Kamerbrief inzake extraterritoriale werking van sancties opgelegd door de VS aan Iran
Tijdens het Algemeen Overleg inzake Iran van 28 juni jl. zegde ik toe aanvullende informatie te verschaffen over de extraterritoriale werking van door de VS opgelegde sancties tegen Iran.
De Iran Libya Sanctions Act (ILSA) uit 1996 kende extraterritoriale werking toe aan door de VS opgelegde sancties. Niet alleen Amerikaanse bedrijven konden vervolgd worden bij overtreding, maar de wetgeving dwong de uitvoerende macht tevens sancties op te leggen aan buitenlandse bedrijven die meer dan USD 20 miljoen investeerden in de energiesector van Iran. De wetgeving gaf de Amerikaanse President de mogelijkheid onder bepaalde omstandigheden hiervan afzien door middel van een “waiver”.
Na een akkoord tussen de VS en Libië werd deze wet in 2006 omgezet in de Iran Sanctions Act (ISA) en aangescherpt met de Iran Freedom Support Act (IFSA). De IFSA codificeert de bestaande sancties t.a.v. Iran, voortvloeiende uit onder andere Executive Orders van 1995 en 1997. De IFSA sanctioneert de export van technologie in massavernietigingswapens en geavanceerde conventionele wapens naar Iran. Tevens zijn de bevoegdheden van de President tot het verlenen van vrijstelling van vervolging beperkt. Deze vrijstelling kan slechts gegeven worden voor een periode van 6 maanden. De President dient bovendien aan te tonen dat deze vrijstelling in het belang van de nationale veiligheid is.
De wet vraagt van de President om tenminste twee van de zes in de wet genoemde sancties op te leggen. Deze sancties zijn grosso modo: het onthouden van leningen of garanties van de Amerikaanse Export-Import Bank, het onthouden van vergunningen voor de export van militaire technologie, het onthouden van leningen van Amerikaanse banken, het verbod om op de Amerikaanse financiële markten te opereren, uitsluiting van Amerikaanse tenders en beperkingen op import door het gesanctioneerde bedrijf.
De EU heeft vanaf de instelling van de ILSA geprotesteerd tegen het unilaterale karakter van de sancties en de extraterritoriale implicaties. De EU bereikte met de VS een politiek akkoord, vastgelegd in twee “Memoranda of Understanding” van 1997 en 1998, waardoor de praktische gevolgen voor Europese bedrijven beperkt zijn gebleven. Afgesproken werd dat de President van de VS gebruik zou maken van zijn recht tot verlening van een vrijstelling bij overtreding van de sancties door een Europees bedrijf.
Op dit moment liggen wetsvoorstellen in het Amerikaanse Congres voor die tot doel hebben de bestaande sancties tegen Iran te verscherpen. Twee daarvan zijn aangenomen in het Huis van Afgevaardigden. Het betreft ten eerste de Iran Sanctions Enabling Act (HR2347), dat oproept tot openbaarmaking van een lijst van bedrijven die meer dan USD 20 miljoen investeren in de Iraanse energiesector. Federale en statelijke overheden kunnen dan terugtrekking van investeringen in deze bedrijven afdwingen. Daarnaast gaat het om het wetsvoorstel van Congreslid Lantos (HR1400), dat voorstelt de bevoegdheid van de President onder I(L)SA tot het verlenen van vrijstellingen op te heffen. Hoe en wanneer de Senaat wetsvoorstellen inzake sancties tegen Iran zal behandelen is op dit moment nog niet te voorzien.
Ook op niveau van de Staten worden initiatieven genomen tot ontmoediging van investeringen in Iran (ondermeer via pensioenfondsen). De “US Securities and Exchange Committee” (SEC) lanceerde op 25 juni jl. online een lijst met bedrijven die belangen hebben in landen genoemd als “State Sponsors of Terrorism ”. Naar aanleiding van klachten van ondermeer de Europese Commissie werd deze lijst door de SEC op 20 juli jl. ingetrokken.
Nederland staat op het standpunt dat multilaterale maatregelen zijn te prefereren boven unilaterale sancties. In het geval van multilaterale sancties wordt de effectiviteit versterkt omdat alle landen – en bedrijven - zich aan de sancties dienen te houden. Nederland is principieel tegenstander van unilateraal ingestelde extraterritoriale werking van wetgeving van andere landen, die Ne derlandse bedrijven raken terwijl deze in lijn met Nederlandse en Europese wetgeving handelen. De regering is van mening dat over maatregelen tegen Iran dient te worden overlegd in internationaal verband. Over de implicaties van mogelijke nieuwe Amerikaanse wetgeving met gevolgen voor Europese bedrijven overlegt Nederland in EU verband. De EU voert hierover het gesprek met de VS.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen