Kamerbrief betreffende schriftelijk overleg agenda RAZEB d.d. 14-15 mei a.s
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door de leden van de vaste commissies voor Europese Zaken en voor Buitenlandse Zaken, naar aanleiding van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen (RAZEB) van 14 en 15 mei 2007. Deze geannoteerde agenda ging uw Kamer toe op 7 mei jl.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans
NB. Bij de beantwoording is de volgorde en indeling van de schriftelijke vragen zoveel mogelijk aangehouden.
Algemene Zaken
Voorbereiding Europese Raad 21-22 juni
Verdragswijziging en gerelateerde zaken
De leden van de fractie van het CDA vragen om aan te geven welke vorderingen tot nu toe zijn gemaakt om te komen tot een verdragswijziging. Om te komen tot verdragswijziging voert het EU-voorzitterschap vertrouwelijke consultaties met alle lidstaten. Nederland heeft gesprekken met het voorzitterschap gevoerd en de positie toegelicht zoals u op hoofdlijnen gepresenteerd is in de brief van het kabinet van 19 maart jl. Het proces van consultaties wordt de komende weken voortgezet ter voorbereiding van de Europese Raad van 21 juni aanstaande. Over de voortgang van deze besprekingen en de bilaterale consultaties met andere EU-partners zal het kabinet in de komende weken een brief sturen aan beide Kamers.
De leden van de SP-fractie vragen of voorstanders van een beperkte verdragswijziging ook medestanders zijn in het versterken van de democratische controle en duidelijke begrenzing van EU-bevoegdheden. Voorstanders van een beperkter verdrag zijn niet per sé ook voorstanders van het versterken van de democratische controle en een duidelijker verdeling van bevoegdheden. Anderzijds sluiten deze posities elkaar ook niet uit. In het algemeen kan worden gesteld dat er onder de lidstaten in wisselende mate belangstelling bestaat voor een duidelijker afbakening van bevoegdheden en meer democratische controle. Over de wijze waarop dit het beste kan geschieden, lopen de meningen echter uiteen.
Daarnaast vragen de SP-leden of een gekozen Commissievoorzitter en een EU-minister van Buitenlandse Zaken onderdeel van de kabinetsinzet zijn. In de kamerbrief van 19 maart jl. en in de diverse kamerdebatten is reeds gemeld dat elementen uit het Grondwettelijk Verdrag (GV) in de discussie betrokken zullen worden. Daarover wordt niet op deze RAZEB gesproken. In de vertrouwelijke consultaties met het voorzitterschap houden lidstaten hun kaarten bovendien dicht tegen de borst. Het zou daarom onverstandig zijn als Nederland hierover wel tot in de details inzicht geeft omdat dit de onderhandelingspositie ten opzichte van onze EU-partners zou kunnen verzwakken. In bovenvermelde brief aan de Kamer zal het kabinet wel nader ingaan op de stand van zaken en daarover met uw Kamer van gedachten wisselen.
De VVD stelt een drietal vragen met betrekking tot het tijdpad dat het voorzitterschap voor ogen heeft en eventuele bespreking van het onderwerp verdragswijziging. De geannoteerde agenda van de Europese Raad staat weliswaar geagendeerd voor de RAZEB van 14 en 15 mei a.s., maar het onderdeel ER-conclusies inzake verdragswijziging is daar nog niet in opgenomen. Naar verwachting zal het voorzitterschap dit deel van de ER-conclusies agenderen voor de RAZEB van 18 en 19 juni. De Kamer gaat overigens zoals hierboven vermeld in de komende weken separaat een brief toe aangaande het verdere onderhandelingsproces en de intenties van het voorzitterschap voor de Europese Raad van juni.
In het kader van de bilaterale consultaties bedient het voorzitterschap zich van vragenlijsten om de posities van lidstaten zo goed mogelijk in kaart te brengen. Deze vragenlijsten zijn op dringend verzoek van het voorzitterschap vertrouwelijk van aard. Het kabinet respecteert dit verzoek.
Voorts gaat de VVD-fractie in op een viertal punten aangaande de rol van nationale parlementen inzake subsidiariteit. Het kabinet streeft naar een wijzigingsverdrag waarmee onder andere het democratisch toezicht op de Europese besluitvorming verder wordt versterkt. Daarbij wil het kabinet, naast een versterking van de rol van het Europees Parlement, een versterking van de rol van de nationale parlementen in het kader van de toetsing van de subsidiariteit en de proportionaliteit van EU-wetgevingsvoorstellen. De minister van Buitenlandse Zaken heeft tijdens het AO RAZEB van 19 april jl. aangegeven dat hij niet pleit voor een mogelijkheid om één parlement een EU-wetgevingsvoorstel te kunnen laten tegenhouden. Het kabinet heeft voorkeur voor een regeling die voort bouwt op de “gele kaartprocedure” zoals oorspronkelijk voorzien in het Grondwettelijk Verdrag, waarbij naarmate het aantal nationale parlementen dat een voorstel niet vindt stroken met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit toeneemt, de mate van invloed van de nationale parlementen overeenkomstig toeneemt. Het kabinet vindt dat een nader te bepalen meerderheid van de nationale parlementen in staat moet zijn een EU-wetgevingsvoorstel tegen te houden indien dit niet strookt met de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit. Andere lidstaten achten een regeling voldoende waarbij in zo’n geval een wetgevingsvoorstel wordt terugverwezen voor heroverweging naar de Commissie.
