Beantwoording vragen van het lid Van Baalen over de aanhouding van drie leden van de Iraanse vrouwenbeweging

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Baalen over de aanhouding van drie leden van de Iraanse vrouwenbeweging. Deze vragen werden ingezonden op 1 februari 2007 met kenmerk 2060706830.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. B.R. Bot

Antwoord van de heer Bot, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van het lid Van Baalen (VVD) over de aanhouding van drie leden van de Iraanse vrouwenbeweging.

Vraag 1
Bent u bekend met het artikel “Iran hekelt Haags programma”? 1)

Antwoord
Ja.

Vraag 2
Beschouwt u de aanhouding van de drie leden van de Iraanse vrouwenbeweging als een grove inbreuk op de Iraanse persvrijheid? Beschouwt u de uitspraken van hun ondervragers dat Nederland als ‘doorvoerland’ fungeert voor de ‘vijand’ als een ernstige bedreiging voor de veiligheid van Nederland?

Vraag 3
Voorziet u als gevolg van dit incident consequenties voor de voortgang van de uitvoering van het amendement Van Baalen-Karimi 2)? Deelt u de mening dat dit incident, het zoveelste waarbij initiatieven tot mediapluriformiteit in Iran worden gehinderd, aantoont dat een structurele ondersteuning van de persvrijheid in Iran noodzakelijk is?

Antwoord
De drie aangehouden vrouwen, die overigens vrij snel na hun arrestatie werden vrijgelaten, zijn nog niet formeel in staat van beschuldiging gesteld. Ik kan derhalve niet bevestigen dat er een direct verband is tussen de arrestaties en het beleidskader ‘Mediadiversiteit in Iran’. Ik beschik evenmin over informatie over uitspraken die tijdens het verhoor zouden zijn gedaan.

De regering deelt de zorgen van uw Kamer over de persvrijheid in Iran. Uw Kamer is december jl. vertrouwelijk geïnformeerd over de voortgang in uitvoering van genoemd beleidskader. In de eerste helft van 2007 zal een evaluatie van het programma plaatsvinden.

Vraag 4
Bent u bereid de Iraanse ambassadeur in deze zaak om opheldering te vragen?

Antwoord
Iran is bekend met de Nederlandse opvattingen en zorgen aangaande persvrijheid. Als en wanneer nadere informatie over deze aangelegenheid beschikbaar komt, bijvoorbeeld wanneer betrokkenen in staat van beschuldiging worden gesteld en/of vervolgd, zal worden besloten hoe daarop te reageren.

1) NRC Handelsblad, 29 januari 2007

2) Kamerstuk 29 800 V, nr. 14