Kamerbrief inzake recente ontwikkelingen in Iran
Met verwijzing naar het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, zoals vervat in de brief van de griffier van de commissie van 26 april jl. (referte 07-BuZa-B-023) en in aanvulling op mijn brief van 12 april jl. (ref. DAM-218/07) bied ik hierbij de gevraagde informatie aan. Dit met het oog op het Algemeen Overleg van 28 juni as.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Inleiding
In deze brief wordt overeenkomstig het verzoek van de commissie in aanvulling op de passages in de brief van 12 april j1. een meer uitgebreid en geactualiseerd beeld gegeven van de ontwikkelingen in Iran, in het bijzonder van de zorgpunten van de internationale gemeenschap ten aanzien van Iran: het nucleaire programma, de mensenrechtensituatie, de rol van Iran in de regio en het Midden-Oosten vredesproces, en de strijd tegen terrorisme. De brief wordt afgesloten met een appreciatie van de beschreven ontwikkelingen.
Nucleair programma van Iran
De Veiligheidsraad herhaalde in resolutie 1747 d.d. 24 maart 2007 zijn eerdere besluit dat Iran onverwijld zijn proliferatiegevoelige nucleaire activiteiten op moet schorten en herbevestigde de wens om tot een oplossing door onderhandelingen te komen. Irans recht op onderzoek naar, productie en gebruik van kernenergie voor vreedzame doeleinden staat niet ter discussie, maar Iran zal bij de uitoefening van dit recht aan zijn verplichtingen onder het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) dienen te voldoen.
Uit het rapport van DG IAEA El Baradei van 23 mei jl. blijkt dat Iran niet aan het kernpunt van de Veiligheidsraadresoluties over het Iraanse nucleaire programma heeft voldaan: Iran heeft zijn verrijkingsgerelateerde activiteiten niet opgeschort en het aantal in Natanz geplaatste centrifuges zelfs substantieel uitgebreid.
DG IAEA stelt in het rapport dat, hoewel het IAEA in staat is te verifiëren dat er geen sprake is van omleiding van gedeclareerd nucleair materiaal in Iran, het Agentschap nog immer niet in staat is vooruitgang te boeken in zijn pogingen bepaalde aspecten van Iran's nucleaire programma te verifiëren die relevant zijn om de omvang en aard van het programma te kunnen bepalen. Met andere woorden: het IAEA kan - zoals het in het verleden reeds herhaaldelijk stelde - niet met zekerheid zeggen dat het nucleaire programma van Iran uitsluitend vreedzame doeleinden kent (maar heeft ook geen bewijzen van het tegendeel). Dit zal niet veranderen zolang Iran beantwoording van openstaande verificatievragen niet mogelijk maakt.
Het Duitse EU-voorzitterschap gaf op 24 mei jl. een verklaring uit waarin grote bezorgdheid werd uitgesproken over de bevindingen van het IAEA en waarin Iran werd opgeroepen zijn beleid te heroverwegen en te voldoen aan de eisen van de internationale gemeenschap.
In de slotverklaring d.d. 7 juni jl. van de G-8 top van Heiligendamm onderstreepten de G-8 leiders hun eensgezindheid in het streven om de proliferatiezorgen rond het nucleaire programma van Iran op te lossen. Zij spraken hun teleurstelling uit over het feit dat Iran tot dusverre nagelaten heeft aan zijn verplichtingen onder de VNVR-resoluties te voldoen. De G-8 gaf verder aan de aanname van verdergaande maatregelen te steunen indien Iran zich blijft onttrekken aan zijn internationale verplichtingen.
De Ministers van Buitenlandse Zaken van de EU namen tijdens de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 18 juni jl. conclusies aan waarin zij hun teleurstelling uitspreken over het feit dat Iran nog altijd niet aan zijn internationale verplichtingen zoals verwoord in VNVR-resolutie 1747 heeft voldaan. De Raad spreekt volledige steun uit voor de VNVR en de door de Veiligheidsraad in resolutie 1747 benadrukte vastbeslotenheid verdere maatregelen onder artikel 41 van het VN Handvest te zullen nemen indien Iran blijft weigeren aan de internationale verplichtingen te voldoen. De Raad dringt er bij Iran op aan positief te reageren op de voorstellen van de vijf permanente leden van de VN Veiligheidsraad en Duitsland (‘P5+1’), gesteund door de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Javier Solana, en spreekt voorts steun uit voor de verkennende besprekingen van Solana met Irans hoofdonderhandelaar in het nucleaire dossier Ali Larijani.
De gesprekken tussen Solana en Larijani in Ankara en Madrid, van respectievelijk 26 april en 31 mei jl., hebben niet tot een doorbraak geleid. Solana drong namens de P5+1 en de EU aan op opschorting van verrijking door Iran, hetgeen hernieuwde onderhandelingen tussen de P5+1 en Iran mogelijk zou maken. Larijani en Solana hebben in beginsel afgesproken elkaar ongeveer twee weken na de laatste ontmoeting in Spanje opnieuw te zullen ontmoeten.
Vooralsnog blijft Iran publiekelijk verklaren niet bereid te zijn opschorting als voorwaarde voor hervatting van onderhandelingen te accepteren. De VNVR acht opschorting evenwel noodzakelijk als eerste stap in de richting van mogelijk herstel van het internationale vertrouwen in het uitsluitend vreedzame karakter van het nucleaire programma van Iran. Het was Iran dat dit vertrouwen had geschonden door vele jaren nucleaire activiteiten uit te voeren die onder de vrijwillig aangegane waarborgenverplichtingen niet toegestaan zijn. Het is derhalve aan Iran dat vertrouwen te herstellen. De P5+1 hebben aangegeven hier strikt aan vast te zullen houden.
De Veiligheidsraad zal zich over mogelijke verdere uitbreiding van de economische en diplomatieke maatregelen buigen, zoals geformuleerd in VNVR resolutie 1747, nu Iran andermaal niet aan zijn internationale verplichtingen heeft voldaan. Hoewel de P5+1 voorbereidende gesprekken hebben gevoerd, lijkt een vervolgtraject in New York momenteel in afwachting van de uitkomst van eventuele verdere gesprekken tussen Solana en Larijani.
Mensenrechten en maatschappelijk middenveld
Zoals in mijn brief van 12 april jl. aan uw Kamer werd aangegeven, neemt de internationale zorg over de mensenrechtensituatie in Iran toe. Deze negatieve trend heeft zich in de maanden april en mei doorgezet, met name voor wat betreft de aanhoudende repressie van het maatschappelijk middenveld. Zo zijn recentelijk enkele prominente (Iraans-Amerikaanse) activisten en wetenschappers gearresteerd op verdenking van spionage. Ook Iraanse vakbondsactivisten en verlichte religieuze leiders staan onder toenemende druk, terwijl er tevens zorgen zijn over het uitvoeren van de doodstraf, met name waar het minderjarigen betreft.
Om uiting te geven aan deze zorgen heeft het Duitse EU-voorzitterschap, mede op Nederlands initiatief, op 25 mei jl. een verklaring uitgegeven over de mensenrechtensituatie in Iran. Hierbij is Iran aangesproken op de praktijken met betrekking tot de doodstraf, steniging, amputaties, arrestaties, intimidatie van mensenrechtenactivisten, en de situatie van etnische en religieuze minderheden. Ook werd protest aangetekend tegen de sluiting van belangrijke NGO’s. De zorgen over de mensenrechtensituatie zijn ook gedurende een ambtelijk bezoek aan Teheran eind april jl. aan de Iraanse autoriteiten overgebracht. Zeer recentelijk is de Iraanse ambassadeur in Nederland op hoogambtelijk niveau eveneens aangesproken op recente mensenrechtenkwesties in Iran.
Beleidskader mediapluriformiteit Iran
Het beleidskader “mediapluriformiteit Iran” heeft de afgelopen periode veel aandacht gekregen. Nu de tweede rapportageronde voor de betrokken organisaties is afgerond, is het voor alle betrokken partijen van belang een tussenbalans op te maken en de blik op de toekomst te richten. Niet alleen de resultaten van de projecten tot nu toe spelen hierin een rol, maar ook de veiligheid van mensenrechtenactivisten in Iran. Dit is een complexe situatie die zorgvuldige besluitvorming verlangt.
Momenteel voert de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) een onafhankelijke tussentijdse evaluatie uit waarin de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleidskader wordt beoordeeld. Er zal onder andere antwoord worden gegeven op de vraag of de pluriformiteit van het medialandschap in Iran en daarmee het recht op vrije nieuwsgaring en het recht op vrije meningsuiting wordt bevorderd door het beleidkader en of er sprake is van eventuele negatieve neveneffecten van het beleidskader. Een dezer dagen zal ik de bevindingen van de IOB ontvangen en haar conclusies zal ik terdege meewegen in het besluit dat ik hierover zal nemen. Meer gedetailleerde informatie zal de Kamer de komende week schriftelijk en op vertrouwelijke wijze toegaan.
Rol in de regio/MOVP/ terrorisme
In het Iraanse regionale beleid staan de betrekkingen met Irak, Afghanistan en met Libanon en Syrië centraal. Iran meet zich in toenemende mate een regionale leiderschapsrol aan, hetgeen zorgen baart bij de gematigde Arabische landen en Israël.
De ministers van Buitenlandse Zaken van de G8 kwamen op 30 mei jl. in Potsdam bijeen en riepen Iran in een verklaring op een meer verantwoordelijke en constructieve rol te spelen in het Midden-Oosten en de twee-statenoplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict te accepteren. De ministers veroordeelden tevens de dreigementen jegens Israël en de herhaalde ontkenningen van de Holocaust door Iraanse overheidsfunctionarissen.
Iran levert actieve steun aan Hamas en de Palestijns Islamitische Jihad en blijft (publiekelijk) afstand nemen van de twee-statenoplossing. Iran levert voorts nog altijd politieke, financiële en materiele steun aan Hezbollah. President Ahmadinejad heeft 3 juni jl. wederom dreigementen geuit richting Isra ël. Het EU-voorzitterschap heeft de uitspraken van de president in een verklaring van 5 juni jl. in de sterkst mogelijke bewoordingen veroordeeld en Iran opgeroepen afstand te nemen van dreigementen jegens Israël, onvoorwaardelijk het bestaansrecht van Israël te erkennen en zich verantwoordelijk te gedragen in de regio. De Nederlandse regering heeft recentelijk op hoog ambtelijk niveau bij de Iraanse ambassadeur in Nederland Iran eveneens opgeroepen een verantwoordelijke rol in het Midden-Oosten te nemen en bij te dragen aan de regionale stabiliteit. Bij die gelegenheid is tevens benadrukt dat de Nederlandse regering de recente uitspraken van president Ahmadinejad ten aanzien van Israël ten stelligste te verwerpt. Meer in het bijzonder is de ambassadeur te verstaan gegeven dat het ten enenmale ona anvaardbaar is in het interstatelijke systeem, waarvan ook Iran deel uitmaakt, dat het staatshoofd van een staat de vernietiging van een andere staat wenst. Daarmee plaatst dat staatshoofd zich buiten dat systeem, dat verankerd is in het VN-Handvest.
Op 10 maart en 4 mei jl., namen zowel de VS als Iran deel aan buurlandenconferenties over Irak. Tegen de verwachting in had ‘en marge’ van de bijeenkomst op 4 mei jl. geen directe ontmoeting plaatsgevonden tussen Secretary of State Rice en de Iraanse minister van Buitenlandse Zaken Mottaki. Op 28 mei jl. vond in Bagdad, in aanwezigheid van de Iraakse minister-president Al-Maliki, een ontmoeting plaats tussen de ambassadeurs van de VS en Iran. Er werd uitsluitend gesproken over Irak. De Iraanse delegatie heeft voorgesteld om een trilaterale commissie Irak/VS/Iran in het leven te roepen om de veiligheidsituatie in Irak te bespreken. Er is nog geen uitsluitsel over een vervolgontmoeting.
Iran is de laatste vijf jaar een factor van stabiliteit geweest in West-Afghanistan. Dankzij ondermeer grote ontwikkelingsprojecten heeft Iran bijgedragen aan de wederopbouw van Afghanistan. Voorts heeft Iran gedurende vele jaren Afghaanse vluchtelingen opgevangen. Op dit moment bevinden zich naar schatting 950.000 Afghaanse geregistreerde vluchtelingen in Iran. De laatste maanden zijn tienduizenden Afghaanse vluchtelingen teruggestuurd. Dit zorgt voor spanningen in Afghanistan en parlementaire kritiek op de meest betrokken Afghaanse ministers. De minister van Vluchtelingenzaken is begin mei vanwege deze kwestie na een motie van wantrouwen afgetreden en het parlement nam ook een motie van wantrouwen aan tegen de minister van Buitenlandse Zaken Spanta, welke door het Afghaanse hooggerechtshof ongrondwettig werd verklaard. Voorts heeft ISAF in Afghanistan recentelijk illegale materieelkonvooien aangetroffen, waarbij ook wapens en munitie werden onderschept, die vermoedelijk uit Iran afkomstig zijn. Directe betrokkenheid van de Iraanse autoriteiten bij deze leveranties is evenwel niet aangetoond. Met de internationale gemeenschap heeft de Nederlandse regering Iran meermalen opgeroepen een constructieve bijdrage te leveren aan de veiligheid en stabiliteit van Afghanistan en de regio en zich maximaal in te spannen om illegale uitvoer van wapens naar buurlanden tegen te gaan.
Appreciatie
De genoemde zorgpunten zijn sinds mijn brief van 12 april jl. geenszins weggenomen.
Het meersporenbeleid, bestaande uit standvastig en resoluut optreden daar waar Iran de internationale normen overschrijdt, alsmede een beleid gericht op het zoeken naar engagement en dialoog, zal voortvarend worden voortgezet en waar mogelijk worden versterkt.
De Nederlandse inzet, die zich baseert op naleving van sancties, openhouden van de mogelijkheid van verdere sancties als Iran zijn beleid niet conformeert aan de eisen van de internationale gemeenschap, en de bereidheid tot brede dialoog, blijft daarmee gericht op het langs diplomatieke weg bewerkstelligen van naleving van de Veiligheidsraadresoluties door Iran. De verreikende voorstellen van de P5+1 aan Iran liggen nog steeds op tafel. Dit aanbod biedt Iran alles wat nodig is voor de ontwikkeling van een modern civiel kernenergieprogramma en legt de basis voor bredere samenwerking. Het is aan Iran deze kans te grijpen. De Nederlandse regering steunt de gesprekken tussen HV Solana en de Iraanse onderhandelaar Larijani. Tegelijkertijd steunt de Nederlandse regering dus ook besprekingen door de VN Veiligheidsraad over andermaal verdergaande maatregelen onder artikel 41 van hoofdstuk VII van het VN-Handvest zolang Iran blijft weigeren te voldoen aan de VN Veilighe idsraadresoluties. De regering is van mening dat eventuele additionele maatregelen tegen Iran gradueel, proportioneel, doelgericht en omkeerbaar dienen te zijn. De regering stelt vast dat de P5+1 niet positief hebben gereageerd op de door DG IAEA El Baradei geopperde ‘freeze to freeze’, waarmee hij uitdrukking gaf aan de onderkenning van het feit dat Iran nu toch de vereiste expertise blijkt te hebben om uranium te verrijken. De regering steunt de P5+1 in het streven te komen tot dialoog met Iran over de gedane voorstellen maar ook in de daarmee verbonden dreiging van verdergaande sancties in geval Iran voortgaat op de ingeslagen weg.
De regering is bezorgd over de verslechterende mensenrechtensituatie in Iran en de onderdrukking van het maatschappelijk middenveld. De regering zal de mensenrechtensituatie in Iran nauwgezet blijven volgen en Iran bilateraal en internationaal blijven aanspreken op schendingen van internationaal recht. De regering zal eveneens blijven streven naar een grotere inzet van de EU ter bevordering van de mensenrechtensituatie en ter ondersteuning van het maatschappelijk middenveld.
De regering is voorts van mening dat Iran een constructieve bijdrage moet leveren aan de stabiliteit en veiligheid in de regio. Iran dient groeperingen in de regio waarmee het contacten onderhoudt in eenzelfde richting te bewegen en zich maximaal in te spannen om illegale uitvoer van wapens naar buurlanden tegen te gaan. De regering zal Iran hierop blijven beoordelen.
De regering hoopt dat de dialoog tussen de VS en Iran over Irak een positieve bijdrage zal leveren aan de ernstige situatie in Irak. De gesprekken tussen Iran en de VS zouden, naast een positief effect op de situatie in Irak, een voorzichtige stap kunnen betekenen in de richting van een dialoog tussen beide landen over Irak en mogelijk andere zaken. Dit zou zijn te verwelkomen.