Kamerbrief inzake verslag van de reis naar de DRC van 25 tot 29 september j.l.

Graag bied ik u hierbij het verslag aan van mijn reis naar de Democratische Republiek Congo (DRC) van 25 tot en met 29 september jl.

Doel van het bezoek

Doel van dit bezoek was kennis te maken met de nieuwe, democratisch gelegitimeerde regering van de DRC en mij een beeld te vormen van de mogelijkheden om door middel van ontwikkelingssamenwerking, eventueel in combinatie met inzet van expertise op het gebied van SSR (security sector reform ) en DDR (disarmament, demobilization and reintegration), bij te dragen aan totstandkoming en verduurzaming van vrede, veiligheid en stabiliteit, aan sociale basisvoorzieningen en aan de voorwaarden voor ontwikkeling in de DRC. Tijdens deze reis werd ik vergezeld door een militaire beleidsmedewerker van het ministerie van Defensie.

Gesprekspartners en programma

Tijdens mijn bezoek aan Kinshasa heb ik overleg gevoerd met de voorzitter en vice-voorzitter van respectievelijk de Nationale Vergadering en de Senaat, alsmede met de minister van Plan en de vice-minister van Defensie van de DRC. Tevens heb ik met verschillende internationale organisaties en Congolese maatschappelijke organisaties gesproken over de mensenrechtensituatie en met name het seksueel geweld tegen vrouwen. Ook de bosbouw en illegale houtkap heb ik aan de orde gesteld.

In het oosten van de DRC zijn Bunia (hoofdstad van het district Ituri) en Goma (hoofdstad van de provincie Noord-Kivu) bezocht. Daar heb ik met de politieke en militaire autoriteiten gesproken over met name de lokale veiligheidssituatie. In Ituri is tevens een bezoek gebracht aan een kampement voor een geïntegreerd bataljon en een demobilisatiecentrum. In Goma bezocht ik een kamp waar enige tienduizenden inwoners van nabijgelegen dorpen hun toevlucht hebben gezocht vanwege de recente gewelddadigheden en een ziekenhuis voor onder meer oorlogsslachtoffers en verkrachte vrouwen. Na mijn bezoek aan de DRC is in Rwanda een Congolees vluchtelingenkamp bezocht en in Kigali gesproken met de Rwandese Speciale Gezant van de President voor de Grote Meren.

Bevindingen en beleidsconclusies

Ofschoon het transitieproces na de verkiezingen en de inhuldiging van president Kabila eind 2006 formeel voltooid is (zie kamerbrief 25 098 van 20 december 2006), kampt het land nog met grote problemen. De DRC is een fragiele staat met de omvang van West-Europa, een zeer strategische ligging in Midden-Afrika en een grote rijkdom aan mineralen en delfstoffen.

De onlangs weer opgelaaide gevechten in Noord-Kivu vormen een pijnlijke illustratie van de wankele veiligheidssituatie in met name het oosten van het land. Hier vormt de aanwezigheid van gewapende strijders van het Rwandese Front Démocratique pour la Libération du Rwanda (FDLR, waaronder een harde kern van g énocidaires uit 1994) en van de dissidente Congolese generaal Nkunda een voortdurende bedreiging voor de bevolking. Het aantal ontheemden, dat aanvankelijk was teruggelopen van 3,4 naar 1,2 miljoen in het gehele land, is de laatste maanden in Noord-Kivu weer met honderdduizenden toegenomen. Vanuit het gezichtspunt van de humanitaire nood heb ik de situatie aangekaart in zowel Kinshasa als Kigali. Beide hoofdsteden beoordelen de situatie duidelijk verschillend. Ofschoon er de laatste weken stappen zijn gezet in de richting van meer overleg tussen partijen, blijft het wantrouwen, zowel op het niveau van de bevolking als dat van de leiders, groot. Waar mogelijk, moet de internationale gemeenschap haar invloed aanwenden (zonder deze te overschatten) om de recente initiatieven van de regio te versterken en een bijdrage te leveren aan de oplossing van deze ernstige bedreiging van de regionale veiligheid.

Toch mag ook niet uit het oog worden verloren dat het in grote delen van de DRC waar gedurende de afgelopen jaren werd gevochten thans relatief rustig is (zoals in Ituri) en dat er in Kinshasa, met name in het parlement, een positieve politieke dynamiek ontstaat.

Het is dan ook van groot belang dat de internationale gemeenschap die de DRC intensief heeft begeleid tijdens het vredesproces het land nu niet in de steek laat. Dat zou namelijk niet alleen de bewoners van de Congo duperen, maar ook het risico met zich meebrengen dat de aanzienlijke investeringen van de internationale gemeenschap voor niets zijn geweest. Nederland zal zich dan ook inzetten in de EU, de VN en de Grote Meren Contactgroep voor een voortgezet engagement met de DRC. Daarnaast wil Nederland ook bilateraal een bijdrage leveren, maar deze zal in het licht van de enormiteit van de problematiek altijd bescheiden zijn.

Nederland zal zelf in ieder geval blijven bijdragen aan noodhulp voor de DRC, zolang dat noodzakelijk is. Tijdens mijn bezoek heb ik 9,5 miljoen euro extra toegezegd via het Pooled Fund van de Verenigde Naties, met name naar aanleiding van de situatie van de ontheemden in het oosten van het land. Ook wil ik een nieuwe impuls geven aan het ontwapenings-, demobilisatie- en re-integratieproces van oud-strijders, zodat deze een nieuw bestaan kunnen oppakken als burger gere-integreerd in de gemeenschap.

Van belang is dat Nederland voortgaat met een Nederlandse bijdrage aan de structurele hervorming van de veiligheidssector in aansluiting op de inspanningen op dit terrein van de EU-missie EUSEC en de VN-missie MONUC. De staat van het leger in de DRC is één van de oorzaken van de slechte mensenrechtensituatie. Door het leger verder te assisteren bij zijn professionalisering en het in staat te stellen zelf gewapende groepen aan te pakken kan krachtig bijgedragen worden aan het beëindigen van de voortdurende plunderingen en verkrachtingen. Samenwerking met Zuid-Afrika is daarbij één van de mogelijkheden die onderzocht wordt. Een belangrijk struikelblok bij de hervorming van de veiligheidssector is de hoogte van het inkomen van het personeel. Op dit moment is de hoogte van de door de Congolese overheid betaalde salarissen bij leger en politie ver onder het bestaansminimum, hetgeen in combinatie met wapenbezit thans helaas veelvuldig leidt tot machtsmisbruik.

Tijdens mijn bezoek heb ik kunnen constateren dat straffeloosheid één van de ernstigste problemen op het terrein van mensenrechten is en tevens een belemmering voor ontwikkeling. Vrouwen die veelvuldig slachtoffer zijn van seksueel geweld, waar vrijwel niet tegen opgetreden wordt, vormen hiervan het meest pregnante voorbeeld. Ik heb bij mijn Congolese gesprekspartners krachtig aangedrongen op meer aandacht voor en acte tegen deze afschuwelijke uiting van minachting voor de meest elementaire rechten van vrouwen, en zal bijdragen aan programma’s terzake.

Op economisch terrein is de DRC buitengewoon rijk aan grondstoffen. De u itdaging is deze zodanig te exploiteren dat de inkomsten aan de Congolezen ten goede komen zonder het milieu, waaronder het kostbare tropisch regenwoud, in gevaar te brengen. Tijdens mijn bezoek heb ik de naleving van de gemaakte afspraken over duurzaam bosbeheer aan de orde gesteld, o.a. met vertegenwoordigers van WB, IFC, FAO en SNV. Ik berichtte u al eerder over het in Nederland gevestigde Singaporese bedrijf OLAM (Kamervragen van 8 juni 2007). Ik kan u nu meedelen dat dit bedrijf heeft toegezegd alleen duurzaam geproduceerd hout uit de DRC te verhandelen; tevens heeft OLAM twee houtkapconcessies teruggegeven.

Tevens wil ik onderzoeken in hoeverre met behulp van ontwikkelingssamenwerking de regionale samenwerking in de regio gestimuleerd kan worden. Hierbij kan worden gedacht aan de energievoorziening die thans voor alle landen in het grote meren gebied een belangrijke belemmering is voor economische groei. Om dezelfde reden wil ik, samen met andere partners, het in de DRC, Rwanda en Uganda gelegen Virunga Park ondersteunen. Het gaat hierbij niet alleen om het behoud van de berggorilla’s, maar ook om een symbool van transnationale samenwerking en om ecotoerisme dat een duurzamer inkomstenbron is dan houtkap. Daarnaast wil ik bezien waar in het oosten van het land een begin kan worden gemaakt met de stap van noodhulp naar ontwikkelingsactiviteiten, teneinde de vrede te bestendigen en voorwaarden te scheppen voor het bereiken van de Millennium Ontwikkelingsdoelstellingen. Dit zal de komende maanden al worden uitgewerkt binnen het kader van het nieuwe beleid ten aanzien van fragiele staten en de lokale context van de DRC.

Tenslotte

De DRC kampt met vele complexe problemen met grote regionale verschillen en in menig opzicht moet het land eerder opgebouwd dan wederopgebouwd worden. Complexiteit mag echter geen excuus zijn voor passiviteit. Nederland wil daarom, samen met andere internationale partners en de nieuwe, democratisch gelegitimeerde regering van de DRC aan deze opbouw een bijdrage leveren.

De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,

Bert Koenders