Kamerbrief over de vierde zitting van de VN-mensenrechtenraad d.d. 12 - 30 maart 2007

De vierde zitting van de VN-mensenrechtenraad vindt van 12 tot en met 30 maart plaats te Genève. Graag informeer ik u hierbij over de Nederlandse inzet voor deze zitting.

Context
De VN-mensenrechtenraad (MRR) is tot op heden driemaal in reguliere zitting bijeengekomen. Daarnaast hebben vier speciale zittingen plaatsgehad, namelijk over de situatie in de Palestijnse Gebieden, Libanon, Gaza en Darfur. Over de uitkomst van deze zittingen heb ik uw Kamer telkens geïnformeerd.1 De meest recente brief over dit onderwerp bevatte tevens een appreciatie van het eerste halfjaar van de Raad. Geconcludeerd werd dat hoewel de resultaten tot op heden niet optimistisch stemmen, Nederland zich actief blijft inzetten om het werk van de Raad nader vorm te geven en de verworvenheden van het VN-systeem op mensenrechtengebied te behouden.

Het programma van de vierde zitting werd pas relatief kort voor de zitting vastgesteld. Het voorziet onder meer in een ‘High Level Segment’, een dialoog met de Hoge Commissaris voor Mensenrechten, opvolging van eerdere besluiten van de Raad, interactieve dialogen met Speciale Rapporteurs en bespreking van de voortgang in de onderhandelingen over een aantal institutionele onderwerpen. Hieronder zal ik ingaan op mijn deelname aan het ‘High Level Segment’ en op de Nederlandse inzet bij de overige programmaonderdelen.

High Level Segment
Op 12 maart zal ik tijdens het ‘High Level Segment’ de Raad toespreken. Hiermee wil ik onderstrepen dat Nederland groot belang hecht aan het onderwerp mensenrechten in het algemeen en aan het werk van de Mensenrechtenraad in het bijzonder. In mijn toespraak zal ik de leden van de Raad oproepen de morele moed te tonen die nodig is om over mensenrechten te spreken, niet alleen over situaties in andere landen maar ook in eigen land. Als voorbeeld hiervan zal ik verwijzen naar het bezoek dat de Speciale Vertegenwoordiger voor geweld tegen vrouwen in juni 2006 aan Nederland bracht. Ik zal het voornemen uitspreken het internationale mensenrechtenprofiel van Nederland de komende jaren te versterken en in dit verband ook wijzen op de Nederlandse kandidatuur voor herverkiezing als lid van de Raad voor de periode 2007-2010. Ik zal voorts benadrukken dat de Mensenrechtenraad een brede blik dient te hebben. Het mag niet zo zijn dat er onevenredig veel aandacht wordt besteed aan slechts één specifieke regio, zoals tot nu toe het geval is geweest met de situatie in het Midden Oosten. Ik zal eveneens aandacht vragen voor de situatie in Darfur en de Raad oproepen actie te ondernemen.

Institutionele onderwerpen
In de aanloop naar de vierde zitting is duidelijk geworden dat in de praktijk veel aandacht zal uitgaan naar institutionele onderwerpen, hoewel hier formeel slechts twee dagdelen op de agenda voor zijn ingeruimd. Nederland hecht veel waarde aan de deze onderhandelingen, omdat de uitkomst bepalend zal zijn voor de wijze waarop de Raad in de toekomst zijn mandaat zal kunnen uitvoeren. Vooral het ontwikkelen van de ‘universal periodic review’ en de herziening van mandaten van speciale rapporteurs zijn voor Nederland prioriteiten. Nederland zal bovendien bijzondere aandacht besteden aan het waarborgen van de participatie van NGO’s in het werk van de Raad.

Nederland zet zich actief in om het nieuwe instrument ‘universal periodic review’ toegevoegde waarde te geven ten opzichte van het reeds bestaande instrumentarium op mensenrechtengebied. Het moet een procedure worden die voor ieder land hetzelfde is, waar NGO’s en onafhankelijke experts een bijdrage aan kunnen leveren en die een concrete uitkomst oplevert. De nadruk moet liggen op de implementatie van mensenrechtenverplichtingen op nationaal gebied, waarbij optimaal gebruik moet worden gemaakt van het werk van bijvoorbeeld de VN-verdragscomité’s en de speciaal rapporteurs. Om niet evenredig veel beslag te leggen op de plenaire zittingstijd van de Raad, dient de ‘review’ plaats te vinden in aparte werkgroepen van de Raad. Er is echter binnen de Raad een grote groep landen die een effectieve ‘universal periodic review’ als bedreigend ervaart en die er naar streeft om de procedure zo vrijblijvend mogelijk te houden. Op belangrijke punten staan de EU en gelijkgezinde landen enerzijds en bijvoorbeeld de Afrikaanse en Aziatische Groep anderzijds dan ook lijnrecht tegenover elkaar. Dit geldt ook voor de onderhandelingen over de herziening van mandaten. Nederland, in gezelschap van de EU en onder meer enkele Latijns-Amerikaanse landen, is van mening dat het huidige systeem van speciale rapporteurs zoveel mogelijk dient te worden behouden. De onafhankelijkheid van rapporteurs mag niet worden aangetast en naast de thematische rapporteurs zouden ook de rapporteurs met een specifiek landenmandaat behouden moeten blijven. Beide punten zijn echter omstreden. Naast deze twee onderwerpen wordt er ook onderhandeld over herziening van de vertrouwelijke klachtenprocedure (de zogenaamde ‘1503-procedure’) en de vormgeving van expertadvies. Daarnaast is er een werkgroep die zich bezighoudt met de werkmethoden en de agenda van de Raad. De institutionele onderhandelingen dienen voor het einde van het eerste jaar te zijn afgerond en zullen naar verwachting pas tegen de zomer in een eindfase terecht komen.

Inhoudelijke onderwerpen
Hoewel dus veel aandacht zal uitgaan naar de institutionele onderwerpen, is Nederland van mening dat de vierde zitting ook benut moet worden om inhoudelijk over mensenrechten te spreken. Hiervoor zullen onder andere de interactieve dialogen met de speciale rapporteurs worden benut. De rapporteurs voor Birma/Myanmar en Noord-Korea zullen bijvoorbeeld rapporten over de mensenrechtensituatie presenteren, wat door de EU zal worden aangegrepen om kritische vragen te stellen. Voor wat betreft de thematische rapporteurs zal onder meer aandacht worden besteed aan de rapporten over mensenrechtenactivisten, marteling, vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en vrijheid van meningsuiting. Onder het agendapunt ‘opvolging van eerdere besluiten van de Raad’ zal het rapport van de onderzoeksmissie naar Darfur, die tijdens de vierde speciale zitting werd ingesteld, worden besproken. Aangezien de missie wegens gebrek aan medewerking van de Soedanese regering Darfur niet heeft kunnen bezoeken, zal het rapport zeer waarschijnlijk aanleiding geven tot een stevige discussie. De EU bereidt een resolutie voor over dit onderwerp. De EU streeft tevens naar aanname van de vorig jaar opgestelde resolutietekst over Sri Lanka. Nederland heeft zich ingespannen voor een nog ambitieuzere EU inzet, maar de meeste lidstaten zijn van mening dat op dit moment de meeste aandacht moet uitgaan naar de institutionele onderhandelingen.

Daarnaast zal Nederland zich inspannen om mogelijk schadelijke gevolgen van initiatieven op het gebied van onder meer racisme, recht op ontwikkeling en godsdienstlaster te beperken. Ten aanzien van resoluties over de situatie in het Midden-Oosten zal Nederland streven naar een gebalanceerde benadering en geen initiatieven steunen die slechts één partij binnen het conflict veroordelen.

Overigens is de VS doende steun te verwerven voor een speciale zitting over de mensenrechtensituatie in Birma/Myanmar. Nederland heeft echter een sterke voorkeur voor een resolutie binnen het kader van de vierde zitting omdat dit het functioneren van de Raad zou versterken. Nederland beraadt zich vooralsnog in EU-verband op de wenselijkheid het Amerikaanse initiatief te ondersteunen.

Slot
Zoals reeds in eerdere brieven opgemerkt, zijn de machtsverhoudingen binnen de Raad momenteel zodanig dat een goede inzet helaas geen garantie biedt op een goed resultaat. Niettemin zal Nederland zich binnen de Mensenrechtenraad actief blijven inzetten voor de bevordering en bescherming van mensenrechten en voor de verdere opbouw van dit orgaan, dat immers het belangrijkste multilaterale instrument blijft voor het versterken van dit specifieke aspect van de internationale rechtsorde.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

1: 30300 V nr. 142 Kamerstuk 2005-2006 dd. 24 augustus 2006; 30300 V nr. 150 Kamerstuk 2005-2006 d.d. 14 september 2006; 30800 V nr. 41 Kamerstuk 2006-2007 dd. 24 oktober 2006; 308000 V nr. 55H Kamerstuk 2006-2007 dd. 8 januari 2007; 30800 V nr. 55 Kamerstuk 2006-2007 dd. 3 januari 2007.