Beantwoording vragen van het lid De Wit over een Nederlandse gedetineerde in Polen
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid De Wit over een Nederlandse gedetineerde in Polen. Deze vragen werden ingezonden op 13 november 2007 met kenmerk 2070804730.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid De Wit (SP) over een Nederlandse gedetineerde in Polen.
Vraag 1
Wat is uw reactie op de brieven 1 van de heer H. 2over zijn detentieomstandigheden in Polen?
Antwoord
De brieven van de heer H. zijn door het ministerie van Buitenlandse Zaken door tussenkomst van de Poolse autoriteiten ontvangen.
De informatie in de brieven geeft op dit moment geen actueel beeld meer van de situatie. Deze informatie heeft onder meer betrekking op het ontbreken van contact van betrokkene met zijn advocaat. Dat contact heeft inmiddels plaatsgevonden.
Ik ben bekend met de detentieomstandigheden van de heer H. Het huis van bewaring te Bydgoszcz, waar de heer H. is gedetineerd, bevindt zich in een oud gebouw. De ambassademedewerker heeft de receptie, het administratiegebouw en een verhoorkamer gezien, is niet in de cel van de heer H. geweest. Dat is overigens niet ongebruikelijk. Ook in Nederland vinden gesprekken tussen consulaire vertegenwoordigers en gedetineerden plaats buiten de cel, in de zogenaamde advocatenkamer. De heer H. deelt zijn cel met zes andere celgenoten. Betrokkene zelf beschreef de cel als weliswaar kleiner, maar wel beter dan in Warschau. De detentieomstandigheden waarin de heer H. zich bevindt, zijn naar mijn oordeel van een gemiddeld niveau in Polen.
Vraag 2
Is er door de Nederlandse ambassade in Polen actie ondernomen naar aanleiding van de brieven van de heer H.? Zo ja, wanneer en welke? Zo neen, waarom niet? Bent u bereid alsnog actie te (doen) ondernemen om zijn omstandigheden te verbeteren?
Antwoord
Zoals voor elke Nederlandse gedetineerde in het buitenland geldt, wordt door de bevoegde diplomatieke vertegenwoordiging van Nederland, onder andere door bezoeken, zicht gehouden op de detentieomstandigheden van de heer H. Indien dit nodig zou blijken te zijn zal daarvoor bij de lokale autoriteiten aandacht worden gevraagd. Ik acht thans niet opportuun. Het spreekt vanzelf dat ook met de familie van een gedetineerde contact wordt onderhouden. Met de echtgenote van de heer H. gebeurt dit zeer regelmatig.
Vraag 3
Acht u de detentieomstandigheden van de heer H. in lijn met de Nederlandse opvattingen over detentieomstandigheden van een mogelijk onschuldige verdachte? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
De heer H. is gedetineerd in een huis van bewaring. Dat is ook in Nederland gebruikelijk voor personen die zich in voorlopige hechtenis bevinden. Hij is gedetineerd overeenkomstig het Poolse recht. Voorts kan nog worden opgemerkt dat er in Polen geen onderscheid op grond van nationaliteit wordt gemaakt in de behandeling van gedetineerden die vanwege van strafbare feiten in detentie worden gehouden.
Vraag 4
Acht u de detentieomstandigheden van de heer H., die op grond van een Europees aanhoudingsbevel is overgeleverd, een uitvoering van detentie die “ vergelijkbaar solide” 3 is met de Nederlandse opvattingen over Europese minimumstandaarden? Zo ja, waarop baseert u uw mening? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Het lid de Wit citeert uit een door de minister van Justitie gegeven interview, dat niet ging over detentiesituaties. Voor het overige wordt verwezen naar het antwoord op vraag 3.
Vraag 5
Worden Nederlandse burgers die zijn overgeleverd op basis van een Europees aanhoudingsbevel op enige wijze gevolgd door de Nederlandse overheid? Wordt bijvoorbeeld bijgehouden hoe lang ze in voorarrest verblijven voordat hun proces begint? Zo neen, waarop baseert u dit onbegrensde vertrouwen in andere lidstaten, anders dan het bestaan van een juridisch bindend kaderbesluit? Zo ja, wilt u de Kamer hier over informeren?
Antwoord
Het ministerie van Buitenlandse Zaken verleent consulaire bijstand aan alle in het buitenland gedetineerde Nederlanders die daar prijs op stellen. Deze bijstand geldt ook Nederlanders die aan een EU-lidstaat zijn overgeleverd. De ambassade houdt de duur van het voorarrest bij en kan navraag doen over de voortgang in gevallen waarin het voorarrest langer duurt dan in de desbetreffende lidstaat gebruikelijk is.
Vraag 6
Waarom komt er geen Nederlandse evaluatie van de Overleveringswet? 4 Deelt u de mening dat het wenselijk is te onderzoeken of detentieomstandigheden en de voortgang van een strafzaak na overlevering mogelijk nadere aandacht behoeven, zodat bij toekomstige overleveringen daarover afspraken gemaakt kunnen worden? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer verwacht u deze evaluatie af te kunnen ronden?
Antwoord
Zoals in antwoord op de schriftelijke vragen ter voorbereiding van de Justitiebegroting voor 2008 (Kamerstukken II 2007-2008, 31200-VI, nr. 14) is aangegeven, is afgezien van een eigen evaluatie van de Overleveringswet omdat deze onderdeel vormt van een evaluatie door de Europese Unie. De EU-evaluatie ziet op de juridische en organisatorische implementatie van het kaderbesluit van 13 juni 2002 over het Europees aanhoudingsbevel en de procedures inzake de overlevering in de lidstaten. Ook de toepassing van de uit het kaderbesluit voortvloeiende regels in de praktijk vormt onderdeel van die evaluatie. Volgens planning zal deze voor Nederland in de eerste helft van 2008 worden afgerond.
Overlevering, evenals uitlevering, strekt ertoe om een verdachte of veroordeelde die uit de ene staat is gevlucht of zich daar anderszins aan justitie heeft onttrokken over te dragen aan die staat met het oog op zijn berechting of de executie van een straf. De criteria voor de over- of uitlevering liggen vast in de Overleveringswet of de Uitleveringsverdragen. Daartoe behoort overigens niet de vraag of, hoe en hoe lang de opgeëiste persoon na zijn overdracht wordt gedetineerd in afwachting van een strafvervolging. Alleen wanneer er in een casus sprake zou zijn van een gegronde vrees van een daarmee samenhangende flagrante schending van het EVRM, is dat anders. In de EU-rapporten over de lidstaten die al zijn geëvalueerd, is van dergelijke gevallen geen melding gemaakt. Voor de goede orde merk ik nog op, dat het stellen van voorwaarden gelet op het limitatieve stelsel van weigeringsgronden en garanties in het kaderbesluit, niet is toegestaan.
1: Brieven worden onderhands toegezonden
2: Naam wordt onderhands toegezonden
3: Uitspraak minister van Justitie, NRC Handelsbland, 10 november 2007
4: Kamerstuk 31 200 VI, nr. 14 antwoord op vraag 286