Kamerbrief inzake Libanon - stand van zaken en effectiviteit maritieme bijdrage UNIFIL
De Kamer is op 22 september 2006 per brief (DVB/CV-332/06) geïnformeerd over een maritieme bijdrage van Nederland aan de op basis van VN-Veiligheidsraadresolutie 1701 versterkte United Nations Interim Force in Lebanon (UNIFIL). Op 12 oktober is hierover een Algemeen Overleg met de Tweede Kamer gehouden. Sinds 15 december 2006 maakt het Nederlandse fregat, de Hr. Ms. Van Galen, deel uit van een door Duitsland geleide Maritieme Task Force UNIFIL (MTF). Ook is sinds 2 januari 2007 een Nederlandse stafofficier bij het hoofdkwartier van UNIFIL in Naqoura geplaatst. De MTF dient, op verzoek van de Libanese regering, ter ondersteuning van de Libanese autoriteiten in het optreden tegen wapensmokkel vanuit zee. Over de wijze van optreden van de MTF en de wijze van optreden rondom inspecties zijn voor aanvang van de maritieme operatie afspraken gemaakt met de Libanese regering. In de bovengenoemde brief heeft de regering toegezegd dat de Kamer begin 2007 zal worden geïnformeerd over hoe in de praktijk is omgegaan met deze, in VN-verband gemaakte, afspraken en de taakuitvoering van de missie. Mede op basis van de bevindingen van de commandant van Hr. Ms. van Galen, maar ook op basis van informatie uit de diverse VN hoofdkwartieren, zal in deze brief hierop worden ingegaan. In het bijzonder zal aandacht worden besteed aan de huidige politieke situatie, de Libanon-conferentie die op 25 januari werd gehouden in Parijs, de situatie in het maritieme operatiegebied, de wijze van optreden in de territoriale wateren van Libanon, de samenwerking met de Libanese autoriteiten en de effectiviteit van het maritieme deel van de missie.
Politieke situatie Libanon
De politieke situatie in Libanon is nog steeds zeer gespannen. De verdeeldheid in de samenleving tussen de pro- en anti-Syrische krachten groeit. Sinds het uit de regering treden van de pro-Syrische ministers en de moord op de anti-Syrische minister Gemayel in november 2006 is er een politieke patstelling ontstaan. Hezbollah, de beweging die de pro-Syrische groeperingen in Libanon aanvoert, gebruikt onder meer buitenparlementaire acties om de druk op de regering-Siniora op te voeren. Zo wordt door aanhangers van Hezbollah al enkele weken in het regeringscentrum van Beiroet gebivakkeerd in tentenkampen rond het kantoor van premier Siniora. Ook houden zij regelmatig massale betogingen.
Hezbollah streeft een blokkerende minderheid in de regering (1/3 deel van de ministerposten) na. Daarmee zou na het presidentschap, (Emile Lahoud, christen) en het voorzitterschap van het parlement (Nabil Berri, sjiiet) ook de regering onder controle komen van de pro-Syrische groeperingen. Dit streven lijkt mede gemotiveerd door angst voor het instellen van een internationaal tribunaal in de zaak-Hariri, de anti-Syrische ex-premier die in 2005 door een zeer gewelddadige aanslag om het leven kwam. Betrokkenheid van Syrië bij deze aanslag wordt verondersteld maar de internationale VN-onderzoekscommissie, UNIIIC, heeft daarover in tussenrapporten tot dusverre geen uitspraak gedaan. Pro-Syrische krachten in Libanon lijkt er veel aan gelegen om te voorkomen dat er voor deze zaak een internationaal tribunaal zal worden ingesteld.
Op 13 november 2006 traden de zes pro-Syrische ministers af omdat zij niet langer met het beleid van Siniora konden instemmen waarmee het kabinetsbesluit tot instellen van het internationaal tribunaal zonder de Sjiitische ministers werd genomen. De pro- Syrische president van Libanon, Emile Lahoud, heeft laten weten de grondwettelijke rechtmatigheid van Siniora’s besluit te betwijfelen en lijkt niet van zins het besluit te bekrachtigen. Het parlement zou in tweede lezing het verdrag kunnen ratificeren onder voorbijgaan van de president, doch de Sjiitische parlementvoorzitter is niet van zins het parlement hiervoor bijeen te roepen. Dit lijkt nu de grootste hindernis te zijn op weg naar het definitief instellen van een tribunaal. Op 22 november, direct na de moord op de anti-Syrische minister Pierre Gemayel, werd voor het tribunaal de goedkeuring van de VN Veiligheidsraad verkregen. Niettemin hoopt Siniora dat het tribunaal medio 2007 van start kan gaan na het verschijnen van het eindrapport van de UNIIIC dat onder leiding staat van de Belg Serge Brammertz.
Premier Siniora staat onder druk om te gaan werken aan een politieke regeling met de pro-Syrische groeperingen. Het lijkt onvermijdelijk de oppositie een groter aandeel te geven in de regering, waarbij getracht wordt te voorkomen dat de pro-Syrische groeperingen een blokkerende 1/3 deel van de ministersposten zullen verkrijgen. Bemiddelingspogingen van de Secretaris Generaal van de Arabische Liga, Amr Moussa, zijn tot dusverre niet succesvol gebleken. Ook Saoedi-Arabië tracht een bemiddelende rol te spelen en heeft naast andere opposanten recentelijk met hoge Hezbollah-vertegenwoordigers gesproken in Riyad, waarbij het gesprek met Hezbollah beperkt bleef tot een monoloog over de rol van de oppositie.
Conferentie van Parijs
Op 25 januari 2007 vond te Parijs een ‘Wederopbouwconferentie’ ten behoeve van Libanon plaats – ook wel getiteld ‘Parijs 3’, in navolging van de eerdere in Parijs gehouden conferenties met een vergelijkbaar doel. Het doel van deze conferentie, die een persoonlijk initiatief was van President Chirac, was drieledig: het publiekelijk uitspreken van internationale steun voor de regering van Fouad Siniora, het bespreken van een wederopbouw- en herstuctureringsprogramma zoals dat door die regering is voorzien en het bezien van de mogelijkheden van schuldverlichting teneinde dat programma mede mogelijk te maken. De conferentie werd bijgewoond door een veertigtal landen, voornamelijk uit Europa en de Arabische wereld en door een groot aantal internationale organisatie zoals de EU, de VN, de Wereldbank, het IMF en de EIB. In totaal hebben de deelnemende landen en internationale organisaties ongeveer 6 miljard euro toegezegd, waarvan een groot deel bestaat uit zachte leningen en een klein deel uit giften. Met deze conferentie, die werd opgedragen aan wijlen premier Rafik Hariri, werd een duidelijk signaal ter ondersteuning aan de huidige Libanese regering en haar programma van wederopbouw en herstructurering afgegeven.
Namens Nederland nam minister Bot deel aan de conferentie. Hij heeft steun uitgesproken voor de democratisch gekozen regering Siniora en het economische hervormingsprogramma en heeft benadrukt dat het programma alleen succesvol kan zijn indien alle bevolkingsgroepen deelnemen en de kosten en opbrengsten van het programma evenredig over de Libanese samenleving verdeeld worden. Voorts heeft minister Bot toegelicht dat Nederland in 2007 steun zal bieden aan het versterken van de dialoog tussen de verschillende bevolkingsgroepen in Libanon, het versterken van de bestuurlijke capaciteit van de lokale overheid en de hervorming van de veiligheidssector. De Libanese Premier Siniora benadrukte dat Libanese eensgezindheid noodzakelijk is voor het welslagen van dit proces. Nog tijdens de conferentie werd duidelijk dat aan die voorwaarde nog lang niet is voldaan. Hezbollah en Christelijke opposanten van de regering Siniora veroorzaakten aan de vooravond van de Parijs 3-conferentie ernstige ongeregeldheden in Beiroet en in andere regio's van Libanon met het doel de regering verder in diskrediet te brengen. Incidenteel hebben zich gewelddadigheden voorgedaan tussen voor- en tegenstanders van deze buiten parlementaire actie. Daarbij zijn enkele doden en gewonden gevallen als gevolg van vuurgevechten.
Maritieme Task Force en situatie in het Maritieme Operatiegebied
De MTF is ontplooid in een Area of Maritime Operations (AMO) die zich vanaf de ongeveer 100 zeemijlen-lange kustlijn van Libanon uitstrekt tot 50 zeemijlen naar het westen. In dit gebied ondersteunt de maritieme component van UNIFIL, door het uitvoeren van Maritieme Interdictie Operaties (MIO), de Li banese marine bij het bewaken van de territoriale wateren en verleent zij assistentie bij het uitvoeren van operaties om wapensmokkel via de zee te voorkomen. De MTF bestaat, naast de Nederlandse bijdrage, momenteel uit 18 schepen uit Duitsland, Denemarken, Griekenland, Noorwegen, Turkije en Zweden. Het aantal eenheden, bestaand uit snelle patrouilleboten, fregatten, tankercapaciteit voor bevoorrading en helikopters voor patrouilletaken en logistieke transporten, is ruim voldoende om de maritieme interdictie operaties uit te voeren en de veiligheid van de eigen eenheden binnen het operatiegebied te garanderen. Voor logistieke ondersteuning van de Task Force-eenheden hebben de VN drie havens in Libanon, Cyprus en Turkije aangewezen. Voor het Nederlandse fregat is in Limassol (Cyprus) een logistiek steunpunt ingericht.
Het maritieme operatiegebied is verdeeld in vier zones. De Hr.Ms. van Galen, die tot 31 augustus ter beschikking is gesteld voor de maritieme taakgroep van het versterkte UNIFIL, opereert voornamelijk in de zone buiten de territoriale wateren. De territoriale wateren zijn verdeeld in een binnen- en een buitenzone. In de binnenzone (binnen 6 mijl van de kust) wordt overwegend gepatrouilleerd door eenheden van de Libanese marine. De MTF heeft geen eenheden die permanent in deze binnenzone zelfstandig opereren. Wel wordt regelmatig met Libanese eenheden geoefend in deze zone. De MTF eenheden hebben toegang tot die gebieden die noodzakelijk zijn om door het uitvoeren van patrouilleactiviteiten een volledig overzicht van zowel de bewegingen op zee als in de lucht te verkrijgen en zodoende een adequate dekking van het gebied te kunnen garanderen.
Met de Libanese regering is afgesproken dat UNIFIL-MTF eenheden in een drietal speciale gevallen in de binnenzone zelfstandig mogen opereren: bij uitvoering van hot-pursuit van een verdacht schip, op verzoek van Libanon en als de commandant van de MTF een bepaalde situatie binnen de territoriale wateren niet vertrouwt. Tot op heden heeft geen van deze speciale gevallen zich voorgedaan.
Wijze van optreden en samenwerking met Libanese autoriteiten
De Commandant van de MTF hanteert een methodiek waarbij alle scheepvaart in het maritieme operatiegebied wordt gelokaliseerd, geïdentificeerd en ondervraagd. Scheepvaart onderweg naar Libanon dient vooraf te worden aangemeld en wordt via toegangsroutes (entry corridors) onder controle begeleid naar de Libanese havens. Met de hierboven beschreven bewegingsvrijheid is de MTF zeer goed in staat om verdachte contacten te lokaliseren en te identificeren en alle bewegingen in het operatiegebied in kaart te brengen.
De MTF levert ondersteuning aan de Libanese autoriteiten en legt dan ook een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid ten aanzien van het voorkomen van doorvoer bij deze autoriteiten. De MTF is in staat om schepen, desnoods onder dwang, over te dragen aan de Libanese marine en douane. In de praktijk draagt de MTF zorg voor het in kaart brengen van alle scheepvaart in het maritieme operatiegebied en dat verdachte scheepvaart wordt begeleid en overgedragen aan de Libanese autoriteiten welke het schip boarden dan wel begeleiden naar een haven voor doorzoekingen. Tot op heden zijn ongeveer 2500 schepen op zee ondervraagd, waarvan vier schepen in de haven door Libanese autoriteiten zijn onderzocht. Van deze vier schepen bleek slechts één schip betrokken te zijn bij smokkel. Het betrof hier echter geen wapensmokkel, maar smokkel van sigaretten.
De samenwerking met de Libanese autoriteiten wordt door zowel Commandant van de MTF als Hr. Ms. Van Galen positief ervaren. Op het Duitse stafschip is een Libanese liaisonofficier die optreedt als contactpersoon tussen de MTF en de Libanese autoriteiten. Aan boord van het Nederlandse fregat is geen liaisonofficier aanwezig. In diverse oefeningen van de MTF wordt de Libanese marine waar mogelijk betrokken. De Libanese marine maakt een positieve, gemotiveerde en professionele indruk. Het personeel is welwillend, goed opgeleid en goed getraind. Het ontbreekt echter aan adequate middelen om wapensmokkel vanuit zee effectief tegen te gaan. Dit is de reden waarom UNIFIL-MTF eenheden zijn uitgenodigd door de Libanese regering.
Effectiviteit van het maritieme deel van de missie
Op basis van de huidige afspraken, samenstelling en wijze van optreden is de MTF in staat om effectief haar taken uit te voeren. In de wijze van maritiem optreden wordt sterk de nadruk gelegd op de uitvoerende verantwoordelijkheid van de Libanese autoriteiten, binnen de beschikbare capaciteit, in het tegengaan van wapensmokkel vanuit zee. De MTF vervult hierin een hoofdzakelijk ondersteunende rol, zowel qua patrouilleactiviteiten als in het kader van oefenen en samenwerken met de Libanese marine. Binnen dit concept levert het Nederlandse fregat een nuttige bijdrage.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Dr. B.R. Bot
De Minister van Defensie,
H.G.J. Kamp