Beantwoording vragen van leden Gill'ard en van Dam over de naleving van artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Gill'ard en Van Dam over de naleving van artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst met Suriname. Deze vragen werden ingezonden op 12 oktober 2007 met kenmerk 2070802240.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Gill'ard en Van Dam (beiden PvdA) over de naleving van artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst met Suriname.

Vraag 1
Kunt u een indicatie geven van het aantal Surinaamse Nederlanders en hun verwanten die, conform artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst (TSO) tussen Nederland en Suriname, recht hebben op het Surinaamse staatsburgerschap, omdat zij daartoe vóór 1 januari 1986 hun wil te kennen hebben gegeven, maar die de overgang van het Nederlandse naar het Surinaamse staatsburgerschap van rechtswege nog niet concreet hebben (doen) laten ingaan?

Antwoord
In Nederland wonen ongeveer 350.000 Nederlanders van Surinaamse herkomst, inclusief de tweede generatie. Hoeveel personen daarvan onder artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst vallen is niet te zeggen. Daarvoor zijn immers gegevens als geboortedata noodzakelijk. Overigens is het zo dat die personen, die onder de Toescheidingsovereenkomst vallen en die vóór 1 januari 1986 hun wil tot het verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit te kennen hebben gegeven, de Surinaamse nationaliteit ook volgens artikel 5 van de Toescheidingsovereenkomst hebben verkregen. Hun Nederlanderschap hebben zij daarbij verloren.

Vraag 2
Hebben leden van deze groep Surinaamse Nederlanders zich de afgelopen jaren tot de Nederlandse autoriteiten gericht met klachten over de interpretatie of de uitvoering door de Surinaamse overheid van artikel 5 van de (TSO)? Zo ja, hoe heeft u daarop gereageerd?

Antwoord
De Vereniging Surinaamse Nederlanders en enkele andere organisaties hebben zich in de afgelopen jaren meerdere malen tot de minister en het ministerie van Buitenlandse Zaken gericht met het verzoek zorgvuldig om te gaan met de rechten en belangen van Nederlanders van Surinaamse afkomst in Suriname. In reacties is bevestigd dat Nederland in overleggen met Suriname over de Toescheidingsovereenkomst zorgvuldig omgaat met deze rechten en belangen.

Om een beter inzicht in de materie te verkrijgen heeft Nederland in 2005 ook door een deskundige een onderzoek laten verrichten naar de individuele rechten van Nederlanders van Surinaamse afkomst, die mogelijk in het geding zouden zijn bij een eventuele beëindiging van de Toescheidingsovereenkomst. De inhoud van dit rapport is bekend bij onder meer de Vereniging Surinaamse Nederlanders en de Surinaamse regering.

Vraag 3
Heeft de regering van Suriname zich de afgelopen jaren tot de Nederlandse regering gewend met verzoeken of voorstellen om de voorrechten, die deze groep Surinaamse Nederlanders in Suriname geniet conform dit artikel 5 van de (TSO), te doen inperken of beëindigen? Zo ja, hoe heeft u daarop gereageerd?

Antwoord
De regering van Suriname heeft begin 2005 in een schrijven aan de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken aangegeven de Toescheidingsovereenkomst te willen beëindigen. Nederland heeft geantwoord begrip te hebben voor dat verzoek. De Toescheidingsovereenkomst heeft immers zijn voornaamste werk gedaan, het toekennen van nationaliteit. Nederland heeft in zijn antwoord echter tevens aangegeven dat nader overleg noodzakelijk is om erop toe te zien dat in de Toescheidingsovereenkomst vastgelegde individuele rechten in Suriname van Nederlanders van Surinaamse afkomst voldoende worden gewaarborgd. Zulks is door mijn voorganger herhaald tijdens zijn overleg met minister Kraag-Keteldijk op 21 oktober 2005 te Paramaribo. Dit Nederlandse standpunt is ook meermalen herhaald in overleggen tussen de minister-president en president Venetiaan alsmede in contacten tussen de ministers resp. ministeries van Buitenlandse Zaken.

In december 2005 heeft in Paramaribo ambtelijk overleg plaatsgevonden over de Surinaamse wens tot beëindiging van de Toescheidingsovereenkomst. Nederland heeft zich daarbij op het voornoemde standpunt gesteld. Dit overleg heeft tot op heden geen ambtelijk vervolg gekregen. De Toescheidingsovereenkomst is dus niet beëindigd.

Suriname heeft aangegeven bezig te zijn met herziening van zijn Vreemdelingenwet. Nederland informeert met regelmaat naar de vorderingen in dit proces, mede met het oog op de relatie tussen de voorgenomen wetgeving en de rechten van Nederlanders van Surinaamse afkomst conform de Toescheidingsovereenkomst.