Kamerbrief inzake het verslag van de informele bijeenkomst van de Staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie op 18 en 19 oktober 2007 te Lissabon
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de Minister-president, het verslag aan van de Intergouvermentele Conferentie inzake het EU Hervormingsverdrag, alsmede van de informele bijeenkomst van Staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie die op 18 en 19 oktober 2007 te Lissabon heeft plaats gevonden.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
De informele bijeenkomst van EU staatshoofden en regeringsleiders op 18 en 19 oktober 2007 te Lissabon
Tijdens de informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie op 18 en 19 oktober te Lissabon werd overeenstemming bereikt over de tekst van een nieuw Hervormingsverdrag dat de Unie in staat stelt met 27 lidstaten beter, efficiënter, transparanter en democratischer besluiten te nemen over gemeenschappelijke uitdagingen en grensoverschrijdende onderwerpen. Met het Hervormingsverdrag, waarvan de ondertekening is voorzien op 13 december in Lissabon, is de Intergouvernementele Conferentie, die op 23 juli jl. zijn werkzaamheden was begonnen op basis van het politieke mandaat waarover de Europese Raad van 21 en 22 juni jl. een akkoord had bereikt, succesvol afgerond. Daarbij is- en dat was van meet af aan de inzet van het kabinet- strikt gehouden aan de uitwerking van het IGC mandaat. Wel zijn enkele verklaringen en protocollen alsmede een wijziging overeen gekomen die hieronder nader worden toegelicht en die in de bijlage bij deze brief zijn opgenomen.
Hiermee is een einde gekomen aan een langdurig proces van onderhandelingen over institutionele en bestuurlijke verbeteringen waartoe oorspronkelijk in de Verklaring van Laken in 2001 was opgeroepen, en die tot doel hadden beslissingen in een sterk uitgebreide Unie dichter bij de burger te nemen en de Unie sterker te maken in een globaliserende wereld. Met het Hervormingsverdrag is ook recht gedaan aan de zorgen die ten grondslag lagen aan het ‘nee’ van de Nederlandse bevolking bij het referendum over het Europese grondwettelijk verdrag in 2005. De regering verwelkomt het Hervormingsverdrag en zal eerdaags een goedkeuringswet voorzien van een Memorie van Toelichting aan de Staten-Generaal voorleggen. Maar het Hervormingsverdrag is ook in een ander opzicht een historische mijlpaal: het geeft vorm aan het definitieve einde van de deling van Europa in Oost en West door de democratische en besluitvormingsstructuren die een kleinere Europese Unie van West-Europese landen kenmerkten uit te breiden en te herzien voor een Europa-brede Unie van 27 lidstaten. Na lange tijd bezig te zijn geweest met het verbeteren van de spelregels kan de Unie deze bladzijde thans omslaan en zich volop richten op de uitdagingen van de toekomst. Het kabinet hecht er in dit verband overigens aan te bevestigen dat onverminderd aandacht zal worden besteed aan de communicatie over de Europese Unie met de Nederlandse burgers. Het kabinet zal het parlement steeds nauw betrekken bij het door de Unie te voeren beleid.
De Europese regeringleiders spraken, nadat overeenstemming was bereikt over het Hervormingsverdrag, uitvoerig over de uitdagingen en de kansen die de globalisering met zich meebrengt. Daarbij werd met name aandacht besteed aan de recente turbulenties op de financiële markten en de ambities om de klimaatverandering tegen te gaan. Afgesproken is de discussie over globalisering voort te zetten en hier tijdens de Europese Raad van december a.s. op terug te komen. Naar aanleiding van een voorstel van president Sarkozy zal het voorzitterschap aan de Europese Raad van december een mandaat voorleggen voor een in te stellen groep van personen die zou dienen na te denken over de lange-termijn uitdagingen waarvoor het Europa van 2020-2030 zich gesteld zal zien. Daarbij is nadrukkelijk afgesproken dat een dergelijke groep zich op geen enkele wijze zal bezig houden met institutionele vraagstukken.
De ministers van Buitenlandse zaken spraken tijdens deze bijeenkomst separaat over het Midden-Oosten, Servië, Birma, Irak en Turkije.
De Intergouvernementele Conferentie ( IGC)
Tijdens de intergouvernementele conferentie (IGC) is op het niveau van staatshoofden en regeringsleiders een akkoord bereikt over het Hervormingsverdrag. Ten opzichte van de teksten die overeengekomen waren op het niveau van de juristen-experts (zie de openbare stukken CIG 1/1/07 REV1, CIG 2/1/07 REV1, en CIG 3/1/07 REV1) is een klein aantal wijzigingen en aanvullingen aangebracht, die hieronder uiteen worden gezet.
De enige substantiële wijziging ten opzichte van het IGC-mandaat - zoals overeengekomen op de Europese Raad in juni j.l. - vormt een verhoging van het aantal zetels in het Europees Parlement van 750 tot 751. De ene extra zetel die hierdoor beschikbaar komt is in een IGC-verklaring toebedeeld aan Italie. Voor Nederland heeft dit geen gevolgen. De extra zetel die Nederland in het voorstel van het Europees Parlement toebedeeld heeft gekregen (ten opzichte van de verdeling voor de periode 2009-2014 zoals was vastgelegd in het toetredingsverdrag van Bulgarije en Roemenie) is behouden gebleven.
Met betrekking tot het zogenaamde Ioannina-mechanisme is een additioneel protocol overeengekomen, waarin is bepaald dat het mechanisme alleen veranderd c.q. afgeschaft kan worden nadat daarover door de Europese Raad bij consensus is beraadslaagd. Het Ioannina-mechanisme zelf (dat erin voorziet dat een groep landen die nèt geen blokkerende minderheid vormen toch kunnen verlangen dat de beraadslagingen in de Raad worden voortgezet) zal niet in primair recht worden opgenomen. Het wordt, zoals eerder overeengekomen in het mandaat voor de IGC, vervat in een Raadsbesluit dat op de dag van ondertekening van het Hervormingsverdrag zal worden genomen. In het bewuste Raadsbesluit wordt expliciet bepaald, dat de regels van het Reglement van Orde van de Raad dienen te worden gerespecteerd. Met name artikel 11 van het Reglement is in dit opzicht van belang. Daarin wordt bepaald dat een enkelvoudige meerderheid van lidstaten een stemming kan afdwingen. Ook bepaalt het Ioannina-besluit dat in Unie-recht vastgelegde termijnen (zoals die bijvoorbeeld gelden in de codecisie-procedure) dienen te worden gerespecteerd.
De IGC heeft tevens een verklaring aangenomen waarin wordt aangegeven dat men positief zal beslissen over een voorstel van het Hof van Justitie om het aantal Advocaten-Generaal te verhogen van acht tot elf. Van de drie extra AGs zal er een permanent worden toegewezen aan Polen (de overige lidstaten met een groter of vergelijkbaar inwoneraantal hebben eveneens een permanente AG). De overige twee zullen roteren, zodat er in totaal vijf roterende AG-functies zijn in plaats van de huidige drie.
Met betrekking tot de benoeming van de eerste Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid (die zal aantreden bij inwerkingtreding van het Hervormingsverdrag) is in een IGC-verklaring een oplossing gevonden voor het praktische probleem dat de aanwijzing van een dergelijke functionaris vlak voor de EP-verkiezingen zou vallen. Dat vormt in zoverre een obstakel dat de Europese Commissie, waar de Hoge Vertegenwoordiger ook vice-voorzitter van wordt, pas na de EP-verkiezingen kan worden benoemd. Daarom is gesloten dat de Raad het EP zal raadplegen over de benoeming en dat de Hoge Vertegenwoordiger pas in november 2009 formeel benoemd zal worden met inachtneming van de artikelen 9D en 9E van het Unie-verdrag. Deze Hoge Vertegenwoordiger is, in zijn functie van vice-voorzitter van de Commissie, tezamen met de overige leden van het college onderworpen aan de goedkeuring van het Europees Parlement.
Tot slot is in de IGC-verklaring over de afbakening van bevoegdheden (verklaring 28) een zin opgenomen waarin wordt verwelkomd dat de Commissie bijzondere aandacht zal besteden aan verzoeken van de Raad tot het intrekken van bestaande wetgeving. Deze IGC-verklaring die op initiatief van Tsjechië was voorgesteld is van meet af aan door Nederland gesteund.
Globalisering- de externe dimensie van de Europese Unie
De regeringsleiders wijdden een gedachtewisseling aan de wijze waarop Europa de uitdagingen van de globalisering beter het hoofd kan bieden en gebruik kan maken van de geboden kansen. Deze discussie werd gevoerd aan de hand van de recente bijdrage van de Europese Commissie “ The European interest: succeeding in the age of globalisation”. Zij benadrukten daarbij de noodzaak dat de Europese Unie moet voortbouwen op de Lissabon Strategie gericht op groei, werkgelegenheid en structurele hervormingen die de Unie in staat zullen stellen om in een globaliserende wereld een leidende rol te spelen. Het streven naar open markten, verbeterde internationale standaarden en versterking van de strategische samenwerking met internationale partners staat daarin centraal. Men was het er over eens dat de globalisering niet iets is dat Europa overkomt, maar dat de Europese Unie in staat is om de globalisering zelf vorm te geven. Tevens zal de Europese Unie zijn ogen niet mogen sluiten voor de mogelijk negatieve kanten van de globalisering. Onze burgers verwachten dat de EU daarop een antwoord geeft. De voorzitter van de Europese Raad, de Portugese premier Socrates en de voorzitter van de Europese Commissie, Barroso, verwelkomden de overeenstemming die de vertegenwoordigers van de werkgevers en de werknemers van de EU op 18 oktober hadden bereikt over de modernisering van de arbeidsmarkt en de beginselen van “flexicurity”. Premier Socrates kondigde aan dat over deze onderwerpen in de ER van december voorstellen zullen worden voorgelegd.
Twee thema’s werden verder uitgediept in de discussie: de financiële markten en klimaatverandering.
Financiële markten
De regeringsleiders bespraken de internationale economische en financiële ontwikkelingen in het licht van de turbulentie die onlangs is ontstaan na problemen rond de verstrekkers van sub-prime hypotheekleningen in de Verenigde Staten. Zij waren het er over eens dat de macro-economische funderingen van de EU sterk zijn, dat de euro zeer stabiel is en dat verdergaande economische groei verwacht wordt. De ministers van Financiën, de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank werden aangemoedigd om de ontwikkelingen op de financiële markten nauwgezet te volgen. Tevens onderschreven de regeringsleiders het werkprogramma van de Raad gericht op verbetering van transparantie, het proces van “rating” en de risicobeoordeling op de financiële markten, in goede samenwerking met andere internationale partners.
Minister-president Balkenende heeft betoogd dat er in Europa in toenemende mate sprake is van convergentie tussen twee traditionele groepen. Enerzijds zijn de landen die het belang van open markten verdedigen gevoeliger geworden voor de zorgen die sommigen over de globalisering hebben. Anderzijds staan de meer protectionistische landen meer dan voorheen open voor economische hervormingen en een offensiever handelsbeleid. Dat biedt een mogelijkheid om tot een geloofwaardige gezamenlijke benadering te komen die ons in staat stelt de globalisering beter vorm te geven door zowel open markten te bevorderen als anderen ervan te overtuigen om tot gemeenschappelijke standaarden -standaarden waarin de EU vaak leidend is in de wereld- te komen en aldus een “level playing field’ tot stand te brengen. Daarbij is van belang dat onze industrie verder wordt versterkt door middel van innovatiebeleid en toekomstgericht ondernemerschap. Met betrekking tot de financiele markten benadrukte de minister-president de noodzaak om de transparantie te verbeteren en dat de ministers van Financiën de oorzaken van de turbulentie op de financiele markten dienden te analyseren en op grond daarvan voorstellen te doen.
Klimaatverandering
In de discussie over het beteugelen van de klimaatverandering werd door de regeringsleiders bevestigd dat de Europese Unie een leidende rol dient te vervullen. De door de Europese Raad van afgelopen voorjaar overeengekomen CO2 reductiedoelstellingen dienen in actie te worden omgezet. Het is van groot belang dat over deze maatregelen ook internationaal overeenstemming wordt bereikt. Met die inzet dient de Europese Unie zich op de VN-klimaatconferentie in december in Bali voor te bereiden. Het leiderschap van de EU heeft er reeds toe bijgedragen dat de druk om tot internationale afspraken te komen sterk is toegenomen. In Bali dient te worden afgesproken dat de onderhandelingen over een allesomvattend akkoord over een post-2012 regime inzake klimaatverandering voltooid dienen te zijn in 2009 in Kopenhagen.
De minister-president heeft de ambitieuze voorbereiding op Bali onderschreven en in dit verband het Nederlandse standpunt herhaald dat de EU zou moeten inzetten op een reductiedoelstelling van 30% voor alle ontwikkelde landen. Tevens moet de EU bereid zijn om de ontwikkelingslanden in het aanpassingsproces te helpen.
Buitenlands politieke onderwerpen
De ministers van Buitenlandse zaken bespraken de situatie in het Midden Oosten. Zij bevestigden het voornemen van de Europese Unie de economische vooruitgang in de Palestijnse gebieden te bevorderen evenals de hervorming van de veiligheids- en staatkundige structuren in het vooruitzicht van de bijeenkomst in november in Annapolis met Israel, Palestijnen en andere betrokken partijen en de daarna voorziene internationale donorconferentie in Parijs. De ministers beogen deze voornemens te laten aansluiten bij de activiteiten van de speciale vertegenwoordiger voor het Midden Oosten, de Britse oud Premier Blair. Zij spraken ook af te proberen andere Arabische landen, zoals Saoedi-Arabië, er toe te bewegen aan de conferentie in de Verenigde Staten deel te nemen.
De ministers zetten hun in de RAZEB van 15 oktober begonnen gedachtewisseling over de situatie in Birma voort. Op voorstel van de Zweedse minister van Buitenlandse zaken Bildt werd besloten dat de EU een speciale vertegenwoordiger voor Birma zal aanstellen en tevens zich er voor zal inzetten een internationale contactgroep inzake Birma op te richten. Bevestigd werd dat de te benoemen speciale EU-vertegenwoordiger, evenals de contactgroep, waarin de EU en de VN vertegenwoordigd zouden moeten zijn, nauw zouden dienen samen te werken met de VN gezant voor Birma Gambari.
Tot slot bespraken de ministers de situatie in Servië alsmede de recente ontwikkelingen rond de voornemens van Turkije militaire acties te ondernemen tegen de aanvallen door PKK strijders. Het is evident dat de PKK – voorkomend op de EU lijst van terroristische organisaties – in toenemende mate aanvallen organiseert op Turkse militairen en burgers. De ministers riepen Turkije op tot terughoudendheid en respect voor de internationaal rechtelijke regels, intussen het recht van Turkije op zelfverdediging erkennend. Bovendien meenden zij dat van Irak een grotere inspanning gevraagd mag worden te voorkomen dat Turkije vanuit Irak wordt aangevallen. Er werd opgeroepen tot overleg tussen Irak en Turkije om een aanpak overeen te komen. Ten aanzien van Servië en ICTY samenwerking zetten de ministers hun in de RAZEB van 15 oktober begonnen discussie voort. Alhoewel de technische onderhandelingen over de SAO bijna zijn afgerond stelde Nederland zich op het standpunt dat de Europese Commissie de SAO niet moet paraferen zolang er volgens hoofdaanklager van het ICTY, Carla del Ponte, nog geen sprake was van volledige samenwerking met het ICTY.