De kabinetspositie aangaande de Kopenhagen-criteria staat – zoals de VVD-fractie aangeeft – in de Kamerbrief van 19 maart jl. In een nieuw verdrag zouden de Kopenhagen-criteria voor uitbreiding opgenomen kunnen worden teneinde het belang van de strikte naleving daarvan inzichtelijk te maken en te benadrukken. De absorptiecapaciteit van de EU is in de visie van het kabinet geen criterium maar een belangrijke overweging waarover op de Europese Raad van december 2006 overeenstemming is bereikt
Tijdens het notaoverleg met de Tweede Kamer inzake de kabinetsreactie op het Werk- en Wetgevingsprogramma van de Europese Commissie voor 2007 (14 februari 2007) heeft de minister van Buitenlandse Zaken toegezegd de Kamer per brief te informeren over de toezegging met betrekking tot horizonbepalingen in Europese regelgeving. Deze brief zal u op korte termijn toekomen.
Wat betreft de nationale verklaring inzake de EU-begroting is de positie van het kabinet ten aanzien van de onderhandelingsinzet diverse malen met de Tweede Kamer gedeeld. Zoals de Minister van Financiën tijdens het Algemeen Overleg ter voorbereiding van de Ecofin Raad van 8 mei jl al aangaf, zal het kabinet de nationale verklaring niet tot een additionele inzet maken in de discussie over verdragswijziging. Net als de Minister van Financiën zullen wij bij alle mogelijke andere gelegenheden, bijvoorbeeld bij de ‘review’ van de Europese meerjarenbegroting, steun blijven zoeken voor de nationale verklaring en vasthouden aan de Nederlandse ambities om controle en beheer van EU-gelden te verbeteren.
Oezbekistan
De EU heeft na de gebeurtenissen in Andizjan in mei 2005 en het instellen van de sancties in november 2005 regelmatig haar zorg over de mensenrechtensituatie in Oezbekistan uitgesproken en de Oezbeekse regering opgeroepen hervormingen door te voeren. Ook spreekt de EU de Oezbeekse regering regelmatig aan op de onrechtvaardige behandeling van mensenrechtenactivisten in individuele gevallen, zoals recent nog gedurende de processen tegen Gulbahor Turaeva en Umida Niazova.
Een eerste ronde van een EU mensenrechtendialoog met Oezbekistan heeft op 8 en 9 mei 2007 plaatsgevonden. Individuele zaken van mensenrechtenactivisten stonden tijdens deze dialoog uitdrukkelijk op de agenda. Het voeren van een mensenrechtendialoog moet worden gezien als middel om bij te dragen aan het bereiken van concrete resultaten, niet als een doel op zichzelf. De Raad heeft in verschillende raadsconclusies en gemeenschappelijke standpunten aangegeven dat herziening van het sanctieregime afhankelijk is van tastbare verbeteringen en resultaatgerichte hervormingen op het gebied van mensenrechten en bevredigende opheldering over de gebeurtenissen in Andizjan.
Centraal Azië
De EU Strategie voor Centraal Azië, die naar verwachting op de Raad in juni zal worden vastgesteld, schetst voor de nabije toekomst de kaders en prioriteiten voor de samenwerking tussen de EU en de Centraal Aziatische staten. In de concept strategie worden zeven terreinen voor samenwerking geïdentificeerd, waarbij het thema "jeugd en onderwijs" en het thema " mensenrechten, rule of law en democratisering" als eerste en tweede thema aan de orde komen. Nederland heeft in Raadskader actief uitgedragen dat de mensenrechtensituatie in Centraal Azië voldoende aandacht moet krijgen in de strategie, en zal dit waar nodig blijven doen. Onder het thema onderwijs zal in de strategie aandacht worden besteed aan de mogelijkheden voor studenten uit de Centraal Aziatische staten om in de EU te studeren, onder meer door het aanbieden van beurzen.
Europees Nabuurschapsbeleid
Het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB) werd ontwikkeld in de context van de uitbreiding van de Unie in 2004 met als doel nieuwe scheidslijnen in Europa te voorkomen. Het Nabuurschapsbeleid dient de stabiliteit, veiligheid en welvaart in onze buurlanden te versterken, echter zonder perspectief op EU-lidmaatschap. De regering heeft dit standpunt altijd gesteund en zal deze boodschap ook blijven uitdragen. Binnen de EU is er een aantal landen dat vindt dat binnen het kader van het Nabuurschapsbeleid uitzicht op lidmaatschap moet worden geboden aan buurlanden Oekraïne en Moldavië, maar de Commissie en het merendeel van de Lidstaten, waaronder Nederland, wijzen dit van de hand.
Kandidaatlidstaten en potentiële kandidaatlidstaten in de Westelijke Balkan maken geen deel uit van het Europees Nabuurschapsbeleid. Tot de oostelijke ENB-partnerlanden behoren Oekraïne, Moldavië, Georgië, Armenië en Azerbeidzjan. Gezien de slechte politieke situatie in Wit-Rusland neemt dit land formeel nog niet deel aan het ENB.
Externe Betrekkingen
WTO/DDA (Doha Development Agenda)
De EG speelt een centrale rol in de Doha-onderhandelingen. De belangrijkste contacten op politiek niveau vonden de laatste maanden plaats in het zgn. G4-verband (VS, India, Brazilië, en EG). De EG is daarmee een van de sleutelspelers in deze besprekingen. Zij pleit echter ook steeds voor tijdige multilateralisering van de onderhandelingen, zodat alle WTO-leden (en met name ook ontwikkelingslanden) voldoende bij het proces betrokken kunnen blijven.
Individuele lidstaten kunnen de Commissie steunen door duidelijk positie te kiezen binnen de verschillende interne EU-overleggen, maar ook door in bilaterale contacten met niet EU-lidstaten het belang van een ambitieus en evenwichtig resultaat van de Doha-ronde te benadrukken.
De belangen binnen de EU worden over de volle breedte tegen elkaar afgewogen, dat wil zeggen dat het totaal van het resultaat op de kerndossiers industrieproducten, diensten en landbouw ambitieus en evenwichtig zal moeten zijn en recht zal moeten doen aan de ontwikkelingsdimensie van deze ronde. De Staatssecretaris van Economische Zaken zal de Kamer binnenkort nader informeren over de stand van zaken en de verschillende belangen van de partijen in de onderhandelingen.
Sudan
De situatie in Sudan/Darfur zal door Nederland tijdens de RAZEB wederom aan de orde worden gesteld.
Implementatie van het Light Support Package (LSP) is in volle gang. De implementatie van het Heavy Support Package (HSP) is voorzien voor de tweede helft van 2007. Consultaties tussen de SGVN en de Sudanese regering om een hybride AU/VN-missie te accepteren zijn gaande.
Alle deelnemers van de Tripoli bijeenkomst op 28 en 29 april jl. bevestigden de noodzaak van centrale coördinatie van alle regionale vredesinitiatieven door de Afrikaanse Unie (AU) en de VN. Het is nu aan de AU en de VN om hier spoedig opvolging aan te geven. Speciaal Vertegenwoordiger van de VN Eliasson gaf aan dat een roadmap en timetable voor hernieuwde vredesonderhandelingen snel gefinaliseerd en gepresenteerd zullen worden.
Op 3 mei jl. hebben President Bashir en President Déby in Saudi Arabië een ‘verzoeningsakkoord’ getekend. Dit akkoord is in feite een herbevestiging van het Tripoli akkoord van februari 2006. Tsjaad en Sudan geven in het akkoord aan samen te zullen werken met de AU en de VN om vrede en stabiliteit in Darfur en Oost Tsjaad te realiseren.
Een tijdplan van de AU/VN om hernieuwde vredesonderhandelingen te starten is nog niet gefinaliseerd. Tijdens de RAZEB zal Nederland opbrengen dat de EU moet aandringen op een spoedige finalisering van dit tijdplan.
Uitgangspunt van het Nederlandse beleid is dat een eind moet komen aan de gewelddadigheden in Darfur en dat de verantwoordelijken voor de gepleegde, zeer ernstige misdrijven moeten worden berecht. De uitvaardiging van arrestatiebevelen door het Internationaal Strafhof (ISH) past in dit streven. Nederland en de EU zijn van mening dat de Sudanese regering, conform de resoluties van de Veiligheidsraad van de VN medewerking moet verlenen aan het ISH.
Nederland streeft in eerste instantie naar aanscherping van sancties in VN-kader indien de situatie in Darfur niet verbetert en geen concrete voortgang wordt geboekt met het politieke proces en de implementatie van de hybride AU/VN-missie. De VS en het VK gaan door met voorbereidingen van mogelijke sancties in VN-kader. Het is dan ook nog te vroeg om in de komende RAZEB voor te stellen een EU-sanctiebesluit voor te bereiden. Dit te meer omdat de SGVN de komende weken consultaties met de Sudanese regering voorzien heeft onder andere over de acceptatie door de Sudanese regering van een AU/VN hybride missie. Ook moet de routekaart van de AU en de VN over hernieuwde vredesonderhandelingen nog gefinaliseerd worden. Een olieboycot is overigens enkel effectief wanneer deze in VN-verband ingesteld zou worden.
Niettemin zal de EU duidelijk moeten blijven maken dat sancties aangescherpt zullen worden indien de situatie niet verbetert. Afhankelijk van de ontwikkelingen in VN-kader zal worden bepaald of separate EU-sancties wenselijk zijn.
De partij graan waaraan de PvdA-fractie refereert betreft voor zover bekend een geval waar het controle van voedselimporten betrof. De Sudanese overheid is voorzichtig met het invoeren van genetisch gemanipuleerd voedsel. Partijen voedsel die Sudan binnenkomen worden hierop gecontroleerd. De partij voedsel van het World Food Programme bleek niet genetisch gemanipuleerd te zijn. Het voedsel is dan ook twee weken geleden doorgestuurd naar Darfur.
Somalië
Nederland acht de ontwikkelingen in Somalië zeer zorgelijk. In EU-verband wordt via verschillende kanalen getracht een staakt-het-vuren en een politieke oplossing te bewerkstelligen. De diplomatieke inspanningen richten zich niet alleen op Somalië, maar ook op de Afrikaanse Unie en op buurlanden als Ethiopië, Eritrea en Kenia.
De EU heeft ruim 2 miljoen euro toegezegd voor facilitering van het nationale vredesproces. Om een effectief vredesproces van de grond te krijgen dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan, waaronder een staakt-het-vuren; een onafhankelijke commissie die uitvoering geeft aan het verzoeningscongres; een all inclusive dialoog en representatieve vertegenwoordiging van de Somalische bevolking in het nationale vredesproces. Via de Europese Commissie wordt technische assistentie geleverd aan het nationale verzoeningscomité en aan de Afrikaanse Unie.
De EU heeft voorts regelmatig aangedrongen op verbeterde toegang voor humanitaire organisaties, onder andere bij president Yussuf en tijdens talrijke bilaterale ontmoetingen. Mede door deze druk is de toegang voor humanitaire organisaties sinds 2 mei jl. verbeterd: de vliegvelden in en rond Mogadishu zijn inmiddels opengesteld voor humanitaire vluchten en voedsel wordt uitgedeeld door het Wereld Voedsel Programma (WFP).
Een langdurige presentie van Ethiopische militairen in Somalië is niet wenselijk. Bij de opzet van de AU-vredesmacht AMISOM werden buurlanden van Somalië, waaronder Ethiopië, expliciet uitgesloten van deelname omdat hun presentie bij zou kunnen dragen tot het vergroten van spanningen. Nederland heeft zich steeds voorstander betoond van snelle ontplooiing van AMISOM, waarvoor de Europese Unie 15 miljoen euro heeft gereserveerd.
Voorbereiding EU-Rusland Top op 18 mei a.s.
De regering hecht eraan dat de onderhandelingen met Rusland over een nieuwe partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst zo spoedig mogelijk beginnen. Het is te betreuren dat het startsein voor deze onderhandelingen naar verwachting nog niet tijdens de komende Top gegeven zal kunnen worden. Na eerdere indicatie dat het Poolse veto wellicht opgeheven zou kunnen worden, heeft Polen nu aangegeven toch aan het veto vast te houden aangezien er nog geen akkoord is over de export van Pools vlees naar Rusland. Ook Litouwen overweegt een veto omdat Rusland geen olie meer levert aan een Litouwse olieraffinaderij.
De regering onderschrijft het belang van een eensgezinde benadering van Rusland door de EU, en betreurt dat het beoogde begin van de onderhandelingen nog niet mogelijk is gebleken. Niettemin is het doorgaan van de EU-Rusland Top ook onder de huidige omstandigheden wenselijk. Het is van belang de dialoog met Rusland op politiek niveau voort te zetten, ook over onderwerpen waarover verschil van inzicht bestaat. Zo kan de Top onder meer worden aangegrepen om bij Rusland aan te dringen op matiging en de-escalatie ten aanzien van Estland. Deze boodschap van matiging geldt overigens voor alle betrokken partijen.
Tenslotte zij vermeld dat de bestaande partnerschap- en samenwerkingsovereenkomst haar werking behoudt zolang geen nieuwe overeenkomst is gesloten.
CSE-akkoord en raketschild
De discussie over raketverdediging dient los gezien te worden van het CSE-Verdrag (het verdrag inzake Conventionele Strijdkrachten in Europa). Nederland zal het onderwerp CSE noch raketverdediging inbrengen in de RAZEB. Het aangewezen kanaal voor discussie met Rusland over raketverdediging en CSE is de NAVO-Rusland Raad, zo is in de laatste ministeriële NAR (noord-Atlantische Raad) te Oslo bevestigd. In de NAVO-Rusland Raad wordt dan ook reeds met Rusland gesproken over deze onderwerpen.
Zwarte Zee regio
De Nederlandse regering onderkent het groeiende economische en politieke belang van de Zwarte Zee-regio en spant zich in, zowel in EU kader als bilateraal, om kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven te bevorderen. De pragmatische benadering is daarbij ingegeven door de wens duplicatie van reeds bestaande regionale initiatieven en bestaande EU-Zwarte Zee betrekkingen te vermijden.
Vanuit de Zwarte Zee regio is er geen verzoek om als regio een aparte handelsrelatie met de EU aan te gaan. De landen die tot de Zwarte Zee regio worden gerekend vormen een zeer diverse groep; het betreft EU lidstaten (Roemenië, Griekenland, en Bulgarije); staten waarmee de EU een bijzondere relatie onderhoudt in het kader van het Europese Nabuurschapsbeleid (Oekraïne, Moldavië, Armenië, Azerbeidzjan, en Georgië); de EU-kandidaatlidstaat Turkije; en de Russische Federatie, waarmee de EU een eigenstandige, strategische relatie mee heeft. Sommige staten zijn WTO-lid, andere zijn nog in onderhandeling over toetreding tot de WTO. Met Turkije heeft de EU bovendien een douane-unie. De intensivering van de betrekkingen van de EU met deze landen en het groeiende belang van de regio voor handel en investeringen en als doorvoergebied voor energieleveranties aan Europa worden ook weerspiegeld in geïntensiveerde bilaterale betrekkingen van Nederland met de landen in de Zwarte Zee regio.
Iran
Zoals aangekondigd in de geannoteerde agenda, zal Hoge Vertegenwoordiger Solana de ministers nader informeren over het gesprek dat hij op 25 april jl. in Ankara voerde met Ali Larijani, de Iraanse hoofdonderhandelaar voor nucleaire aangelegenheden. In de brief aan de Kamer ter voorbereiding op het AO Iran van 28 juni a.s. zal aan de contacten tussen Solana en Iran nader aandacht worden besteed. Solana en Larijani kwamen in Ankara overeen dat ze hun besprekingen voort zullen zetten op een nog nader te bepalen tijdstip. De Hoge Vertegenwoordiger stelde op 8 mei jl. dat het een proces van lange adem zal zijn om Iran terug te laten keren aan de onderhandelingstafel. Belangrijker dan de precieze termijn waarop het volgende gesprek plaats zal vinden, is dat in de gesprekken van Solana met Larijani een basis gevonden moet worden waarop onderhandelingen van start kunnen gaan. De leden van de zogeheten P5+1 gaven tijdens een ontmoeting op 2 mei jl. in Londen te kennen vast te zullen houden aan de voorwaarde dat Iran zijn verrijkingsactiviteiten op zal moeten schorten alvorens onderhandelingen mogelijk zijn. De EU deelt dit standpunt, dat de basis vormt voor de besprekingen met Larijani door HV Solana, namens de P5+1 en als vertegenwoordiger van de EU.
De regering deelt de mening dat in het EU-beleid ten aanzien van Iran naast non-proliferatieaspecten tevens het verbeteren van de mensenrechtensituatie centraal moet staan. Voorts dient het beleid gericht te zijn op het tegengaan van betrokkenheid bij terrorisme en het bewegen van Iran tot een constructieve rol in de regio. Diplomatiek overleg met Iran over problemen in de regio kan hieraan bijdragen. De betrokkenheid van Iran bij het ‘International Compact with Iraq’ en de deelname aan de buurlandenconferentie 3 en 4 mei jl. in Sharm el Sheikh valt in dit licht te verwelkomen.
De multi-national force-Iraq (MNF-I) heeft onder VNVR-resolutie 1723 (2006) de bevoegdheid om maatregelen te nemen om bij te dragen aan het behoud van veiligheid en stabiliteit in Irak. VS- troepen, onderdeel van MNF-I, hebben in januari een aantal Iraniërs aangehouden op verdenking van betrokkenheid bij Iraakse gewapende opstandelingen. De aangehouden Iraniërs genoten voor zover bekend geen formele diplomatieke immuniteiten.
Irak
Onder andere in de RAZEB-conclusies van 23 april jl. als ook in een verklaring van 4 mei j.l. van het EU-voorzitterschap, wordt ingegaan op het ‘International Compact with Iraq’ dat op 3 mei in Sharm el Sheikh werd gelanceerd. Het ‘International Compact’ wordt daarin verwelkomd en vooral ook de verplichtingen die de Iraakse regering hieronder is aangegaan voor hervormingen op politiek, veiligheid, economisch en sociaal terrein. Voorts werd in de voorzitterschapsverklaring opgemerkt dat het boeken van daadwerkelijke vooruitgang bij het realiseren van deze hervormingen van invloed zal zijn op de toekomstige samenwerking met de internationale gemeenschap, waaronder de samenwerking met de EU. Tevens is in de verklaring aangegeven dat de EU ook in de toekomst bereid zal zijn om Irak te ondersteunen door onder meer het onderhouden van een politieke dialoog, het voeren van onderhandelingen gericht op het afsluiten van een handels- en samenwerkingovereenkomst en het bieden van hulp bij de wederopbouw.
De buurlandenconferentie die aansluitend op 4 mei heeft plaatsgevonden met deelname van onder andere de permanente leden van de Veiligheidsraad, de G8 en de EU, was een positieve stap om de internationale gemeenschap en met name de buurlanden van Irak nader te betrekken bij de veiligheid en stabiliteit van Irak en het proces van nationale verzoening. De problemen in Irak kunnen vanzelfsprekend niet met één enkele conferentie worden opgelost; een oplossing zal bovendien in de eerste plaats moeten worden gezocht bij de partijen in Irak zelf. Buurlandenconferenties zoals de conferentie van 4 mei jl. kunnen op termijn wel een positieve bijdrage leveren door het stimuleren van dialoog en samenwerking in de regio ten aanzien van Irak.
Een volgende ministeriële conferentie is voorzien in Istanboel, op een nog nader te bepalen datum. Er is afgesproken om spoedig werkgroepen bijeen te laten komen op het terrein van veiligheid en grensbewaking, energie en elektriciteit evenals de problematiek van vluchtelingen en ontheemden. De EU is bereid de werkgroepen te ondersteunen, onder andere door het verschaffen van expertise. De Kamer zal binnenkort een brief toegaan over de uitkomsten van de UNHCR-conferentie die medio april in Genève werd gehouden over de problematiek van Iraakse vluchtelingen en ontheemden. Ook de antwoorden op vragen van de leden Azough en Peters aan de staatssecretaris van Justitie en de minister voor Ontwikkelingssamenwerking zullen hierop nader ingaan.
MOVP
Tijdens de RAZEB van 14 mei as. zal een bijeenkomst plaatsvinden met leden van de Arabische Liga. Minister Abu Amr zal deze bijeenkomst bijwonen. De minister van Buitenlandse Zaken zal en marge hiervan een gesprek hebben met zijn Palestijnse ambtgenoot en niet, zoals was voorzien, tijdens het voorgenomen bezoek aan Egypte, Israël en de Palestijnse Gebieden medio juni as. Minister Abu Amr zal, naar nu is gebleken, in die periode in het buitenland verblijven.
Tijdens het bezoek aan de regio zijn tevens gesprekken voorzien met onder andere Israëlische bewindspersonen en parlementariërs, onder wie de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken. De EU en het Kwartet hebben geen voorwaarden geformuleerd voor contacten met Israëlische functionarissen. Tijdens het bezoek zal de minister van Buitenlandse Zaken in zijn gesprekken met Israëlische en Palestijnse vertegenwoordigers naast het vredesproces tevens mensenrechtenkwesties aan de orde stellen.
De Raad zal in het licht van de discussie over het contactenbeleid van de EU de komende maanden verder spreken over de hulprelatie met de Palestijnen. Daarbij zal worden bezien of, en zo ja op welke wijze hulp kan worden verstrekt aan gematigde krachten in de Palestijnse regering.
De EU dringt er, mede in het kader van het Kwartet, bij Israël en de Palestijnen op aan dat zij hun verplichtingen in het kader van de Agreement on Movement and Access (AMA) nakomen. Zoals eerder aan de Kamer gemeld, draagt Nederland actief aan dit proces bij door middel van ondersteuning van projecten die een versoepeling van het openingsregime van de grensovergang Karni voor landbouwproducten uit de Gazastrook bevorderen en door deelname aan de EU Border Assistance Mission bij de Rafah-overgang. Daarnaast steunt de EU de inspanningen van de VS voor de aanvaarding door Israël en de Palestijnen van een tijdpad van acht maanden voor de uitvoering van de AMA.
Westelijke Balkan
Nederland zal in de komende RAZEB de noodzaak blijven benadrukken van volledige samenwerking van Servië met het Joegoslavië Tribunaal.
In dit kader kan de benoeming van Tomislav Nikolic van de Radicalen als parlementsvoorzitter een zorgelijke ontwikkeling betekenen. Het Duitse voorzitterschap heeft een verklaring uit doen gaan waarin de verkiezing van Nikolic als parlementsvoorzitter wordt betreurd omdat de Radicalen zich tegen de integratie van Servië in Euro-Atlantische verbanden verzetten.
Doordat de Servische binnenlandse agenda al enige tijd wordt gedomineerd door discussie over Kosovo is de aandacht voor de benodigde hervormingen om onder andere het SAO (Stabilisatie- en Associatie Overeenkomst)- proces te faciliteren op de achtergrond geraakt. Met name noodzakelijke hervormingen op de terreinen van justitie, binnenlandse zaken en privatisering blijven uit, waardoor geen voortgang wordt geboekt in de toenadering tot Europese structuren.
Nederland heeft kennis genomen van de recente arrestaties van diverse leden van de paramilitaire organisatie “Guard of Prince Lazar" in de Servische stad Krusevac door de Servische autoriteiten en zal verdere inspanningen van de Servische overheid tot het aanpakken van dergelijke organisaties verwelkomen.
In het kader van het VN-onderhandelingsproces om te komen tot een resolutie over een nieuwe status van Kosovo hebben de leden van de Veiligheidsraad recentelijk een bezoek gebracht aan de regio. De missie aan de regio heeft ertoe bijgedragen dat de leden van de VNVR zich nu niet meer alleen concentreren op concepten als territoriale integriteit, maar ook een beter beeld hebben van de situatie ter plekke. De positie van Rusland lijkt nog onveranderd: Rusland accepteert alleen een door beide partijen gesteunde oplossing en vreest voor precedentwerking ten aanzien van andere conflictgebieden.
Moratorium op het uitvoeren van de doodstraf
De regering is onder alle omstandigheden tegen de doodstraf en hecht een groot belang aan wereldwijde afschaffing van de doodstraf. De regering is dan ook voorstander van een actieve Europese rol bij wereldwijde actie om de doodstraf af te schaffen en steunt het Italiaanse initiatief om in VN verband toe te werken naar een resolutie over een wereldwijd moratorium op de doodstraf.
De regering is zich echter bewust van de risico’s van een mislukking, zoals gebeurde met pogingen in 1994 en 1999 om een VN-resolutie over de doodstraf in te dienen. Deze mislukten door ondermijnende amendementen van tegenstanders van een moratorium. Een nieuwe mislukking zou een terugslag voor jaren betekenen en tot nu toe bereikte resultaten in de strijd voor afschaffing van de doodstraf kunnen schaden. Dit risico wordt ook onderstreept door organisaties als Amnesty International. Daarom zijn in Raadsverband afspraken gemaakt waar Nederland zich in kan vinden. Het initiatief moet mede gedragen worden door landen uit andere regio’s dan de EU en op voldoende steun kunnen rekenen.
Onder voldoende steun verstaat de regering dat een meerderheid van landen in de Algemene Vergadering van de VN steun geeft aan een resolutie en bereid is deze te verdedigen tegenover tegenstanders. Om zeker te zijn van een meerderheid zijn naar schatting 97 a 100 landen nodig. De Verklaring tegen de Doodstraf die op 19 december 2006 in de AVVN werd voorgelezen was ondertekend door 85 landen. Inmiddels hebben nog vijf landen hun steun kenbaar gemaakt. Het is echter niet vanzelfsprekend dat landen die de Verklaring ondersteunen of de doodstraf hebben afgeschaft ook steun willen geven aan een VN-resolutie voor een wereldwijd moratorium.
Indiening van een resolutie moet goed worden voorbereid en het tijdstip zorgvuldig bepaald. Afgesproken is daarom dat de EU eerst wereldwijd peilt of er voldoende steun is en pas daarna een besluit neemt of dit jaar reeds een resolutie ingediend kan worden danwel dat de EU in 2007 wederom een verklaring tegen de doodstraf indient met steun van zoveel mogelijk landen.
De EU intervenieert regelmatig in het geval van op handen zijnde executies in de Verenigde Staten. Gezien ontvangen Kamervragen van 2 mei van het lid Van Velzen (SP) over de voorgenomen executie van de Amerikaanse journalist Mumia Abu-Jamal, zal beantwoording van de aanvullende vragen van de SP-fractie worden meegenomen bij de beantwoording van deze Kamervragen.
EVDB missies in Kosovo en in Afghanistan
De regering zal de Kamer nader informeren over de voorgenomen Nederlandse deelname aan de EVDB-missie in Afghanistan in de komende ‘stand van zaken brief’. Tegen die tijd zijn meer operationele details bekend die in de informatievoorziening aan de Kamer worden meegenomen. Nederlandse adviseurs en trainers zullen kunnen worden ingezet in Uruzgan, Kandahar en Kabul. De zogenoemde “International Police Coordination Board (IPCB)” zal de coördinatie, coherentie en samenwerking tussen de verschillende partners moeten garanderen De IPCB wordt het strategisch en coördinerend orgaan waarin de Afghaanse autoriteiten en de internationale gemeenschap gezamenlijk het politiebeleid zullen vormgeven en afstemmen.
Het operationele plan voor de EVDB-missie in Kosovo zal pas verschijnen nadat de missie door een VN-resolutie een mandaat heeft verkregen. De regering zal daarna definitief over de Nederlandse bijdrage beslissen.
Conform de in de Kamerbrieven vastgestelde procedures (Tweede Kamer vergaderjaar 2000-2001, 27 476, nr. 1 en 2) beslist de Ministerraad over uitzending ten behoeve van civiele missies. Stemt de Ministerraad met een dergelijk voorstel in, dan wordt het parlement ingelicht. Het toetsingskader is als zodanig niet van toepassing op uitzending van militairen voor civiele missies en uitzending van burgers en reguliere politiefunctionarissen in het kader van internationale crisisbeheersingsoperaties. Wel zal de regering relevante elementen uit het toetsingskader bij haar beoordeling van deze missies betrekken en meenemen in de berichtgeving aan de Kamer.
De EU en de NAVO werken momenteel voor beide missies aan technische samenwerkingsovereenkomsten op een aantal gebieden. De conceptdocumenten zijn op stafniveau van beide organisaties opgesteld. Het is niet uit te sluiten dat de interpretatie van Berlijn-plusafspraken (met name door Turkije, Cyprus en Malta) bij vaststelling van de overeenkomsten een rol gaat spelen.
Security Sector Reform in de Democratische Republiek Congo (DRC)
De donoren die de hervorming van de veiligheidssector (SSR) in de DRC ondersteunen hebben de afgelopen maanden regelmatig overleg gepleegd om de effectiviteit en coherentie van hun interventies te maximaliseren. Eén van de belangrijkste resultaten hiervan is de afspraak met de Congolese autoriteiten om deze zomer middels een conferentie met de internationale gemeenschap tot werkafspraken te komen over een ieders inzet ten behoeve van deze hervormingen. In hun contacten met de Congolese autoriteiten onderstrepen de EU-lidstaten, inclusief Nederland, steeds het belang van SSR en goed bestuur (inclusief corruptiebestrijding).
De regering meent dat het gewelddadig optreden tegen burgers van individuele leden van het nationale leger (FARDC) het belang van SSR in de DRC onderstreept. Sinds begin 2007 richt Nederland zich derhalve met name op hervorming van het defensie- en justitieapparaat. Nederland levert geen personele bijdrage meer aan de politiemissie EUPOL Kinshasa. Nederland levert sinds medio 2006 drie militaire experts aan de EUSEC DRC missie.
Het verkiezingsproces in de DRC is succesvol afgerond als gevolg van de gezamenlijke inspanningen van betrokken Congolese partijen en instanties, de internationale gemeenschap, MONUC en de EVDB-missies EUFOR RD Congo en EUPOL Kinshasa. Voormalig presidentskandidaat en Senator Bemba is uit eigen beweging naar Portugal vertrokken. De politieke situatie in Kinshasa is na de recente gewelddadigheden gestabiliseerd maar nog steeds fragiel. De situatie in oostelijk Congo blijft gespannen.
Nederland en de EU ondersteunen het Internationaal Strafhof (ISH) in politieke zin; dat geldt ook met betrekking tot het onderzoek van het Strafhof in de DRC. Daarnaast heeft de EU een samenwerkingsovereenkomst met het ISH gesloten, op grond waarvan onder andere relevante informatie van de EU met het Hof kan worden gedeeld. Nederland heeft het voortouw gehad bij het opheffen van het VN-reisverbod voor Thomas Lubanga, de eerste verdachte uit de DRC die momenteel in Den Haag gedetineerd is, kort voordat hij aan het Strafhof werd overgedragen. Nederland is als gastland van het ISH regelmatig betrokken bij facilitatie in het kader van werkzaamheden van het Hof, zoals de inreis van getuigen.
Cuba
Over Cuba wordt bij deze Raad niet gesproken. Evenwel kan gemeld worden dat begin 2005 werd besloten de door het CDA genoemde sanctiemaatregelen tegen Cuba op te schorten en de contacten tussen de EU en de vreedzame oppositie en maatschappelijk middenveld te intensiveren. Dat heeft de Cubaanse oppositie gesteund maar leidde helaas niet tot vrijlating van een substantieel aantal politieke gevangenen. De Nederlandse regering betreurt dat. Bij de evaluatie van het Gemeenschappelijk Standpunt in juni a.s. wordt de effectiviteit van het EU-beleid nauwgezet bekeken. Dan zal moeten worden nagegaan hoe de effectiviteit van dat beleid kan worden verhoogd, iets waarvoor Nederland zich zal inzetten.
Turkije
De controverse tussen de islamitische en de seculiere stroming in Turkije heeft zich tijdens de presidentsverkiezingen scherp gemanifesteerd en er uiteindelijk toe geleid dat de verkiezingen in een impasse zijn gekomen. Dit is niet goed voor de politieke stabiliteit in Turkije. Nederland is van mening dat de betrokken partijen hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor het democratisch verloop van de presidentsverkiezingen, dat wil zeggen zonder actieve inmenging van krachten die het democratisch proces kunnen verstoren. Nederland sluit zich hierbij aan bij de Europese Commissie en het EU-voorzitterschap die Turkije hiertoe al hebben opgeroepen. De verkiezingen zullen uiteraard nauwgezet worden gevolgd, mede met het oog op de vereiste criteria voor de onderhandelingen met Turkije over EU-toetreding.
Gulf Cooperation Council (GCC)
Energiezekerheid, terrorismebestrijding en inzet voor vrede en veiligheid zijn onderwerpen die in de dialoog met de GCC systematisch aan de orde worden gesteld. Dit was ook het geval bij de recente EU-GCC Ministeriële conferentie die op 8 mei 2007 plaatsvond in Riyad, hetgeen wordt gereflecteerd in het gezamenlijk slotcommuniqué dat als resultaat van deze conferentie is aanvaard. Hetzelfde geldt voor de onderwerpen democratisering en mensenrechten. Daarnaast heeft de Raad in 2001 voor de onderhandelingen tussen de EU en de GCC over een vrijhandelsakkoord het mandaat van de Commissie voor deze onderhandelingen aangepast door hierin expliciet op te nemen dat in alle akkoorden met derde landen rekening moet worden gehouden met het EU-beleid inzake respect voor democratie en mensenrechten.
Galileo
De huidige problemen ten aanzien van het satellietnavigatiesysteem Galileo zijn dat de contractonderhandelingen met het beoogde consortium van Europese ruimtevaartbedrijven over de bouw en exploitatie van Galileo niet zullen worden voortgezet. De voornaamste reden hiervoor is dat het consortium niet bereid is risico te nemen vanwege ongewisse inkomsten. Hiermee is het “Public Private Partnership” van de baan. Op 16 mei aanstaande zal de Europese Commissie een voorstel doen voor alternatieve realisatie van Galileo. Het alternatief zal voorzien in een grotere publieke rol. De voorkeur van de Commissie zou uitgaan naar het publiekelijk aanbesteden van de bouw van de satellieten, waarna er gezocht zal worden naar een private partij voor de uiteindelijke exploitatie. Voor deze constructie zal naast de reeds gereserveerde 1 miljard Euro nog eens circa 2,4 miljard Euro binnen de bestaande EU-begroting (2007-2013) vrijgemaakt moeten worden. De Transportraad zal zich in juni aanstaande buigen over de thans ontstane situatie en de Commissievoorstellen ter zake. Besluitvorming wordt uiterlijk verwacht tijdens de bijeenkomst van de Transportraad in oktober 2007 onder Portugees voorzitterschap.
De omschrijving van Galileo als een project met omvangrijke militaire doelstellingen is onjuist. De EU-lidstaten hebben unaniem besloten dat Galileo een civiel systeem onder civiele controle is.