Beantwoording vragen over kinderarbeid in India
Graag bied ik u hierbij, mede namens de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Ruimte en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Voordewind, Ortega-Martijn, Van Dijk, Gill'ard, Van Baalen, Irrgang, Wilders, Peters, Pechtold, Van der Staaij, Thieme en Verdonk over kinderarbeid in India. Deze vragen werden ingezonden op 4 oktober 2007 met kenmerk 2070801330.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Donner, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mevrouw Cramer, minister van Ruimte en Milieu en de heer Heemskerk, staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van de leden Voordewind, Ortega-Martijn (beiden ChristenUnie), Van Dijk (CDA), Gill'ard (PvdA), Van Baalen (VVD), Irrgang (SP), Wilders (Partij voor de Vrijheid), Peters (GroenLinks), Pechtold (D66), Van der Staaij (SGP), Thieme (Partij voor de Dieren) en Verdonk (Lid Verdonk) over kinderarbeid in India.
Vraag 1
Kent u de rapporten “The Price of Childhood”, “Seeds of Change” en het net gepubliceerde “Child bondage Continues in Indian Cotton Supply Chain” van de Landelijke India Werkgroep en andere organisaties en het grote aantal publicaties over deze kwestie in de Indiase en internationale media1?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Gaat u deze slavernij-achtige en omvangrijke vorm van kinderarbeid, die is gerelateerd aan in Nederland verkochte katoenproducten, aan de orde stellen bij het komende staatsbezoek aan India alsmede bij de handelsmissie naar India? Welke andere middelen wilt u inzetten, zoals een missie van de Mensenrechtenambassadeur, om kinderarbeid in de katoenzaadteelt en de omvangrijke kinderarbeid in India in het algemeen aan de orde te stellen?
Antwoord
Kinderarbeid vormt voorwerp van internationale verdragsrechtelijke verboden en regels. India is partij bij belangrijke internationale mensenrechtenver dragen, hier in het bijzonder het Kinderrechtenverdrag en de bijbehorende twee Optionele Protocollen. Er is wetgeving om kinderarbeid tegen te gaan. Zo is in oktober 2006 de Child Labor Prevention Act geamendeerd teneinde het te werk stellen van kinderen onder 14 jaar in onder andere hotels en restaurants strafbaar te stellen. De uitvoering van de wetgeving op het gebied van kinderarbeid blijkt in de praktijk echter moeizaam.
Het bespreken van de mensenrechtensituatie in India met Indiase autoriteiten is een moeilijk en gevoelig proces. Zo heeft India tot nu toe geweigerd de EU- India mensenrechtendialoog, die sinds 2004 jaarlijks op ad hoc basis plaatsvindt, te formaliseren. Veelal worden kwesties rond mensenrechten als interne aangelegenheden beschouwd, die vanuit Indiase optiek geen buitenlandse betrokkenheid behoeven. De Indiase democratie, de levendige ngo-gemeenschap en vrije pers aangevuld met onafhankelijke rechtspraak bieden volgens de Indiase overheid voldoende checks and balances.
En marge van het staatsbezoek zal op passende wijze aandacht worden besteed aan de zorgen die in Nederland leven over kinderarbeid. Vooruitlopend daarop heb ik op 17 oktober de Indiase ambassadeur voor een gesprek uitgenodigd en de Nederlandse zorgen terzake overgebracht. De Indiase ambassadeur zegde mij toe deze zorgen te zullen overbrengen aan haar regering.
Daarnaast financiert Nederland zowel in multilateraal als bilateraal verband programma’s ter bestrijding van kinderarbeid in India. In multilateraal verband gebeurt dit middels ondersteuning van programma’s van het VN kinderfonds UNICEF en de Internationale Arbeidsorganisatie ILO (via het International Programme on the Elimination of Child Labour). In bilateraal verband gebeurt dit door ondersteuning van een tiental (kleinschalige) projecten gefinancierd door de Nederlandse ambassade. Via het particuliere kanaal worden daarnaast projecten ter bestrijding van kinderarbeid in India ondersteund.
Vraag 3
Bent u van plan om het feit dat India beide Kinderarbeidconventies van de International Labour Organization (ILO)2 niet heeft ondertekend via de eerder genoemde bezoeken aan de orde te stellen en om ook via internationale organisaties India aan te spreken op de non-ratificatie van die Conventies? Hoe kunt u bevorderen dat India het grondwettelijke recht op onderwijs vastlegt in een wet en daarvoor voldoende middelen uittrekt?
Antwoord
De Nederlandse regering is van mening dat kinderarbeid in alle landen en onder alle omstandigheden afgekeurd moet worden. Via de reguliere toezichtmechanismen van de International Labour Organization worden lidstaten die door hen geratificeerde verdragen niet, of niet volledig, naleven aangesproken. Omdat India de twee verdragen over kinderarbeid niet heeft ondertekend, valt India buiten deze reguliere toezichtsmechanismen. Niettemin wordt India jaarlijks in ILO-kader besproken in verband met het niet ondertekenen van de verdragen over kinderarbeid op basis van de in 1998 aangenomen Declaration on Fundamental Principles and Rights at Work. Deze verklaring herbevestigt de grondgedachten van het ILO-Statuut en committeert de leden aan fundamentele beginselen en rechten op vier terreinen waaronder kinderarbeid, ongeacht de vraag of de leden de terzake relevante verdragen hebben geratificeerd.
Nederland zal er tevens voor ijveren, dat in het kader van de ‘Universal Periodic Review’ van de VN Mensenrechtenraad dit thema aan de orde zal worden gesteld als India dit ‘examen’ in het voorjaar van 2008 zal ondergaan.
Het fundamentele recht op onderwijs is in India vastgelegd in de 93rd Constitutional Amendment Act, bekend als de Right to Education Bill uit 2005, die voorziet in “free and compulsory education to all children between 6 and 14 years”. Sinds het einde van de ontwikkelingsrelatie met India in 2003 voert Nederland geen structurele beleidsdialoog met India over onderwijs.
Vraag 4
Bent u bereid om bedrijven die katoenproducten uit India importeren aan te spreken op de omvangrijke kinderarbeid aan het begin van de katoenketen? Kunt u hen aansporen of met hen een overeenkomst sluiten om gezamenlijk in de keten te gaan werken aan katoenzaad, katoen en katoenproducten die zonder kinderarbeid en onder behoorlijke arbeidsomstandigheden zijn gemaakt?
Antwoord
Een belangrijk deel van de bedrijven die katoenproducten importeren wordt reeds bereikt via de contacten met de brancheorganisatie Modint in het kader van het duurzaam inkoopbeleid (zie hieronder). Het verduurzamen van ketens is echter een complex vraagstuk. Mede daarom is de Sociaal Economische Raad gevraagd om in het nog uit te brengen advies over globalisering ook op ketenverantwoordelijkheid in te gaan. Ook in de mensenrechtenstrategie en de Kabinetsvisie maatschappelijk verantwoord ondernemen, die in november 2007 respectievelijk uiterlijk 1 januari 2008 aan de Kamer zullen worden toegezonden, zal op het onderwerp kinderarbeid worden ingegaan.
Vraag 5
Bent u - in het kader van het “duurzaam inkoop”-beleid van de Nederlandse regering - bereid om ervoor te zorgen dat katoenen producten zoals uniformen etcetera, die door overheid worden ingekocht, vrij zijn van kinderarbeid en schendingen van arbeidsrechten?
Antwoord
Onder verantwoordelijkheid van de minister van Ruimte en Milieu zullen de overheden in het kader van duurzaam inkoopbeleid voor alle productgroepen duurzaamheidcriteria ontwikkelen. Voor zover kinderarbeid en schendingen van arbeidsrechten daarbij relevant zijn, zullen daartoe criteria worden opgenomen. Voor een meer uitgebreide beschouwing over sociale criteria verwijs ik u naar de antwoorden van eind september van de minister van Ruimte en Milieu op de vragen van de leden Koopmans en Vietsch (Kamervraag-nummer 2060723340).
Vraag 6
Bent u van plan in Nederland actieve multinationals als Bayer en Monsanto aan te spreken op het feit dat ook zij direct bij deze vorm van kinderarbeid zijn betrokken? Bent u bereid hen aan te spreken op het streven naar een katoenketen die kinderarbeidvrij is?
Antwoord
Het ligt niet op de weg van de Nederlandse overheid om buitenlandse bedrijven op hun handelwijze aan te spreken. Het is mede daarom, dat het kabinet in internationale gremia als de ILO en de EU belangrijke onderwerpen als de uitbanning van kinderarbeid aan de orde stelt.
Nederlandse vestigingen van buitenlandse bedrijven, die gebruik willen maken van het Nederlandse buitenlandinstrumentarium, dienen overigens wel de OESO-Richtlijnen te onderschrijven.
Vraag 7
Gaat u dit specifieke kinderarbeidprobleem in India en het kinderarbeidprobleem in algemene zin binnen de Europese Unie aan de orde stellen opdat gezamenlijk naar oplossingen kan worden gezocht? Bent u bereid om dit onderwerp aan de orde te stellen tijdens de komende Europese Unie-India Top in Lissabon en in het kader van de huidige onderhandelingen tussen de EU en India over een vrijhandelsovereenkomst?
Antwoord
In EU-verband zet Nederland zich ervoor in dat de kinderarbeidproblematiek ook voldoende aandacht krijgt in de nog op te stellen nieuwe Richtlijnen op het gebied van Kinderrechten. Deze Richtlijnen dienen actief door de EU-lidstaten te worden uitgedragen in derde landen, dus ook in India.
In december vindt de jaarlijkse EU-India mensenrechtendialoog plaats. Nederland zal er naar streven het onderwerp kinderarbeid op de agenda te krijgen.
Daarnaast ondersteunt Nederland in EU-verband het streven om in een vrijhandels- en investeringsovereenkomst met India een duurzaamheidsparagraaf op te nemen. In deze paragraaf moet wat Nederland betreft o.a. gesteld worden dat beide partijen de fundamentele arbeidsnormen, waaronder de afschaffing van kinderarbeid valt, zullen respecteren. Ook dient in deze paragraaf de ondersteunende en toezichtsrol van de ILO te worden benadrukt.
Vraag 8
Bent u bereid deze vragen voor 24 oktober aanstaande te beantwoorden in verband met het bezoek van de staatssecretaris van Economische Zaken aan India?
Antwoord
Ja. Overigens bezoekt niet de staatssecretaris maar de minister van Economische Zaken India in oktober.
1: Zie: http://www.indianet.nl/katoenz.html
2: C138 en C182