Kamerbrief inzake motie van de leden Boekestijn en Gill'ard over de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB)
Graag willen wij u hierbij informeren over ons standpunt ten aanzien van de (nader gewijzigde) motie van de leden Boekestijn en Gill'ard (TK 31 031 V, nr. 9) over de IOB.
Gezien de in de Kamer levende zorgen n.a.v. het recente rapport van de Rekenkamer, zullen wij uitvoering geven aan de motie, met dien verstande dat de op het ministerie beschikbare capaciteit voor het uitvoeren van evaluatieonderzoek (inclusief de IOB) prioritair zal worden ingezet voor de uitvoering van de wettelijke taakstelling, op basis van de Regeling periodiek evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006.
Wij hechten veel belang aan kwalitatief goede evaluatieonderzoeken, die in de praktijk van het ministerie niet alleen door de IOB, maar ook door de beleidsdirecties worden ondernomen. Deze evaluatieonderzoeken verschaffen essentiële informatie over de mate waarin beoogde beleidsresultaten zijn of worden gerealiseerd. Onafhankelijke oordeelsvorming dient daarbij te worden gewaarborgd teneinde te voorkomen dat "de slager zijn eigen vlees keurt".
Evaluatieonderzoeken zijn verder niet louter vanuit verantwoordingsperspectief, maar ook vanwege hun leerfunctie een belangrijke informatiebron voor beleidsvorming en -uitvoering, zoals dat zijn weerslag krijgt in onder meer de Memorie van Toelichting bij de jaarlijkse begroting van het ministerie, het jaarverslag van het ministerie en de tweejaarlijkse zogenoemde resultatenrapportage.
Om de leerfunctie goed tot zijn recht te laten komen, is het van belang dat de gebruikers van evaluatieonderzoek open staan voor de uit de onderzoeken te trekken lessen en ook feitelijk iets doen met deze lessen. Om dit bevorderen is het essentieel dat de eerste verantwoordelijkheid voor de programmering van evaluatieonderzoek in "de lijn" blijft. Dit is naar ons inzicht te combineren met een actieve betrokkenheid van de IOB bij de evaluatieprogrammering, inclusief het binnen bovengenoemde grenzen uitvoeren van bepaalde onderzoeken op eigen initiatief van de IOB.
Ten slotte tekenen wij hierbij aan dat ons uitgangspunt van geïntegreerd buitenlands beleid ook onverkort geldt voor de wijze waarop wij uitvoering zullen geven aan deze motie.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders