mededeling een voorstel gedaan voor een gezamenlijke definitie van circulaire migratie, mogelijke juridische maatregelen ter bevordering van circulariteit en garanties ter waarborging van de effectiviteit van circulaire migratie met het oog op terugkeer, het voorkomen van brain drain en de bevordering van partnerschappen.
In de conclusies van de Europese Raad van juni 2007 heeft de Raad beide mededelingen verwelkomd en de Commissie verzocht in samenspraak met de lidstaten de begrippen circulaire migratie en mobiliteitspartnerschappen verder uit te werken en invulling te geven. Inmiddels hebben eerste consultaties met de lidstaten plaatsgevonden, dit zal onder Portugees voorzitterschap verder worden uitgewerkt. Nederland staat in beginsel positief tegenover het concept van een mobiliteitspartnerschap en het bevorderen van circulaire migratie met een derde land maar wijst hierbij nadrukkelijk op de bevoegdheden van de lidstaten ten aanzien van de eigen arbeidsmarkt, de uitgangspunten van vraagsturing en gemeenschapsvoorkeur.
Tevens is een eerste stap gezet in de uitwerking van de afspraken van de conferenties over migratie en ontwikkeling in Rabat en in Tripoli (2006). Aan de hand van een werkprogramma, waarin de thema’s migratie en ontwikkeling, legale migratie en illegale migratie worden uitgewerkt, wordt een vervolg van de conferentie van Rabat voorbereid. In de tweede helft van 2008 zal onder Frans voorzitterschap een nieuwe ministeriële conferentie plaatsvinden. Implementatie van de verklaring van Tripoli vindt plaats in het kader van de besprekingen tussen de EU en de Afrikaanse Unie. Migratie zal een van de prioriteiten zijn op de EU-Afrika Top in december 2007.
In een eerdere brief informeerden de ministers van Buitenlandse Zaken en voor Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer reeds over de opzet van een migratiecentrum in Mali2. Tijdens het AO van 26 april is toegezegd u hier nader over te informeren. Op 2 juli jl. heeft het EOF-Comité het projectvoorstel voor een migratiecentrum in Mali goedgekeurd. In antwoord op vragen van de leden Fritsma en De Roon is uw Kamer hierover geï nformeerd.3
Zoals in december 2006 door de Raad aangekondigd hebben EU-missies plaatsgevonden naar een aantal Afrikaanse herkomstlanden met als doel het versterken van de dialoog en samenwerking op het gebied van migratie. In het kader van artikel 8 (politieke dialoog) en artikel 13 (migratie) van het verdrag van Cotonou hebben besprekingen plaatsgevonden met Kaapverdië, Mauritanië en Ghana. Nederland heeft bijgedragen aan de voorbereiding hiervan en deelgenomen aan de missie naar Ghana. In Ghana is positief gereageerd op de missie. De Ghanese overheid ziet het bestrijden van illegale migratie, herintegratie en legale migratie als prioriteiten en ziet evenals de EU het belang van het integreren van migratie in het ontwikkelingsbeleid. De dialoog zal lokaal een vervolg krijgen waarbij nadruk zal liggen op concrete activiteiten.
In de samenwerking met de Mediterrane buurlanden wordt thans de Euromed ministeriële conferentie over migratie voorbereid die in november zal plaatsvinden. Voor Nederland ligt hier de nadruk op afspraken over terug- en overname, capaciteitsopbouw en vluchtelingenbescherming. Nederland heeft in het kader van het regionale project ‘Mediterranean Transit Migration’ geparticipeerd in een aantal expertbijeenkomsten over detentie, opvang, mensensmokkel- en handel en terugkeer. De expertbijeenkomst over terugkeer, begin juni van dit jaar, heeft Nederland samen met Marokko voorbereid en voorgezeten.
Op het terrein van de operationele samenwerking op het gebied van grensbewaking heeft Nederland deelgenomen aan de “HERA” operatie op de Canarische eilanden. Nederland heeft bij deze door Frontex gecoördineerde operatie experts afgevaardigd die geassisteerd hebben bij de identificatie van personen. Daarnaast zal Nederland in het kader van de implementatie van de verordening tot oprichting van snelle grensinterventieteams, een pool van experts samenstellen die kunnen deelnemen aan gezamenlijke Frontex operaties.
Op het gebied van legale migratie zal door de Commissie ter uitvoering van het Haags Programma en het Beleidsplan legale migratie van 21 december 2005, in oktober 2007 een algemene kaderrichtlijn inzake de rechten van arbeidsmigranten en een richtlijn voor toegang en verblijf van hooggeschoolde arbeidskrachten worden gepresenteerd. Uw Kamer zal hierover separaat worden geïnformeerd.
De migrant als exportproduct
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft na vragen van kamerlid Gill ’ard toegezegd voorbeelden van strategieën van de ‘migrant als exportproduct’ in India en Jamaica nader te bekijken. Deze inventarisatie is uitgebreid met de Filipijnen waar het beleid gericht is op het opleiden van mensen om in het buitenland te werken. Hierop is het volgende te zeggen.
Zowel in India als in Jamaica bestaat (nog) geen expliciet overheidsbeleid dat zich ten doel stelt mensen speciaal op te leiden voor (tijdelijke) emigratie. Wel blijkt in de praktijk dat de overheid potentiële migranten stimuleert om een betrekking in het buitenland te zoeken. Geldovermakingen van migranten spelen hierbij een belangrijke rol: zij vormen een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van het land. In India wordt het totaal aan geldovermakingen van migranten geschat op 24,6 miljard dollar in 2005-2006. Keerzijden van deze grootschalige vorm van emigratie betreffen echter ontwrichting op sociaal vlak als gevolg van het feit dat kinderen niet meer door hun moeders worden opgevoed, alsmede het ontstaan van een te grote economische afhankelijkheid van buitenlandse geldstromen. Bovendien blijkt dat migranten zich vaak in een kwetsbare positie bevinden; uitbuiting komt veel voor.
In tegenstelling tot India en Jamaica kennen de Filipijnen wel beleid op dit terrein. De Filipijnse bevolking, in totaal 85 miljoen, bestaat voor 10 miljoen uit ‘overseas workers’. Hoewel de Filipijnse overheid voortdurend de positieve kanten van de export van arbeid propageert, lijkt het beleid uiteindelijk een overwegend negatieve impact op de samenleving te hebben. Ook in de Filipijnen wordt de afhankelijkheid van buitenlandse overmakingen steeds groter. Daarnaast veroorzaakt het ‘brain drain’, met name in sectoren waarin arbeid in de Filipijnen zelf hard nodig is, zoals zorg en onderwijs. Bovendien komen de migranten vaak terecht in de lager geschoolde beroepen, ook als zij hoog zijn opgeleid, hetgeen hun persoonlijke ontwikkeling beperkt.
Een bewust beleid van ontwikkelingslanden voor de “export” van (arbeids)migranten kan een bijdrage leveren aan de macro-ontwikkeling van een land; het kent echter eveneens grote nadelen en risico’s. Er is nog onvoldoende inzicht in de impact ervan en daarom lijkt het vooralsnog onwenselijk dit model uit te dragen. Daarbij dient ontwikkeling er mede op gericht te zijn om mensen nadrukkelijk de mogelijkheid te geven in hun eigen land een bestaan op te bouwen. Ook de bescherming van de mensenrechten van migranten verdient speciale aandacht.
Geldovermakingen
Zoals tijdens het AO van 26 april jl. toegezegd, heeft op het gebied van geldovermakingen overleg plaatsgevonden met het ministerie van Financiën om gezamenlijk te onderzoeken op welke wijze geldovermakingen ten goede kunnen komen aan ontwikkeling. Ter voorbereiding op het Forum is bovendien gesproken met diverse organisaties die zich met geldovermakingen bezighouden, waaronder de Nederlandse Bank, commerciële banken en NGO’s. De financiële infrastructuur in ontvangende landen vormt een obstakel voor de transfers en het benutten van geldovermakingen zou verbeterd kunnen worden (bijvoorbeeld door middel van mobiel bankieren). Dit is een zaak voor de private sector. Bij overheden van ontwikkelingslanden zou aangedrongen kunnen worden op het wegnemen van obstakels in de regelgeving. Vanuit ontwikkelingsoogpunt zou het wenselijk kunnen zijn dat geldovermakingen minder besteed worden aan consumptieve uitgaven en meer aan investeringen in structurele verbeteringen (zoals gezondheidszorg en onderwijs) of in duurzame ondernemingen. Evenwel hebben ook consumptieve bestedingen meestal een positief effect op de lokale economie in de herkomstlanden. In de aanloop naar de nieuwe notitie zullen wij zeker nog vaker met elkaar en andere relevante partijen bijeen komen om te bepalen waar wij ons op dit gebied specifiek op zullen richten. We zullen hierbij ook kijken naar de kansen die innovatieve technologieën kunnen bieden. Het ministerie van Buitenlandse Zaken heeft een subsidieaanvraag in beoordeling voor een uitbreiding van de website www.geldnaarhuis.nl. Op deze site kunnen migranten de prijzen van overmakingen naar het buitenland vergelijken.
