Beantwoording vragen van het lid Peters over de papaverteelt in Afghanistan
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de minister van Defensie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Peters over de papaverteelt in Afghanistan. Deze vragen werden ingezonden op 23 juli 2007 met kenmerk 2060721780.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de heer Van Middelkoop, minister van Defensie, op vragen van het lid Peters (GroenLinks) over papaverteelt Afghanistan.
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het 2007 World Drug Report van het UNODC waarin wordt gemeld dat de papaverteelt in Afghanistan vorig jaar dramatisch toenam, dat 92 procent van de wereldwijde illegale opiumproductie in Afghanistan plaatsvindt, dat steeds grotere hoeveelheden opium in Afghanistan zelf worden verwekt tot illegale morfine en heroïne, en dat opium in Afghanistan eerder een veiligheidsprobleem is dan een drugsprobleem? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het huidige Afghaanse antidrugsbeleid in het licht van dit rapport? Bent u van mening dat het beleid heeft gefaald en/of aangepast zou moeten worden? Waarom?
Antwoord
Nederland is voorstander van een evenwichtige uitvoering van de Afghaanse nationale drugsstrategie. Alleen parallelle uitvoering van activiteiten door de Afghaanse autoriteiten in samenwerking met de internationale gemeenschap, zoals heldere informatiecampagnes over het verbod dat rust op de papaverteelt, de ontwikkeling van alternatieve bestaansmogelijkheden, versterking van de justitiële capaciteit alsmede verdelging, kunnen de papaverteelt effectief inperken. Verdelging in isolement is contraproductief. Het aanpakken van de papaverteelt in Afghanistan is echter een proces van de lange adem.
Vraag 3
Wat betekent het rapport volgens u voor de veiligheid en stabiliteit in Afghanistan, voor de positie van de Afghaanse overheid en voor implementatie van de ISAF-missie? Deelt u de mening dat de opiumteelt, drugsproductie en -handel één van de grootste bedreigingen vormen voor de veiligheid en stabiliteit in Afghanistan en voor het welslagen van ISAF?
Antwoord
Het rapport benadrukt de omvang van het drugsprobleem in Afghanistan en onderstreept de noodzaak voor de Afghaanse autoriteiten om in samenwerking met de internationale gemeenschap het drugsbeleid evenwichtig en actief te implementeren.
Zoals het rapport terecht stelt, bestaat er een verband tussen het gebrek aan veiligheid en de drugsproblematiek. Naarmate de provinciale en nationale overheid meer invloed krijgt en het bestuur aan legitimiteit en effectiviteit wint, zal de ruimte voor diegenen die actief zijn in de drugshandel kleiner worden. De inzet van ISAF ter ondersteuning van de Afghaanse regering en ter verbetering van de veiligheidssituatie draagt daarmee ook bij aan de aanpak van de drugsproblematiek.
Vraag 4
Hoe beoordeelt u de staande Afghaanse praktijk om in het kader van het antidrugsbeleid zoveel mogelijk papaver te vernietigen, in het licht van een rapport van de Defensie Commissie van het Britse Lagerhuis dat signaleert dat het eradicatiebeleid faalt en heeft geleid tot een alliantie van de Taliban met heroïnehandelaren, waardoor het leven van ISAF-militairen extra gevaar loopt? 2)
Antwoord
Nederland is voorstander van een evenwichtige uitvoering van de Afghaanse nationale drugsstrategie, gericht op de bekende acht pijlers. Eradicatie is een onderdeel van deze strategie, maar mag niet in isolement plaatsvinden. De Afghaanse regering dient zich, daarin gesteund door de internationale gemeenschap, in te zetten voor zowel de ontwikkeling van alternatieve inkomstenbronnen voor boeren, verbetering van de infrastructuur en markttoegang als voor de aanpak van de productie van heroïne, de drugshandel en corruptie.
Vraag 5
Klopt het dat in Uruzgan dit jaar alleen in de directe omgeving van Tarin Kowt papaver is vernietigd, waarbij Nederlandse troepen assistentie hebben verleend aan de Afghaanse verdelgingsteams? Welke stammen zijn daadwerkelijk getroffen en welke inkomstenschade heeft de eradicatie de in het getroffen gebied woonachtige bevolking toegebracht? Heeft die bevolking alternatieve bronnen van inkomsten?
In hoeverre stroken uw antwoorden met de opmerking van de minister van Buitenlandse Zaken tijdens het algemeen overleg d.d. 4 juli 2007 over Afghanistan dat bij die vernietiging overeenkomstig de door de Nederlandse gestelde voorwaarden kleine boeren zijn ontzien en alle tribale stammen gelijkelijk zijn getroffen?
Antwoord
Nederland heeft, in lijn met de opmerkingen van de minister van Buitenlandse Zaken tijdens het genoemde AO een aantal voorwaarden gesteld aan de operatie van de Afghan Eradication Forces (AEF) om destabilisatie te voorkomen:
- Duidelijk dient uitgedragen te worden door de Afghaanse autoriteiten dat het gaat om een besluit van de Afghaanse overheid vallend binnen het bestaande drugsbeleid.
- Beperkte inzet en zorgvuldige bepaling van het doelgebied en alleen verdelging in het daarvoor aangewezen gebied.
- Committering van Afghaanse overheid en internationale partners aan korte en middellange termijn follow-up in de vorm van de genoemde brede benadering.
Dit impliceert onder andere dat individuele stammen of clans niet onevenredig zwaar worden getroffen, dat niet (chemisch) gesproeid mag worden waardoor vruchtbare gronden die voor boeren onmisbaar zijn, onbruikbaar worden en dat verdelging alleen mag plaatsvinden bij boeren die, in verhouding tot de rest van de provincie, beschikken over relatief goede toegang tot afzetmarkten, irrigatiewater en zogenaamde 'double cropping' mogelijkheden.
De AEF heeft zich aan deze voorwaarden gehouden. Uiteindelijk heeft de AEF in de periode van ontplooiing (26 april tot 11 mei jl) ongeveer 77 van de beoogde 2000 hectare aan papavervelden kunnen verdelgen.
Bovengenoemde voorwaarden zijn expliciet op ambtelijk en politiek niveau gecommuniceerd aan onze partners, zowel op centraal als provinciaal niveau.
Nederland is niet actief betrokken bij verdelgingsoperaties. Wel heeft Nederland in ISAF verband op 29 april ‘in extremis’ ondersteuning verleend conform het ISAF-mandaat, nadat AEF onder vuur kwam te liggen (zie ook onze voortgangsbrief Afghanistan van 20 juni 2007, uw kenmerk 27925 nr 254).
Vraag 6
Ziet u voor de NAVO een grotere rol weggelegd bij de bestrijding van de papaverteelt in Afghanistan, bijvoorbeeld bij de vervolging van drugshandelaren? Welke? Indien geen, waarom niet?
Antwoord
Ondersteuning van de Afghaanse regering op het gebied van drugsbestrijding is expliciet in het mandaat van ISAF opgenomen. Vervolging van drugshandelaren dient evenwel te geschieden door de daarvoor aangewezen Afghaanse juridische instanties.
Vraag 7
Bent u op de hoogte van het rapport Poppy for Medicine van de internationale denktank The Senlis Council, waarin geopperd wordt om papaver in Afghanistan onder gecontroleerde omstandigheden te laten verwerken tot legale pijnstillers zoals morfine, waaraan wereldwijd een grote en onvervulde behoefte bestaat? 3)
Antwoord
Ja.
Vraag 8
Bent u van mening dat het terugdringen van de papaverteelt van essentieel belang is voor de veiligheid en stabiliteit in Afghanistan? Denkt u dat gecontroleerde teelt voor de productie van legale morfine hieraan een bijdrage kan leveren? Zo neen, waarom niet?
Vraag 9
Deelt u de opvatting dat het nog jaren zal duren voordat algemene plattelandsontwikkeling kan zorgen voor voldoende alternatieve inkomstenbronnen voor Afghaanse boeren zodat zij de papaverproductie kunnen staken? Denkt u dat gecontroleerde productie van legale morfine een bijdrage zou kunnen leveren aan de plattelandsontwikkeling? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Het terugdringen van de papaverteelt, onder andere door duurzame plattelandsontwikkeling, zal inderdaad een positieve bijdrage leveren aan de veiligheid en stabiliteit in Afghanistan. Dit betreft evenwel een proces van vele jaren. Door te investeren in infrastructurele en rurale ontwikkelingsprojecten, zoals de aanplant van fruitbomen en saffraan, draagt Nederland actief aan deze ontwikkeling bij.
Evenals UNODC zijn wij van mening dat het Senlis-voorstel praktisch onuitvoerbaar is, daar het Afghanistan momenteel ontbreekt aan effectieve controlemechanismen om toe te zien op de naleving van de gecontroleerde teelt van papaver ten behoeve van de productie van morfine. Ook zou er, zeker gezien de explosieve groei van de papaverteelt, een verkeerd signaal van uitgaan. Bovendien hebben de Afghaanse regering en het Afghaanse parlement zich expliciet uitgesproken tegen het legaliseren van de papaverteelt. De teelt van papaver is en blijft dus verboden.
Vraag 10
Bent u ervan op de hoogte dat 80 procent van de wereldbevolking nauwelijks toegang heeft tot essentiële pijnstillers zoals morfine en codeïne, en dat de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) een campagne voert om de toegang tot deze pijnstillers te vergroten? Ziet u mogelijkheden om hieraan een bijdrage te leveren met gecontroleerde productie in Afghanistan? Zo neen, waarom niet?
Vraag 11
Bent u bereid om een wetenschappelijk pilot onderzoek zoals bepleit door de Senlis Council te steunen, mede in het licht van de plannen van het Europees Parlement om een proefproject te steunen waarbij mobiele laboratoria in Helmand en Kandahar worden neergezet? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
De International Narcotics Control Board (INCB) verklaarde in zijn jaarrapport 2006 dat vanwege de overproductie van legale opiaten er voor de komende twee jaar ruim voldoende pijnstillers voor handen zijn. UNODC sluit zich overigens blijkens de Afghaanse drugsrapportage bij deze stellingname aan.
Bovenstaande doet evenwel niet af aan het lovenswaardige voornemen van de WHO om de toegang tot pijnstillers voor de wereldbevolking te vergemakkelijken.
Niettemin blijven wij, evenals de Afghaanse regering, internationale partners en instellingen, van mening dat het voorstel van de Senlis-Council in de huidige Afghaanse situatie onuitvoerbaar is. Alleen breed gedragen oplossingen zullen duurzaam blijken te zijn en een alomvattende aanpak binnen de Afghaanse Nationale Drugsstrategie blijft noodzakelijk.
1) United Nations Office on Drugs and Crime, 2007 World Drug Report, 26 juni 2007.
2) http://www.guardian.co.uk/afghanistan/story/0,,2128861,00.html
3) The Senlis Council, Poppy for Medicine, 25 juni 2007, en http://www.senliscouncil.net/modules/Opium_licensing/opium_licensing_FAQ
4) European Union draft report 2007/2125(INI), 10 juli 2007
5) htt p://www.senliscouncil.net/modules/media_centre/opeds/07_oped