Beantwoording vragen lid Gesthuizen over een Indiase rechtszaak tegen de Schone Kleren Kampagne
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie, de minister voor Ontwikkelingssamenwerking en de minister en staatssecretaris van Economische Zaken, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Gesthuizen over een Indiase rechtszaak tegen de Schone Kleren Kampagne. Deze vragen werden ingezonden op 27 september 2007 met kenmerk 2070800740.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de heer Hirsch Ballin, minister van Justitie en de heer Heemskerk, staatssecretaris van Economische Zaken, op vragen van het lid Gesthuizen (SP) over een Indiase rechtszaak tegen de Schone Kleren Kampagne.
Vraag 1
Heeft u vernomen dat de Schone Kleren Kampagne (SKK) en de Landelijke India Werkgroep (LIW) en zeven van zijn werknemers door de Indiase rechtbank zijn gedaagd wegens smaad, cybercrime, racisme en xenofobie op basis van een aanklacht van het bedrijf Fibre and Fabrics International (FFI) en haar dochter Jeans Knit PvT Ltd; bedrijven die onder meer leveren aan het Nederlandse internationale kledingbedrijf G-Star? Wat is hierop uw reactie?
Antwoord
Het is mij bekend dat de Stichting Schone Kleren Kampagne (SKK) en de Stichting Landelijke India Werkgroep (LIW) en zeven werknemers door de Indiase rechtbank zijn gedaagd. Het betreft primair een geschil tussen private partijen. Wel maak ik mij zorgen over de mogelijke gevolgen van deze zaak voor de betrokken NGO’s en providers.
Vraag 2
Heeft u tevens vernomen dat het de Indiase organisaties (vakbonden en NGO’ s), waarmee SKK en LIW samenwerken sinds juli 2006 door de lokale rechter is verboden om aan derden, zowel buiten als binnen India, te berichten over de arbeidsomstandigheden bij FFI?
Antwoord
Ja.
Vraag 3
Hoe beoordeelt u de brief van de Indiase Ambassade aan de Schone Kleren Kampagne, waarin de campagnevoerders die het monddood maken van Indiase organisaties veroordelen wordt verweten ‘het rechtssysteem in India te ondermijnen’ en waarin aan hen gevraagd wordt de documenten op de websites over de schending van arbeidsrechten bij FFI te verwijderen? Is hier geen sprake van het ongewenst en onrechtmatig aanzetten tot censuur?
Antwoord
Ik heb hierover overleg gevoerd met de ambassadeur van India. De Indiase ambassade stelt in haar brief van 1 februari 2007 aan de Stichting Schone Kleren Kampagne geen enkele vraag over het verwijderen van documenten van de websites van genoemde organisatie. Wel gebruikt de ambassade de tekst: “You may like to remove/amend … ”. Ik interpreteer dit als een suggestie waarop de stichting op basis van eigen afwegingen kan reageren. Om deze reden ben ik van mening dat hier geen sprake is van ongewenst en onrechtmatig aanzetten tot censuur.
Vraag 4
Welke ondersteuning kunt u bieden aan Nederlandse NGO’s, die juridisch worden geïntimideerd en voor de Indiase rechter worden gedaagd?
Antwoord
Zoals in het antwoord op vraag 1 is gesteld, beschouw ik dit primair als een geschil tussen private partijen. Partijen hebben mij laten weten dat zij zich in India door advocaten laten vertegenwoordigen. Ik heb de Nederlandse ambassade in New Delhi gevraagd op 8 oktober 2007 de zitting van het Indiase Metropolitan Magistrate Court of Bangalore bij te wonen om mij over de rechtszaak te informeren. Een vertegenwoordiger van de Nederlandse ambassade zal bij de komende rechtszittingen, als waarnemer aanwezig zijn. Hierbij teken ik aan dat de Nederlandse vertegenwoordiger zich niet inhoudelijk kan uitspreken over de rechtszaak zelf.
Vraag 5
Heeft India de rechtsmacht om personen of organisaties in Nederland te dagvaarden op basis van publicaties door deze organisaties, inclusief publicaties op het internet?
Antwoord
Of India rechtsmacht heeft voor deze feiten raakt het Indiase recht en daarin treedt de Nederlandse minister van Justitie niet. Voor zover met de vraag bedoeld wordt of (rechts)personen die zich in Nederland bevinden kunnen worden gedagvaard ten behoeve van een rechterlijke procedure in India, merk ik op dat India door middel van een aan Nederland gericht rechtshulpverzoek kan vragen om een Indiase dagvaarding in Nederland te doen uitreiken.
Vraag 6
Welk risico is er, in geval van een veroordeling door de Indiase rechter, van uitlevering door landen, waarmee India een uitleveringsverdrag heeft?
