Beantwoording vragen van het lid Van Bommel over de positie van minderheden in Irak
Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Bommel over de positie van minderheden in Irak. Deze vragen werden ingezonden op 5 maart 2007 met kenmerk 2060708640.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Van Bommel (SP) over de positie van minderheden in Irak.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van de verschillende vormen van vluchtelingenstromen die zich in Irak voordoen? 1
Vraag 2
Deelt u de mening dat de ontwikkelingen alarmerend zijn en dat nu met spoed politieke druk nodig is om de reden tot vluchten weg te nemen?
Antwoord
Ik heb kennisgenomen van de verschillende vormen van vluchtelingenstromen. Het is inderdaad alarmerend dat grote aantallen Irakezen hun toevlucht hebben gezocht in de buurlanden of ontheemd zijn geraakt. Het escalerende sectarische geweld is daar onder andere een oorzaak van. Nationale verzoening is daarom essentieel. De Iraakse regering dient tevens met daadkracht de milities aan te pakken. Nederland en de Europese Unie hebben deze boodschap bij herhaling nadrukkelijk onder de aandacht gebracht van de Iraakse autoriteiten en zullen dat in de toekomst ook blijven doen.
Vraag 3
Is het waar dat Syrië noch Jordanië de vluchtelingen erkennen, maar gasten noemen, en dat zij geen verplichtingen aangaan jegens deze vluchtelingen?
Antwoord
Jordanië en Syrië zijn geen partij bij het VN-Vluchtelingenverdrag van 1951. In dat opzicht hebben zij dus geen juridische verplichtingen tegenover de Iraakse staatsburgers die hun land zijn ontvlucht. In de praktijk vangen zij evenwel al jarenlang grote aantallen vluchtelingen op, maar voor de meerderheid geldt dat zij geen vrije toegang hebben tot voorzieningen.
Jordanië
De Jordaanse overheid, evenals de Syrische, noemt hen consequent "gasten" en maar een relatief klein aantal Irakezen heeft de status van vluchteling gekregen. Jordanië herbergt wel grote aantallen Palestijnse vluchtelingen die na 1948 en 1967 naar Jordanië zijn gekomen. Voor Jordanië gold een Memorandum of Understanding (MoU) met UNHCR, op grond waarvan tijdelijke bescherming van vluchtelingen mogelijk was. Het MoU is echter in 2005 verlopen en niet verlengd. Sindsdien probeert UNHCR nog steeds haar VN-beschermingsmandaat invulling te geven, doch ontbeert daarbij een juridische basis ten opzichte van de Jordaanse autoriteiten. UNHCR blijft in gesprek met de Jordaanse autoriteiten en kan in individuele gevallen soms interveniëren, maar Jordanië stelt zich voorshands terughoudend op.
Irakezen in Jordanië hebben derhalve dezelfde status als andere vreemdelingen in het land. Dit houdt in dat zij slechts een tijdelijk visum krijgen, niet mogen werken en geen toegang krijgen tot onderwijs en medische zorg. Hiermee wil de Jordaanse overheid voorkomen dat Irakezen blijven hopen op integratie in de Jordaanse samenleving en dat meer Irakezen worden aangemoedigd naar Jordanië te komen.
Syrië
Tot voor kort konden Irakezen zonder belemmering Syrië inreizen en er verblijven, maar Syrië heeft recent beperkingen opgelegd aan Irakezen. Dit leidde tot grote onrust onder Irakezen in Syrië, die uitzetting vreesden. Na het bezoek van februari jl. van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de Vluchtelingen zijn de maatregelen gedeeltelijk teruggedraaid.
In Syrië wordt het Irakezen, in tegenstelling tot in Jordanië, in de praktijk wel toegestaan om te werken en hebben zij toegang tot onderwijs en gezondheidszorg.
Vraag 4
Bent u bereid met de Syrische en Jordaanse autoriteiten contact op te nemen om hen financiële en humanitaire hulp aan te bieden? Zo ja, op welke wijze doet u dat of bent u voornemens dat te doen? Indien neen, waarom niet?
Vraag 5
Bent u bereid de financiële of andere hulp aan de UNHCR voor deze vluchtelingen uit te breiden? Indien neen, waarom niet?
Antwoord
Er vindt door UNHCR reeds contact plaats met de autoriteiten over de situatie. Bovendien zal Nederland op 17/18 april aanstaande vertegenwoordigd zijn op de UNHCR-conferentie in Genève die wordt georganiseerd om de situatie van de Irakese vluchtelingen in de regio onder de aandacht te brengen. Hierbij zullen ook de autoriteiten van de betrokken landen aanwezig zijn.
Zoals bekend wordt er geen humanitaire hulp aangeboden rechtstreeks aan overheden. Humanitaire hulp loopt via multilaterale kanalen en / of betrouwbare professionele niet-gouvernementele organisaties (NGO’s).
Naast de reeds gedane bijdrage aan de humanitaire situatie in en rond Irak (waarover uw Kamer reeds eerder geïnformeerd werd tijdens het Algemeen Overleg over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak op 15 februari jl., alsmede in mijn brief van 2 november 2006 (2006/2007 nr. 357) zijn wij indien nodig bereid extra bij te dragen. Onderzoek in Jordanië en Syrië zal op korte termijn uitwijzen wat de behoeften zijn van de meest kwetsbaren, en hoe deze het best bereikt kunnen worden. Daarna zal zo spoedig als mogelijk besluitvorming aangaande de Nederlandse bijdrage mogelijk zijn. Daarnaast neemt Nederland individuele voordrachten voor hervestiging van UNHCR in overweging.
Vraag 6
Kunt u bevestigen dat Yezidis in het noorden van Irak, in de provincies Mosul en Duhok en met name de streek Shaikhan op 15 februari jl. opnieuw slachtoffer zijn van geweld door andere (Koerdische) burgers? Is het waar dat er een heilige oorlog tegen Yezidi wordt gevoerd? 2
Vraag 7
Bent u bereid politieke druk uit te oefenen op de Irakese regering en met name op de regionale regering van Koerdistan? Zo ja, op welke wijze? Indien neen, waarom niet?
Antwoord
Van een onafhankelijke bron is vernomen dat op 15 februari 2007 het Yezidi dorp Shaikan aangevallen werd door leden van de Mazori-stam. Hierbij zou sprake zijn geweest van traditionele eerwraak, nadat een vrouw van de Mazori-stam op de openbare weg was aangetroffen in gezelschap van twee Yezidi mannen. De vrouw werd door haar eigen stamgenoten om het leven gebracht omdat zij in hun optiek haar echtgenoot in diskrediet had gebracht. Volgens dezelfde bron trokken de Mazoris vervolgens naar Shaikan om aldaar wraak te nemen op de Yezidis in de vorm van brandstichting en vernieling. De Koerdische Regionale Regering (KRG) heeft arrestaties verricht en is een onderzoek begonnen.
Het feitelijk gezag van de Iraakse centrale regering over het gebied van de Koerdische autonome regio is beperkt. Het gebied wordt effectief bestuurd door de autoriteiten van de KRG. In Erbil, de hoofdstad van deze regio, waar een kantoor van de VN-mensenrechten organisatie is gevestigd worden nauwe contacten onderhouden met het Koerdische Ministerie van Mensenrechten ook op het vlak van eerwraak. In contacten van Nederland met vertegenwoordigers van de Koerdische regionale regering in Bagdad en Erbil vormen schendingen van de mensenrechten in het noorden van Irak onderwerp van gesprek. De Nederlandse regering zal het onderwerp eerwraak opnieuw met klem onder de aandacht van de autoriteiten brengen.
1: ‘Iraqis on the move: sectarian displacement in Baghdad” an assesment by International Medical Corps”, januari 2007. En ook “International Rescue Committee, Iraqi Refugees in Jordan and Syria, februari 2007. www.irc_ IraqiRefugees_JordanSyria_Feb07.doc. Zie ook NRC Handelsblad, 27 februari 2007, “Miljoen Irakezen nu naar Syrië gevlucht”.
2: E-mail aan de SP-fractie van Dr. Mirza Dinnayi, zie bijlage. Zie voor achtergronden onderdrukking Yezidi ook “Assimilation, Exodus, Eradiction: Iraq’s minority communities since 2003. Blz. 13 en 14. http://www.minorityrights.org/admin/Download/pdf/MRGIraqReport.pdf.