Kamerbrief inzake inzet vijfde zitting VN-Mensenrechtenraad

De vijfde zitting van de VN-Mensenrechtenraad vindt van 11 tot en met 18 juni 2007 plaats te Genève. Graag informeer ik U hierbij over de Nederlandse inzet voor deze zitting.

Algemeen

Op 17 mei jl. werd Nederland herkozen als lid van de VN Mensenrechtenraad. Dit is goed nieuws. Het betekent dat Nederland zich de komende zittingstermijn van drie jaar actief zal kunnen blijven inzetten voor de bescherming en bevordering van mensenrechten in het belangrijkste internationale forum op dit gebied. Het feit dat Nederland met een relatief ruime marge werd herkozen, is het resultaat van een effectieve herverkiezingscampagne en een erkenning van de actieve opstelling van Nederland en de hoge eisen die ons land stelt als het gaat om respect voor mensenrechten wereldwijd. Vermeldenswaard is dat van de Oost-Europese groep niet Belarus, maar Slovenië en Bosnië-Herzegovina werden verkozen in de Mensenrechtenraad.

Door de samenstelling van de Raad zal het niet eenvoudig zijn om voldoende steun te krijgen voor alle initiatieven die door Nederland en de EU worden gedragen. Dit zal echter geen afbreuk doen aan de inzet en overtuiging waarmee Nederland zijn hernieuwde lidmaatschap zal vormgeven.

De vijfde zitting van de Mensenrechtenraad zal grotendeels in het teken staan van de afronding van de institutionele onderhandelingen, die in principe voor 18 juni 2007 worden afgesloten. Volgens resolutie 60/251 dienen de onderhandelingen binnen één jaar na de eerste zitting van de Raad (30 juni 2006) te zijn afgerond. De kans bestaat dus dat de definitieve besluitvorming uitgesteld wordt tot 30 juni 2007. Nederland streeft echter naar afronding op 18 juni, de laatste dag van de vijfde zitting.

In mijn brief van 12 maart jl. berichtte ik Uw Kamer reeds over de Nederlandse prioriteiten in deze onderhandelingen. Deze betreffen vooral de ‘ universal periodic review’ (UPR), de mandaten van Speciale Rapporteurs en de participatie van NGO’s in het werk van de Raad. Op deze onderwerpen wordt elders in deze brief nader ingegaan. Op 18 april jl. informeerde ik Uw Kamer vervolgens onder andere over het feit dat de informele onderhandelingen over de institutionalia tot dan toe tot weinig concrete vooruitgang hadden geleid. Tussen 10 en 27 april jl. zijn de onderhandelingen formeel voortgezet, waarbij echter evenmin concrete vooruitgang is geboekt.

Sinds 27 april worden wederom onderhandelingen in Genève gevoerd onder leiding van de voorzitter van de Raad, de heer Luis Alfonso De Alba. Hij organiseert zowel open als besloten consultaties van steeds wisselende samenstelling. Nederland behoort zowel binnen de EU als daarbuiten tot de belangrijkste pleitbezorgers van een sterke en daadkrachtige Mensenrechtenraad. Nederland en de EU streven er naar om alle onderwerpen in samenhang te blijven behandelen, teneinde op 18 juni a.s. het eindpakket met consensus (dus zonder stemming) door de Raad aan te doen nemen.

Aangezien de standpunten binnen de Raad op wezenlijke onderwerpen (UPR-proces, waarborgen onafhankelijkheid van rapporteurs, behoud landenmandaten etc) nog altijd uiteenlopen, is het de verwachting dat de eindfase van de onderhandelingen moeizaam zal zijn. Binnen de EU is men van mening dat het, ondanks deze moeilijkheden, niet onmogelijk is om een onderhandelingsresultaat te bereiken dat met consensus, dus ook met instemming van de EU, kan worden aangenomen.

Naast de institutionele onderhandelingen zullen tijdens de vijfde zitting een aantal andere onderwerpen aan de orde komen: vervolg van de resolutie over Darfur, uitgestelde resoluties van de vierde zitting en een agendaonderdeel met betrekking tot rapportages van vijftien Speciale Rapporteurs. Het programma van de vijfde zitting kan overigens nog aan verandering onderhevig zijn en zal pas kort voor de zitting definitief worden vastgesteld.

Institutionele onderwerpen

Zoals gezegd zal de vijfde zitting zich concentreren op de onderhandelingen over de zes institutionele onderwerpen. Nederland hecht groot belang aan een positieve uitkomst van deze onderhandelingen. De institutionele inrichting zal immers bepalend zijn voor de wijze waarop de Raad in de toekomst zijn mandaat zal kunnen uitvoeren.

'Universal periodic review’

Nederland is van mening dat de ‘universal periodic review’ (UPR) belangrijke toegevoegde waarde dient te krijgen ten opzichte van het reeds bestaande instrumentarium op mensenrechtengebied. Het moet een procedure worden die voor ieder land hetzelfde is, waar NGO’s en onafhankelijke experts een bijdrage aan kunnen leveren en die een concrete uitkomst oplevert. De nadruk moet liggen op de implementatie van mensenrechtenverplichtingen op nationaal gebied, waarbij optimaal gebruik moet worden gemaakt van het werk van bijvoorbeeld de VN-verdragscomité’s en de speciaal rapporteurs. De ‘review’ dient plaats te vinden in aparte werkgroepen, om niet te veel beslag te leggen op de plenaire zittingstijd van de Raad.

Vooral de Niet-Gebonden Landen (NAM), de Afrikaanse Groep en de Islamitische landen (OIC) lijken een effectieve UPR echter als bedreigend te zien. Deze landen streven er naar om de procedure zo vrijblijvend mogelijk te houden en betrokkenheid van experts en NGO’s te beperken. Zij geven de voorkeur aan het bieden van technische assistentie aan landen waar de mensenrechten in het gedrang zijn, boven het aanspreken van landen op hun plichten. Aangezien zij voor afschaffing van landenmandaten zijn, zou ook voor de Speciale Rapporteurs geen rol zijn weggelegd in de follow-up. Indien deze landen in dit streven slagen, zou dit een ernstige verzwakking van het landenspecifieke beleid van de Raad tot gevolg hebben.

Speciale Rapporteurs

Nederland, in gezelschap van de EU en onder meer enkele Latijns-Amerikaanse landen, is van mening dat het huidige systeem van Speciale Rapporteurs dient te worden behouden. De OIC en de Afrikaanse Groep zijn de krachtigste pleitbezorgers van beperking of zelfs afschaffing van de Speciale Procedures. De discussies betreffen met name een gedragscode voor de Speciale Rapporteurs, het herzieningsproces van de mandaten en de selectieprocedure voor de Speciale Rapporteurs.

De gedragscode betreft een voorstel van de Afrikaanse Groep die beperkingen op wil leggen aan de handelingsvrijheid van de Speciale Rapporteurs. In het document wordt onvoldoende aandacht besteed aan de verplichtingen van staten en hun samenwerking met de mandaathouders. De EU acht een gedragscode voor Speciale Rapporteurs niet opportuun, maar rekening houdend met het feit dat de meerderheid van de MRR-leden hier niet onwelwillend tegenover staan, steunt de EU een Tsjechisch tegenvoorstel dat de inhoud van de gedragscode in lijn brengt met de vigerende VN-regelgeving, de onafhankelijkheid van mandaathouders garandeert en de internationale gemeenschap oproept om met de Speciale Rapporteurs mee te werken.

Het beoordelen en mogelijk herzien van alle 41 mandaten lijkt niet te kunnen worden afgerond voor half juni 2007. Het ziet er naar uit dat besloten zal worden om een deel van de mandaten (m.n. de thematische) te verlengen. Dit zou een positief effect kunnen hebben, omdat op deze manier wordt voorkomen dat overhaaste besluitvorming nadelig uit zou pakken voor belangrijke, maar ook kwetsbare mandaten zoals bijvoorbeeld over mensenrechtenactivisten. Naar verwachting zal het niet mogelijk zijn alle landenmandaten onderdeel te maken van dit verlengingspakket. Vooral de mandaten die in de voormalige Mensenrechtencommissie na stemming zijn aangenomen, staan op dit moment onder druk. Nederland zal zich inzetten om zoveel mogelijk van deze mandaten te behouden. Het signaal dat daarvan uitgaat is dat de landenmandaten een rol blijven spelen in de nieuwe Mensenrechtenraad.

Bij het derde hoofdthema, de selectieprocedure van Speciale Rapporteurs, is het vooral van belang dat de onafhankelijkheid van de Speciale Rapporteurs niet wordt aangetast. De meningen hierover lopen echter sterk uiteen en er worden moeizame onderhandelingen met de andere regionale groepen voorzien over dit thema. Samen met de EU zet Nederland zich in voor het opzetten van een overzicht (‘roster’) van geïnteresseerde en geschikte kandidaten voor mandaten. De Voorzitter van de MRR zou daaruit kunnen putten als er vacatures vrijkomen. Nederland verzet zich tegen verkiezingen inzake nieuwe mandaathouders. Dit herbergt een te groot risico voor politieke getinte in plaats van onafhankelijke rapporteurs.