Antwoord
Nederlanders kunnen ter vervolging worden uitgeleverd indien ondermeer vaststaat dat de na uitlevering in de andere Staat op te leggen straf in Nederland kan worden ten uitvoer gelegd. Gesproken wordt van een terugkeergarantie. Vanwege het ontbreken van een verdrag tussen Nederland en India dat de terugkeer mogelijk maakt, kan Nederland op dit moment geen onderdanen uitleveren aan India.
Een verzoek om uitlevering van een verdachte die niet de Nederlandse nationaliteit heeft, zal door Nederland in behandeling worden genomen. Daarvoor is wel vereist dat het verzoek gebaseerd is op een verdrag.
Of andere landen dan Nederland verdachten aan India kunnen uitleveren, hangt af van de (verdrags)relatie die tussen India en het desbetreffende land bestaat.
Vraag 7
Gaat u deze kwestie aankaarten bij uw Indiase ambtsgenoten teneinde duidelijk te maken dat deze rechtszaken tegen mensenrechtenorganisaties de vrijheid van organisatie en meningsuiting zowel binnen als buiten India aantasten en bovendien andere bedrijven ertoe kan aanzetten met soortgelijke maatregelen NGO ’s en vakbonden de mond te snoeren?
Antwoord
Tijdens het staatsbezoek heb ik met de Indiase minister of State Sharma gesproken over kinderarbeid. De rol van NGO’s is daarbij ook aan de orde geweest. Tijdens het gesprek van de Minister van Economische Zaken met Minister Nath werd specifiek gesproken over de uitlatingen van SKK en LIW. Minister Nath gaf aan het beeld dat werd geschetst van de Indiase (textiel-) industrie te betreuren. Minister van der Hoeven benadrukte dat bonafide bedrijven niet dienen te lijden onder de praktijken van een aantal malafide collega’s, maar dat waar misstanden bestaan, deze terstond moeten worden weggenomen. Zij tekende daarbij aan dat de Nederlandse consument grote waarde hecht aan de herkomst van producten en dat het derhalve een gemeenschappelijk belang is misstanden in de industrie aan te pakken. Daarnaast gaf Minister van der Hoeven aan dat het aan de andere kant, zaak is onjuiste aantijgingen te voorkomen.
Vraag 8
Welke gevolgen zou een negatief of getraineerd oordeel van de Indiase rechter kunnen hebben op het Nederlandse Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen ( MVO)-beleid, dat in sterke mate is gebaseerd op onafhankelijk onderzoek, transparantie, vrijwillige initiatieven die uitgaan van de meerdere belanghebbenden en dialoog tussen partijen?
Antwoord
Op dit moment zijn de betrokken personen gedaagd. De gevolgen voor het werk van deze organisaties zijn pas te beoordelen nadat de Indiase rechter een uitspraak heeft gedaan. Het zal geen direct gevolg hebben voor het Nederlands MVO beleid omdat dit gebaseerd is op transparantie van en open dialoog tussen ondernemingen en maatschappelijke organisaties. Onafhankelijk onderzoek en vrijwillige initiatieven van maatschappelijke organisaties kunnen aan een zinvolle dialoog een constructieve bijdrage geven. De mogelijke gevolgen voor NGO’s en providers in dit verband, zal ik nauwlettend blijven volgen.
Vraag 9
Welke stappen gaat u nemen om te voorkomen dat NGO’s die op deze wijze worden aangeklaagd permanent de toegang tot India wordt ontzegd, zoals reeds het geval is bij diverse medewerkers van de Landelijke India Werkgroep (LIW) waaronder de directeur van deze werkgroep die sinds oktober 2003 geen visum krijgt?
Antwoord
De afgifte van visa ten behoeve van toelating tot een land is de exclusieve bevoegdheid van het betreffende land. India mag derhalve visa aan Nederlanders weigeren, hetgeen ook voorkomt. Wel hebben Nederland en India vanwege knelpunten in het personenverkeer besloten een jaarlijkse dialoog aan te gaan over consulaire aangelegenheden. In dat kader staat de visumverstrekking aan Nederlanders reeds op de agenda. Nederland spoort India aan tot een ruimhartig beleid ten aanzien van visumverlening, ook voor wat betreft medewerkers van Nederlandse ngo's.
En marge van het staatsbezoek aan India heb ik in gesprek met de minister of State Sharma aan de orde gesteld, dat sommige Nederlandse NGO’s werkzaam in India problemen ondervinden in het verkrijgen van visa voor hun medewerkers. Er is afgesproken dat hierop nader zal worden teruggekomen in het reguliere overleg tussen Nederland en India over consulaire kwesties.