Beantwoording vragen van het lid Van Gennip over mogelijke onderhandelingen met de Taliban
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister voor Ontwikkelingssamenwerking, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Gennip over mogelijke onderhandelingen met de Taliban. Deze vragen werden ingezonden op 17 september 2007 met kenmerk 2060725460.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, op vragen van het lid Van Gennip (CDA) over mogelijke onderhandelingen met de Taliban.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Taliban bereid zou zijn te gaan onderhandelen met de regering van Afghanistan, na de oproep daartoe van president Karzai? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u de uitlating van een woordvoerder van de Taliban, dat er “ op dezelfde manier kan worden onderhandeld als met Zuid-Korea”? Deelt u de mening dat een eis tot vertrek van buitenlandse troepen en het vrijlaten van gevangen genomen terroristen, zoals ook geëist in de onderhandelingen met Zuid-Korea, niet wenselijk is en in feite tot een situatie van niet-onderhandelen leidt?
Antwoord
Ik ben onvoldoende bekend met de inhoud van de gesprekken tussen de Taliban en Zuid-Korea. Dat laat evenwel onverlet dat onderhandelingen met de Taliban over ontvoerde personen geenszins vergeleken kunnen worden met een politieke dialoog tussen de Afghaanse regering en de Taliban over duurzame vrede. In hoeverre de uitspraken van de Taliban dit proces frustreren, kan ik nog niet beoordelen. Vertrek van buitenlandse troepen en het vrijlaten van gevangen genomen terroristen acht ik in dit kader overigens niet wenselijk.
Vraag 3
Onder welke voorwaarden acht u onderhandelingen met de Taliban wél aanvaardbaar? Deelt u de mening dat het afzweren van het terrorisme, het neerleggen van de wapens en een eventuele integratie in het Afghaanse nationale leger hiervoor noodzakelijk is? Hoe voorkomt u dat onderhandelingen de Taliban een sterkere positie geven (zowel in de ogen van de lokale bevolking als in internationaal verband), wat de strategie om de Taliban irrelevant te maken zou doorkruisen?
Antwoord
De Nederlandse regering hecht aan een duurzame en democratische oplossing van de conflicten in Afghanistan. Verzoening, integratie van strijders en politieke dialoog zullen daarvan deel uit kunnen maken. De Nederlandse regering ondersteunt in die zin de oproep van President Karzai om te gaan praten. Het is daarbij primair aan de Afghaanse regering om te bepalen onder welke voorwaarden onderhandelingen kunnen worden gevoerd en met wie. Daarbij is zij uiteraard gebonden aan de uit het relevante internationale recht voortvloeiende voorwaarden, alsmede het Transitional Justice Action Plan.
President Karzai probeert door een proces van nationale verzoening de Taliban en andere extremistische groeperingen, aan zich te binden. Een klein aantal seniore Taliban leiders is reeds teruggekeerd in het politieke proces in Afghanistan, door ondermeer de Afghaanse grondwet en de democratische regels te aanvaarden en het gebruik van geweld af te zweren. Daarnaast zijn tot nu toe ongeveer 3000 ex-Taliban verzoend met de Afghaanse regering via het PTS-programma (program Takhem-e-Sohl) waaraan ook Nederland een financiële bijdrage levert. Ook de recente vredesjirga tussen Afghanistan en Pakistan wordt door Nederland positief gewaardeerd, aangezien zij een mogelijke vruchtbare basis heeft gelegd voor verzoening.
Vraag 4
Welke rol ziet u in deze kwestie weggelegd voor de internationale gemeenschap en specifiek voor Verenigde Naties?
Antwoord
Nederland pleit voor een sterke rol van de VN in Afghanistan. Ten aanzien van een strategie voor duurzame vrede zou de VN een faciliterende rol kunnen spelen, indien de Afghaanse regering daarom verzoekt.
1) ANP, 10 september 2007