Expertadvies en participatie van NGO’s

De EU, en Nederland in het bijzonder, hecht aan het opzetten van een onafhankelijk adviesorgaan van gekwalificeerde experts met een beperkte zittingsduur. De Expert Advies Groep dient een mandaat te krijgen die een daadwerkelijk toegevoegde waarde binnen de MRR garandeert. Participatie van NGO ’s in het werk van de Raad is eveneens van belang. Ook over deze thema’s lopen de standpunten nog sterk uiteen.

Klachtenprocedure

Dit onderwerp betreft vooral mogelijke herziening van de vertrouwelijke klachtenprocedure (de zgn. ‘1503-procedure’). Nederland is een voorstander van maximale transparantie en een zo snel mogelijke behandeling van klachten, terwijl andere landen juist pleiten voor een hoge mate van vertrouwelijkheid en beperking van het aantal bijeenkomsten.

Agenda en werkprogramma

Nederland en de EU zijn voorstander van een algemeen en flexibel jaarlijks werkprogramma, vast te stellen aan het begin van ieder zittingsjaar. Het is hierbij van groot belang dat de Raad kan reageren op zorgwekkende mensenrechtensituaties. Nederland is geen voorstander van aparte vaste agendapunten voor specifieke landen of regio’s. Andere groepen zijn hierover een andere mening toegedaan.

Werkmethoden en procedureregels

De onderhandelingen over de werkmethodes en de procedureregels richten zich vooral op de vraag of reeds bestaande en erkende procedureregels, zoals die golden in de voormalige Mensenrechtencommissie, aangepast moeten worden. Nederland steunt het EU-standpunt dat veranderingen zoveel mogelijk beperkt dienen te worden en dat de praktijk moet uitwijzen of, en zo ja hoe nieuwe regels geïmplementeerd moeten worden. Ook is het van belang dat de zittingen van de Mensenrechtenraad goed gespreid worden over het kalenderjaar, waarbij nadrukkelijk rekening gehouden dient te worden met de planning van bijvoorbeeld de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die ieder najaar plaatsvindt.

Overige onderwerpen

Darfur

Tijdens de vierde zitting van de Mensenrechtenraad werd een resolutie aangenomen waarin een adequaat follow-up mechanisme is gecreëerd en diverse Speciale Rapporteurs en Vertegenwoordigers opgeroepen worden om, samen met de regering van Soedan, te werken aan de effectieve implementatie van resoluties en aanbevelingen ter verbetering van de mensenrechtensituatie in Darfur. Tijdens de komende zitting van de Mensenrechtenraad zal een interim-rapport worden gepresenteerd, waarin een stand van zaken zal worden geschetst. De inhoudelijke behandeling van het eindrapport zal echter pas in september dit jaar plaatsvinden.

Midden-Oosten

Het is verwachtbaar dat de situatie in het Midden-Oosten wederom veel aandacht zal krijgen tijdens de vijfde zitting. Zo is tijdens de vierde zitting de behandeling van twee resoluties over het Midden-Oosten op verzoek van de Palestijnse delegatie uitgesteld: een resolutie over de archeologische opgravingen door Israël in Oost-Jeruzalem en een resolutie over de verlenging van het mandaat van de Speciale Rapporteur inzake de mensenrechtensituatie in de Palestijnse Gebieden. Het is niet bekend of deze resoluties ook daadwerkelijk opnieuw behandeld gaan worden. Ook is het mogelijk dat er op het laatste moment nieuwe resoluties worden ingediend of een nieuwe Speciale Zitting wordt aangevraagd gerelateerd aan de ontwikkelingen in het Midden Oosten. Nederland zal hier alert op zijn en zich inzetten voor een gebalanceerde benadering van dit onderwerp.

Hoewel de situatie in het Midden-Oosten inderdaad zorgelijk blijft, is Nederland van mening dat geen eenzijdige en exclusieve aandacht moet worden geschonken aan één specifieke regio c.q. conflict. Dit zou geen recht doen aan andere zorgelijke mensenrechtensituaties in de wereld en de geloofwaardigheid en daarmee de effectiviteit van de Raad in ernstige mate ondergraven.

Rapporten Speciale Rapporteurs

De Mensenrechtenraad zal zich buigen over vijftien rapporten van Speciale Rapporteurs (o.a. Racisme, Cuba, Democratische Republiek Congo en Belarus). De rapporten zijn evenwel nog niet allemaal gepubliceerd. Nederland zal in algemene zin het werk van de Speciale Rapporteurs ondersteunen en staten oproepen gevolg te geven aan hun aanbevelingen.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen