Kamerbrief inzake verslag bezoek mensenrechtenambassadeur aan Egypte
Graag bied ik U hierbij, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, een verslag aan van de reis van de mensenrechtenambassadeur aan Egypte, mede in het licht van het antwoord op vragen van het lid Koşer Kaya van 14 augustus 2006 (Kamerstuknummer 1936).
De mensenrechtenambassadeur bezocht Egypte van 18 tot 22 februari jl. Tijdens zijn bezoek sprak hij met een delegatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, met de waarnemend voorzitter van de Nationale Raad voor Mensenrechten, met de voorzitter van de Commissie Mensenrechten van het parlement en met andere parlementariërs van verschillende politieke kleur, alsmede met een scala van personen uit het maatschappelijk middenveld: ondernemers, rechters, vertegenwoordigers van de vrouwenbeweging en mensenrechtenactivisten van velerlei snit, inclusief een NGO die dicht bij de Moslimbroeders staat. Tevens is aandacht geschonken aan door de ambassade gesteunde projecten op mensenrechtengebied. Aangezien een deel van deze projecten door UNDP wordt gefinancierd, is intensief met VN-vertegenwoordigers gesproken over de mensenrechtenbenadering van ontwikkelingsprocessen.
Het doel van het bezoek was primair om gezichtspunten uit te wisselen met de Egyptische overheid, het maatschappelijke middenveld en internationale partners over de mensenrechtensituatie in het land. Daarnaast zijn op een aantal specifieke punten in Nederland levende zorgen over de mensenrechtensituatie in Egypte naar voren gebracht. Tevens is regelmatig de Nederlandse intentie aangegeven betrokken te willen blijven bij activiteiten ter verbetering van de mensenrechtensituatie in Egypte.
Het algemene beeld uit de diverse gesprekken is dat de Egyptische maatschappij opener wordt, het regime van president Mubarak meer dan voorheen kritiek verdraagt en mensenrechten hoger op de politieke agenda staan. Dit proces verloopt echter niet zonder hindernissen: veiligheidsdiensten drukken nog steeds een stempel op het maatschappelijk leven, mensenrechtenschendingen vinden geregeld plaats en democratische hervormingen zijn aan forse beperkingen onderhevig. In de maanden voorafgaand aan het bezoek werd een groot aantal moslimbroeders opgepakt. Deze arrestaties moeten worden gezien in de context van de sinds 1981 bestaande noodtoestand, die het mogelijk maakt mensen zonder opgaaf van reden en zonder enig vorm van proces vast te zetten.
De persvrijheid in Egypte is de laatste jaren groter geworden. Overheidsoptreden en mensenrechten worden in de media besproken en de invloed van internet en satelliettelevisie is niet meer weg te denken. Tegelijkertijd zijn er nog altijd grenzen die niet overschreden mogen worden. Dat geldt voor kritiek op de persoon van de president of op het leger en voor bepaalde religieuze thema’s. Met betrekking tot deze onderwerpen loopt een aantal rechtzaken tegen journalisten en bloggers, waarbij de vrijheid van meningsuiting in het geding is. Tijdens de opening van de World Press Photo tentoonstelling heeft de mensenrechtenambassadeur het belang van persvrijheid onderstreept.
Ook het aantal Egyptische NGO’s dat zich met de bescherming van mensenrechten bezighoudt, is het afgelopen decennium gegroeid. De overheid is zich bovendien bewust van de noodzaak mensenrechten op de agenda te zetten en steunt mensenrechtentrainingen aan verschillende beroepsgroepen en in het onderwijs.
De afgelopen maanden is in Egypte een debat gevoerd over een aantal door de president voorgestelde wijzigingen in de grondwet; daarbij is niet alleen het parlement betrokken, ook het maatschappelijk middenveld is uitgenodigd te reageren. Oppositie en NGO’s verweten de regeringspartij bij de eindredactie van de amendementen echter geen rekening te houden met hun suggesties en de gevoelens in de Egyptische maatschappij. In antwoord op vragen van de mensenrechtenambassadeur werd van de kant van de Egyptische overheid aangevoerd dat de grondwetswijzigingen voortkwamen uit de noodzaak de rol van politieke partijen te versterken ten opzichte van het grote aantal onafhankelijke kandidaten. Politieke partijen met een duidelijk partijprogramma en een kandidatenlijst met een groter aantal vrouwen en niet-moslims zouden de politieke participatie moeten vergroten. Een kiesstelsel van evenredige vertegenwoordiging zou omkoping en het gebruik van geweld bij verkiezingen moeten tegengaan.
Tegelijk moet evenwel geconstateerd worden dat het registreren van nieuwe politieke partijen, ook naar zich laat aanzien gematigde partijen, aan beperkingen onderhevig is. Zoals bekend zijn in Egypte politieke partijen op religieuze basis niet toegestaan. Sektarische twisten zouden het Egyptische politieke bestel kunnen ondermijnen, zo vrezen de Egyptische autoriteiten.
Onderdeel van het pakket voorgestelde grondwetswijzigingen is een andere manier van verkiezingswaarneming. Nu vervullen rechters deze controlerende rol, die bij recente verkiezingen grotendeels effectief is gebleken. Waarneming zou in het vervolg door een onafhankelijke commissie kunnen worden uitgevoerd, omdat er niet genoeg rechters zouden zijn om alle stemlokalen te bemannen en zij hun gerechtelijke taken gedurende de vaak lange verkiezingsperiode moeten laten liggen. Critici van deze plannen vrezen echter dat de voorgestelde kiescommissie niet neutraal en onafhankelijk zal zijn.
