Beantwoording vragen Ormel over artikel 301 van het Turkse Wetboek van Strafrecht

Graag bieden wij u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Ormel over artikel 301 van het Turkse Wetboek van Strafrecht. Deze vragen werden ingezonden op 16 oktober 2007 met kenmerk 2070802550.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

De staatssecretaris voor Europese Zaken,
Drs. F.C.G.M. Timmermans

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken en de heer Timmermans, staatssecretaris voor Europese Zaken, op vragen van het lid Ormel (CDA) over artikel 301 van het Turkse Wetboek van Strafrecht.

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de zoon van de vermoorde Turks-Armeense journalist Dink is veroordeeld voor het beledigen van de Turkse identiteit op grond van artikel 301 van het Turkse Wetboek van Strafrecht1?

Vraag 2
Kunt u uiteenzetten waarom de Turkse regering weigert dit artikel te wijzigen?

Vraag 3
Verwacht u dat via het Turks parlement aangedrongen zal worden op een wijziging van artikel 301 van het Turkse Wetboek van Strafrecht?

Vraag 4
Bent u van plan binnen EU-verband, wederom, aan te dringen op een wijziging van artikel 301 van het Turkse Wetboek van Strafrecht?

Antwoord
De Nederlandse regering is van mening dat de discussie, ook over gevoelige onderwerpen zoals de Armeense kwestie, onbelemmerd moet kunnen plaatsvinden. De veroordeling van Arat Dink op grond van artikel 301 van de Turkse Strafwet geeft aan dat de vrijheid van meningsuiting in Turkije nog onvoldoende is gegarandeerd.

De Turkse regering werkt aan een voorstel om de huidige grondwet, die dateert uit 1980, aan te passen. Naar verwachting zullen de wijzigingsvoorstellen met name zijn gericht op democratisering en verruiming van vrijheden en rechten, zoals bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting. Een grondwetswijziging conform de EU-normen lijkt de beste garantie voor de daadwerkelijke doorvoering van de gewenste hervormingen. Deze ontwikkelingen, die op het eerste gezicht gunstig lijken, zullen door de Nederlandse regering nauwlettend worden gevolgd. De Nederlandse regering zal er bij de Turkse autoriteiten op blijven aandringen, ook in EU-kader, dat de vrijheid van meningsuiting en de wetgeving die daarmee verband houdt, waaronder artikel 301 van de Turkse Strafwet, in lijn wordt gebracht met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

1: de Volkskrant, 12 oktober 2007