Terugkeer en herintegratie
In 2006 zijn in totaal 2915 personen zelfstandig naar hun land van herkomst vertrokken via IOM. Hierbij hebben 1290 personen gebruik gemaakt van de HRT-regeling (Herintegratie Regeling Terugkeer). In de periode van 1 januari tot en met 31 juli 2007 zijn in totaal 929 personen zelfstandig vertrokken via IOM. Hierbij hebben 236 personen gebruik gemaakt van de HRT-regeling (waarvan 60 van de oude regeling “Herintegratie Regeling Project Terugkeer” (HPRT). De daling in de vertrekcijfers lijkt verband te houden met de aankondiging en, recentelijk, de inwerkingtreding van de regeling ter afrekening van de nalatenschap van de oude Vreemdelingenwet.
Uw Kamer is tijdens het AO geïnformeerd over het voornemen de HRT regeling een vast onderdeel te maken van het terugkeerbeleid. Er wordt thans in samenwerking met relevante partners een verkenning gemaakt ten aanzien van de exacte vorm en modaliteiten van het bieden van herintegratiesteun aan vreemdelingen in het kader van terugkeer. Uw Kamer zal onder meer in de nieuwe notitie geïnformeerd worden over de hieruit volgende beleidsvoornemens.
Betrokkenheid van migranten
Tijdens het AO heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking gezegd bereid te zijn migrantenorganisaties trainingen aan te bieden voor capaciteitsversterking. Hiertoe worden inmiddels enkele concrete projectvoorstellen beoordeeld.
Ter voorbereiding op het Forum heeft de Nederlandse overheid het maatschappelijk middenveld geconsulteerd. Op 11 juni jl. werd hiertoe, voor de tweede maal, op het ministerie van Buitenlandse Zaken een bijeenkomst met migrantenorganisaties georganiseerd. Naast migranten waren ook relevante ontwikkelingsorganisaties, academici op het gebied van migratie en beleidsmedewerkers van verschillende ministeries aanwezig. Naast de consultaties voor het Forum was het doel van de dag het versterken van de dialoog tussen migrantenorganisaties en BZ (en andere betrokkenen). Naar aanleiding van presentaties van een aantal wetenschappers vonden in de ochtend discussies tussen betrokkenen plaats. In het middaggedeelte stond het Forum centraal. In kleine groepen werd gesproken over circulaire migratie, geldovermakingen en de organisatie van migrantenorganisaties.
Geconcludeerd kan worden dat de dag in een behoefte heeft voorzien. Inbreng in de discussies was groot. In de uitvoering van beleid ligt, volgens de aanwezigen, de rol van de overheid vooral bij het creëren van de juiste voorwaarden om de betrokkenheid van migranten bij de ontwikkeling van hun land van herkomst te vergroten. In de aanloop naar de nieuwe notitie migratie en ontwikkeling zal wederom overleg met migrantenorganisaties en andere betrokkenen worden gepleegd.
In de laatste twee voortgangsrapportages meldden wij de voortgang van het door IOM-Nederland in april 2006 gestarte project voor tijdelijke uitzending van migranten naar Afghanistan, Bosnië-Herzegovina, Kosovo, Servië en Montenegro, Sierra Leone
en Sudan. Het project beoogt in een periode van twee jaar ongeveer 150 gekwalificeerde migranten met een permanente verblijfsvergunning in Nederland op tijdelijke basis naar hun land van herkomst uit te zenden om bij te dragen aan de wederopbouw aldaar. Uit de laatste rapporten van IOM blijkt dat de belangstelling voor tijdelijke uitzending naar Montenegro, Kosovo en Servië minder hoog is dan gewenst. Oorzaken van deze stagnatie zullen door IOM geanalyseerd worden. Daarentegen lopen de uitzending naar Afghanistan, Sudan en Sierra Leone goed. IOM heeft 375 aanmeldingen ontvangen en inmiddels zijn 83 personen uitgezonden.
Eind dit jaar kunt u de nieuwe beleidsnotitie over migratie en ontwikkeling tegemoet zien. Voorgesteld wordt de frequentie van halfjaarlijkse rapportage hierover medio 2008 opnieuw aan te vangen.
De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Bert Koenders
De Staatssecretaris van Justitie,
Nebahat Albayrak
1: Tweede Kamer, vergaderjaar 2004-2005, 29 693, nr. 2
2: Kamerstuk 2006-2007, 22112, nr. 501, Tweede Kamer
3: Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, nrs. 1904 en 2131