Beantwoording vragen lid Boekestijn over de actuele situatie in Sudan
Graag bieden wij u hierbij, mede namens de minister van Defensie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Boekestijn over de actuele situatie in Sudan. Deze vragen werden ingezonden op 13 maart 2007 met kenmerk 2060709440.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking,
Drs. A.G. Koenders
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, en de heer Koenders, minister voor Ontwikkelingssamenwerking, mede namens de heer Van Middelkoop, minister van Defensie, op vragen van het lid Boekestijn (VVD) over de actuele situatie in Sudan.
Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het artikel ‘Grote delen uit vredesakkoord niet nagekomen’ over de situatie in Zuid-Sudan? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Wat is uw commentaar op de bewering dat Zuid-Sudan in 2006 slechts anderhalf miljard dollar zou hebben ontvangen van de Sudanese olieopbrengsten, hoewel was afgesproken dat de helft van de olieopbrengsten naar Zuid-Sudan zou gaan en de Sudanese president Al-Bashir in Saoedi-Arabië zou hebben verklaard dat de totale olieopbrengsten in dat jaar elf miljard dollar bedroegen?
Antwoord
Op basis van gegevens uit de federale begroting lijkt het niet aannemelijk dat de totale olieopbrengsten voor 2006 elf miljard dollar bedroegen. De cijfers in de begroting wijzen uit dat de in de Comprehensive Peace Agreement (CPA) vastgelegde verdeelsleutel voor de olieopbrengsten grotendeels juist is gehanteerd. Dat neemt niet weg dat de regering van Zuid-Sudan regelmatig de nauwkeurigheid en volledigheid van de cijfers betwist, mede omdat de Noord-Zuid grenslijn en de grenzen van Abyei, waar de olievelden liggen, nog niet zijn vastgesteld. De Zuid-Sudanese regering wenst verbeterde toegang tot informatie over contracten en opbrengsten in de oliesector. In dit verband is het van belang dat de Nationale Petroleum Commissie, een onafhankelijk en inmiddels ingesteld orgaan dat gestuurd wordt door beide partijen bij de CPA, spoedig operationeel wordt. De internationale gemeenschap dringt hier regelmatig op aan, met name in de Assessment and Evaluation Commission (AEC) waar Nederland deel van uitmaakt. Tijdens een recent gehouden bijeenkomst van dit orgaan hebben het Sudanese ministerie van Financiën en een van de commissies die belast is met de verdeling van het overheidsbudget, naar tevredenheid van beide partijen bij de CPA, inzicht gegeven in de olie-inkomsten en de verdeling daarvan. Op het gebied van transparantie wordt derhalve enige vooruitgang geboekt.
Vraag 3
Waaraan worden de enorme olieopbrengsten van Sudan besteed?
Antwoord
De olieopbrengsten vloeien in de federale en de Zuid-Sudanese schatkisten. Hiervan worden de federale en Zuid-Sudanese begrotingen bekostigd. Voor beide begrotingen geldt dat een groot deel wordt besteed aan lopende uitgaven, voornamelijk salarissen. In het geval van de centrale regering is met name de salarisallocatie voor defensie en de veiligheidsdiensten hoog. Op het gebied van ontwikkeling gaat een aanzienlijk deel naar landbouw, gevolgd door energie en mijnbouw en infrastructuur. Op de begroting van Zuid-Sudan vormen de defensie-uitgaven de grootste kostenpost, gevolgd door infrastructuur, onderwijs en gezondheidszorg.
Vraag 4
Is het waar dat er in Zuid-Sudan nog steeds bewapende milities actief zijn die heimelijk steun ontvangen uit Khartoem? Is het tevens waar dat Khartoem méé r troepen heeft gestuurd naar het olierijke gebied in Upper Nile? Wat is hi erover bekend bij de Nederlandse functionarissen resp. waarnemers in Zuid-Sudan?
Antwoord
De rapportages van onder meer de ambassade en de Nederlandse militairen in het gebied leveren het volgende beeld op. In Zuid-Sudan zijn nog steeds gewapende milities actief. Deze zogenaamde Other Armed Groups dienden volgens de Comprehensive Peace Agreement (CPA) op 9 januari 2006 te zijn ontbonden, of te zijn opgegaan in de Sudanese strijdkrachten of in de Zuid-Sudanese strijdkrachten, de Sudanese People’s Liberation Army (SPLA). Dit proces duurt echter nog altijd voort, onder andere omdat de Sudanese strijdkrachten en met name ook de SPLA geen duidelijke cijfers en geen overzicht kunnen geven van de bestaande gewapende milities. Wel lijken beide partijen bij de CPA, naar aanleiding van een geweldsincident in Malakal eind vorig jaar waarbij Other Armed Groups betrokken waren, aan te sturen op een snelle ontbinding van de gewapende milities. De VN-monitoringsmissie UNMIS heeft zeer adequaat gereageerd op dit geweldsincident, waardoor verdere escalatie is voorkomen, en dringt samen met de internationale gemeenschap aan op bespoediging van de ontbinding van de milities. Er is, voor zover ons bekend, geen bewijs dat de regering in Khartoem de bestaande Other Armed Groups militaire steun verleent of aanstuurt.
De stationering van Sudanese strijdkrachten in de olierijke gebieden van Upper Nile is onderwerp van gesprek in de CPA-organen. In de CPA staat dat de Sudanese strijdkrachten verplicht zijn zich terug te trekken uit de zuidelijke staten. Volgens de technische commissie van de Joint Defense Board, waarin beide partijen bij de CPA zitting hebben, vindt deze terugtrekking geleidelijk, maar op schema plaats. Hetzelfde geldt voor de terugtrekking van de SPLA uit het noorden. De eenheden verblijven thans in de staten die grenzen aan de betwiste Noord-Zuid grens, waaronder Upper Nile. Volgens de bepalingen van de CPA moeten de Sudanese strijdkrachten zich voor 9 juli aanstaande ten noorden van de Noord-Zuid grens van 1 januari 1956 hebben teruggetrokken. Vanaf dat moment zullen de zogenaamde Joint Integrated Units (gecombineerde eenheden bestaande uit Noordelijke en Zuidelijke soldaten) belangrijke veiligheidstaken overnemen in deze gebieden, waaronder de bescherming van de oliebronnen. Indien dit niet tijdig gebeurt is sprake van een schending van de CPA.
Zowel de Nederlandse ambassade, als de Nederlandse militairen volgen de voortgang op bovengenoemde twee gebieden via de daartoe in de CPA ingestelde monitoringsorganen, waaronder de Assessment and Evaluation Commission. De bevindingen van UNMIS, waarbinnen ook Nederlandse militaire waarnemers actief zijn, vormen onderdeel van de besprekingen in deze organen.
Vraag 5
Herinnert u zich de mededeling van uw ambtsvoorganger van 14 februari jl. aan de Kamer dat de veiligheidssituatie in Darfur blijft verslechteren?
Antwoord
Ja.
Vraag 6
Hebben zich na de brief aan de Kamer van 14 februari jl. opnieuw belangrijke ontwikkelingen voorgedaan met betrekking tot de situatie in Sudan respectievelijk Darfur, zoals de uitspraken van het Internationaal Strafhof, waarbij onder meer een huidig lid van de Sudanese regering is beschuldigd van het rekruteren, bewapenen, financieren en aanstoken (tot grof geweld) van Janjaweed-milities?
Antwoord
De uitspraken van het Internationaal Strafhof (ISH) zijn inderdaad één van de meest spraakmakende gebeurtenissen sinds de brief van 14 februari jl. De Sudanese regering verwerpt de jurisdictie van het ISH op basis van de argumentatie dat Sudan het Rome-verdrag niet heeft ondertekend. President El-Bashir heeft gezegd geen enkele intentie te hebben Sudanezen uit te leveren aan het ISH.
Daarnaast zijn Speciaal Gezant Jan Eliasson van de Verenigde Naties (VN) en Speciaal Vertegenwoordiger Salim Ahmed Salim van de Afrikaanse Unie (AU) in Sudan geweest waar zij alle medewerking van de Sudanese regering toegezegd hebben gekregen in hun inspanningen het politieke proces rond de Darfur Peace Agreement (DPA) weer vlot te trekken. Echter, de recente briefwisseling tussen de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties (SGVN) Ban Ki-moon en President El-Bashir over het Heavy Support Package is een indicatie dat de Sudanese autoriteiten vooralsnog de VN op een afstand en het initiatief in eigen hand willen houden. In de brief stelt President El-Bashir de AU-besluiten van Addis Abeba en Abuja van einde 2006 over het SGVN drie-stappen plan wederom ter discussie. Ook de weigering van de Sudanese regering om aan de VN-mensenrechtenmissie visa te verstrekken kan zo opgevat worden. De missie heeft haar onderzoek echter voortgezet en op 12 maart jl. haar rapport uitgebracht. Bij uitblijven van een constructieve houding van Sudan inzake de gewelddadigheden, de VN- ondersteuning van AMIS en het politieke proces, is Nederland voorstander van een snelle bespreking van mogelijke sanctiemaatregelen binnen VN-verband, inclusief de mogelijkheid van een uitbreiding van het wapenembargo van Darfur naar geheel Sudan en gerichte sancties tegen individuen en daaraan gelieerde bedrijven. Zoals hieronder gevraagd ben ik bereid de Kamer een brede analyse van de actuele situatie in Sudan te sturen.
Vraag 7
Is het waar dat bij de hulpverlening via het mede door Nederland gefinancierde Joint Donor Office nog niet veel vooruitgang is geboekt? Zo ja, hoe kan daarin verbetering worden gebracht?
Antwoord
De vertraging in de wederopbouw van Zuid-Sudan is toe te schrijven aan een tweetal factoren. Enerzijds betreft dit het gekozen financieringsmechanisme, het door de Wereldbank beheerde Multi-Donor Trust Fund voor Zuid-Sudan, dat kampte met uitvoeringsproblemen ten gevolge van onenigheid tussen de Wereldbank en de VN1. Anderzijds is de uitvoeringscapac iteit van de Zuid-Sudanese overheid nog steeds gering. Ten aanzien van het eerste punt verwachten Nederland en de overige partners van het Joint Donor Office dat dit jaar aanzienlijke vooruitgang wordt geboekt, nu de Wereldbank en de VN een oplossing hebben gevonden voor het uitvoeren van wederopbouwprogramma’s. De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft de noodzaak van zichtbare resultaten van het Multi-Donor Trust Fund opnieuw benadrukt in een recent gesprek met de president van de Wereldbank, Paul Wolfowitz. Het Joint Donor Office is verzocht de voortgang nauwgezet te monitoren.
Als gevolg van de burgeroorlog die decennia lang heeft geduurd, is de opbouw en versterking van de overheid een traject van lange adem. Het Joint Donor Office speelt hierbij een belangrijke ondersteunende rol. Om de uitkering van vredesdividend aan de bevolking in de tussentijd een impuls te geven, heeft de minister voor Ontwikkelingssamenwerking besloten om € 3 miljoen ter beschikking te stellen voor het leveren van basisvoorzieningen via niet-gouvernementele organisaties.
Vraag 8
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk een brede analyse van de actuele situatie in Sudan naar de Kamer te sturen?
Antwoord
Ja.
1: Zie ook de brief aan de Kamer over de situatie in Sudan van 14 februari 2007 (29237 nr. 57) en het antwoord op de vragen over wederopbouw in Zuid-Sudan die de Kamer op 9 februari 2007 toegingen.