Ook wordt gewerkt aan anti-terrorismewetgeving die het mogelijk zou moeten maken de noodtoestand op te heffen. De nieuwe wetgeving, die nog niet aan het parlement is voorgelegd, zal volgens de toelichting van de overheid niet tornen aan de burgerrechten zoals die in de grondwet zijn vastgelegd. Uitgebreid is gestudeerd op wetgeving in andere landen. Het besef groeit dat terrorisme niet met gevangenissen alleen kan worden bestreden en dat het systeem van administratieve detentie niet acceptabel is. Overigens werd door de Egyptische autoriteiten gesteld dat het aantal personen dat zich in zulke detentie bevindt, aanzienlijk lager is dan de veronderstelde 15.000 à 20.000. Nederland zal de ontwikkelingen met betrekking tot de nieuwe anti-terrorismewetgeving nauwlettend blijven volgen, mede gezien het feit dat er al een bepaling over terrorismebestrijding (“artikel 179”) is opgenomen is in het inmiddels aangenomen pakket grondwetswijzigingen.
De Egyptische autoriteiten ontkenden niet dat martelingen voorkwamen, maar stelden dat er een procedure bestond om voorkomende gevallen aan de kaak te stellen. Andere gesprekspartners erkenden dat zulke procedures bestaan, maar wezen er op dat dit zelden leidt tot een rechtzaak laat staan tot een veroordeling. De Egyptische overheid heeft inmiddels een aantal maatregelen genomen, zoals het instellen van klachtenmechanismen, o.a. bij de Nationale Raad voor de Mensenrechten en het laten verzorgen - door UNDP - van mensenrechtentrainingen. Zowel de Raad als de UNDP-trainingen worden mede door Nederland gesteund.
Het onderwerp vrijheid van godsdienst en in samenhang daarmee het uiten van kritiek op religies kwam in verschillende gesprekken aan de orde. Daarbij werd door verschillende gesprekspartners verontrusting uitgesproken over de uitspraken van het lid Wilders over de Koran en de profeet Mohammed. De mensenrechtenambassadeur nam afstand van de uitspraken zelf, maar verdedigde de vrijheid om zich kritisch uit te laten over godsdiensten. Tevens heeft de mensenrechtenambassadeur zijn zorg geuit over de positie van de Bahai in Egypte. Van Egyptische zijde gesteld dat men een pragmatische oplossing tracht te vinden voor het “onnodig geëscaleerde conflict” over de vermelding van iemands religie op zijn of haar identiteitskaart. Dit conflict was ontstaan omdat Bahai-aanhangers gedwongen waren te kiezen uit een van de drie monotheïstische godsdiensten. Recent heeft een door de Nationale Raad voor Mensenrechten georganiseerd seminar nuttige suggesties voor een oplossing aangedragen.
Het gesprek met leden van de Nationale Raad voor Mensenrechten bevestigde dat de Raad zich de afgelopen jaren tot een belangrijke aanjager van het Egyptische debat over mensenrechten heeft ontwikkeld, ook al is de Raad in de ogen van de overheid te kritisch en in de ogen van een groot deel van het maatschappelijke middenveld niet kritisch genoeg. Er is inmiddels een patroon gegroeid dat de overheid reageert op de aanbevelingen van de Raad, die zojuist zijn derde jaarrapport heeft uitgebracht. De Raad stimuleert niet alleen het debat in Egypte, maar via de diverse nationale mensenrechteninstellingen ook discussies in de regio.
Vrijwel alle gesprekspartners waren van mening dat de positie van vrouwen in Egypte sinds 1995 was verbeterd. Zo is deelname van meisjes aan alle vormen van onderwijs toegenomen, maar deelname aan zowel het politieke als het economische leven is nog steeds relatief gering. De Nationale Vrouwenraad heeft veel gedaan om de achterstelling van vrouwen onder de aandacht te brengen, maar ondervindt daarbij cultureel bepaalde weerstand: een groot deel van de Egyptische samenleving hecht aan de traditionele rolpatronen. Daarenboven is de vrouwenbeweging zwak en verdeeld. Gesprekspartners benadrukten echter dat cultuur niet statisch is: door de economische positie van vrouwen te verbeteren en te combineren met mensenrechten kunnen tradities doorbroken worden. De meeste gesprekspartners meenden dat de overheid meer zou kunnen en moeten doen om vrouwenrechten te bevorderen, seksuele intimidatie op de werkplek tegen te gaan en toegang van vrouwen tot diensten en juridische bijstand te vergroten. Er bestond waardering voor de steun die Nederland door de jaren heen op dit terrein geboden heeft.
Behalve over mensenrechten in Egypte is met de Egyptische overheid ook over mensenrechten in Nederland gesproken, in het bijzonder over bestrijding van discriminatie, alsmede over een aantal aspecten van de debatten in Genève in de VN Mensenrechtenraad. Dit laatste was onder andere van belang omdat Egypte zich, evenals Nederland, kandidaat gesteld heeft voor de aanstaande verkiezingen van de Mensenrechtenraad.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen