Kamerbrief inzake het bezoek van de minister van Buitenlandse Zaken aan China
Van 15 tot 17 mei 2007 heb ik een bezoek gebracht aan China. Met deze brief wil ik u graag op de hoogte brengen van de belangrijkste resultaten van dit bezoek.
Doelstelling van mijn bezoek, dat mede plaatsvond in het kader van 35 jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en China, was de bestaande samenwerkingsrelatie met China naar een hoger niveau te tillen. Tijdens mijn bezoek sprak ik met mijn recent aangetreden collega minister Yang Jiechi en met de voorzitter van het Chinese Nationaal Volkscongres Wu Bangguo. Ook opende ik het Nederlands-Chinees seminar over voedsel en voeding en voerde ik een gesprek met mensenrechtenexperts.
In het gesprek met minister Yang kwamen de bilaterale relaties, Taiwan, de mensenrechtensituatie, de relatie EU-China en de situatie in Sudan aan de orde.
Zowel minister Yang als ikzelf onderstreepten de positieve ontwikkeling van de bilaterale relaties. Wij benadrukten hoe breed de bilaterale samenwerking zich de afgelopen jaren ontwikkeld had en waren het eens over de wenselijkheid van een resultaatgerichte intensivering van de samenwerking. Dit sluit goed aan bij de beleidslijnen zoals uiteengezet in de beleidsnotitie China die in juni 2006 aan uw Kamer is aangeboden. Wij hebben voorts aangegeven dat naast economische samenwerking ook samenwerking bij de bestrijding van corruptie en georganiseerde criminaliteit van belang is. In een gezamenlijke verklaring inzake de versterking van de bilaterale samenwerking die wij aan het eind van ons gesprek hebben ondertekend, wordt met name de samenwerking op het gebied van buitenlandse politiek verder vorm gegeven. Zo zullen Nederland en China jaarlijks ministeriële en hoogambtelijke consultaties voeren. De tekst van deze verklaring heb ik ter informatie bijgevoegd.
Met minister Yang heb ik een intensieve gedachtewisseling gevoerd over Taiwan. Minister Yang stelde dat de uitspraken en daden van de zogenaamde regering van Taiwan provocerend waren en de status quo rond de Straat van Taiwan in gevaar brachten. Hij wees daarbij onder andere op het streven van de Taiwanese autoriteiten de grondwet te wijzigen. Volgens hem zou er een periode van serieus gevaar voor ons kunnen liggen met de Taiwanese parlementsverkiezingen en presidentsverkiezingen in het vooruitzicht. China’s streven was erop gericht om via dialoog te komen tot vreedzame hereniging van Taiwan met China. Hij gaf aan dat China evenwel nooit zou tolereren dat Taiwan in wat voor vorm dan ook van China zou worden afgescheiden. Yang sprak de hoop uit dat Nederland een positieve rol in de EU zal blijven spelen wat betreft het één-China beleid. In mijn reactie heb ik aangegeven dat Nederland bij zijn éé n-China beleid blijft. Ik heb gezegd de zorg over de toegenomen spanning te delen en heb juist daarom het belang van een vreedzame oplossing door middel van constructieve dialoog met Taiwan benadrukt. Ik heb aangegeven dat in dat verband nieuwe vertrouwenwekkende maatregelen van beide zijden wenselijk zijn.
Ik heb vervolgens uitgebreid aandacht gevraagd voor de mensenrechtensituatie in China. Daarbij signaleerde ik dat China op sommige punten voortgang had geboekt, met name waar het gaat om de verbeteringen van de rechtsstaat. Deze verbeteringen worden door Nederland ook actief ondersteund via het Sino-Dutch legal cooperation programme. Tegelijkertijd heb ik mijn zorgen uitgesproken over de verslechterde positie van mensenrechtenactivisten, alsmede de ontwikkelingen met betrekking tot de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de situatie in Tibet. Ik heb aangegeven dat tijdens de Olympische Spelen volgend jaar de ogen van de wereld ook op de mensenrechtensituatie in China gericht zouden zijn. In dit verband heb ik ook de hoop uitgesproken dat China het Internationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten spoedig zal ratificeren en aangeboden desgevraagd assistentie te verlenen. Ik heb aangekondigd dat de Nederlandse ambassade in Peking een aantal individuele gevallen in een later stadium onder de aandacht van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken zou brengen. Ik heb tenslotte benadrukt dat Nederland grote waarde hecht aan de bilaterale mensenrechtenconsultaties. Het feit dat deze consultaties zijn vastgelegd in de gezamenlijke verklaring is naar mijn mening een duidelijk winstpunt. Minister Yang heeft op de door mij specifiek aangestipte mensenrechtenterreinen geen inhoudelijke reactie gegeven, omdat naar zijn mening China´s positie terzake bekend was. Hij onderkende wel de universaliteit van de rechten van de mens en wees op de grondwettelijke verankering daarvan in China. Tegelijkertijd gaf hij aan dat het van belang is naar de nationale context te kijken. Hij stelde dat het belangrijk is informatie op mensenrechtengebied uit te wisselen en respect voor elkaar te hebben, omdat geen enkel land perfect is. Wat betreft de ratificatie van het Internationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten gaf hij aan dat dit zorgvuldige voorbereiding behoeft. Pas wanneer de voortgang van juridische hervormingen dit toeliet werd ratificatie mogelijk. Minister Yang omschreef de mensenrechtenconsultaties met Nederland als een goed mechanisme van bilateraal overleg, wat later door Wu Bangguo werd bevestigd.
De relaties tussen de EU en China zijn kort aan de orde gekomen, waarbij de focus lag op de in onderhandeling zijnde partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst. Ik heb daarbij benadrukt dat deze overeenkomst een integraal en breed document zou moeten zijn. Wat betreft het EU-wapenembargo en de toekenning van markteconomiestatus aan China, die slechts marginaal zijn besproken, kwamen geen nieuwe gezichtspunten naar voren.
Ik heb met minister Yang vrij uitgebreid gesproken over de situatie in Afrika en in het bijzonder Sudan. Ik heb daarbij aangegeven dat Afrika een gemengd beeld toonde, waarbij in sommige landen vooruitgang duidelijk zichtbaar is, maar waar andere landen zoals Sudan en Zimbabwe steeds verder richting falende staten gaan. Ik heb het belang onderstreept van een gezamenlijke aanpak van fragiele staten en verwezen naar de laatste OESO/DAC High Level Meeting. Ik heb mij uitermate bezorgd getoond over de kritieke situatie in Sudan en met name (maar niet alleen) Darfur. Ik heb het belang onderstreept van de vraag was hoe, naast ondersteuning van de plannen van de Speciale Gezant van de Verenigde Naties Eliasson, de druk op de Sudanese autoriteiten verder opgevoerd kon worden. Ik heb mijn collega naar de Chinese inzet, inclusief mogelijke sancties, gevraagd. Minister Yang gaf aan dat Afrika een belangrijk continent voor China is. Recent is de voormalig Chinese ambassadeur in Zuid Afrika aangewezen als speciaal vertegenwoordiger voor Afrika. Dit jaar heeft al een aantal bezoeken van Chinese hoogwaardigheidsbekleders, inclusief president Hu Jintao, aan Afrika plaatsgevonden. Minister Yang gaf aan dat China een strategisch partnerschap met Afrika heeft, dat gebaseerd is op wederzijds respect en een win-win situatie. Sommige westerse landen hadden kritiek op het Chinese Afrikabeleid, maar volgens Yang waren alle Afrikaanse landen positief over de Chinese inzet in Afrika. China was bereid mee te werken aan de vreedzame oplossing van het conflict in Darfur, waaraan op een gebalanceerde manier invulling moest worden gegeven. Tijdens de China-Afrika Top in november 2006 had China al aangekondigd 200 militairen naar Darfur te sturen die humanitaire hulp zouden gaan verlenen. Ook andere landen zouden meer humanitaire hulp aan Darfur moeten verlenen. Minister Yang stelde dat sancties niet voor een oplossing zouden zorgen, omdat het het wantrouwen zou vergroten en de crisis zou verergeren. Tenslotte gaf minister Yang aan bereid te zijn vervolgbijeenkomsten te overwegen op een gezamenlijk wetenschappelijk seminar dat het Duitse EU-voorzitterschap heeft georganiseerd over Afrikabeleid.
Tijdens mijn gesprek met de voorzitter van het Chinese Nationaal Volkscongres Wu Bangguo, dat het karakter van een beleefdheidsbezoek had, heb ik aangegeven t evreden te zijn over de ontwikkeling van de bilaterale relaties, hetgeen door Wu werd beaamd. Wu sprak de wens uit meer samenwerking met het Nederlandse parlement te hebben en hoopte een goede relatie en uitwisseling met Nederlandse parlementariërs op te kunnen zetten.
Ik heb tenslotte informele gesprekken gevoerd met mensenrechtenexperts op het gebied van burgerlijke en politieke rechten, respectievelijk economisch, sociale en culturele rechten. Wat betreft de burgerlijke en politieke rechten schetsten zij een gemengd beeld. Op het gebied van de ontwikkeling van de rechtsstaat waren positieve ontwikkelingen zichtbaar, terwijl de vrijheid van meningsuiting en van vereniging in het gedrang kwamen. Ten aanzien van de economisch sociale en culturele rechten noemden de experts de vrije arbeidsmarkt en toename van welvaart positief, maar de transitie van China had voor nieuwe problemen gezorgd, zoals het feit dat de zorg en het medisch systeem voor de armere delen van de bevolking onbereikbaar waren geworden. Andere zorgpunten waren arbeidsrechten (inclusief vakbondsvrijheid) en de positie van migrantenwerkers. De experts benadrukten het belang van internationaal engagement met China ter versterking van de mensenrechten, inclusief samenwerkingsprogramma’s.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen