Beantwoording vragen leden Van der Staaij, Van Baalen en Voordewind over de positie van christenen in Pakistan

Graag bied ik u hierbij, mede namens de staatssecretaris van Justitie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij, Van Baalen en Voordewind over de positie van christenen in Pakistan. Deze vragen werden ingezonden op 23 april 2007 met kenmerk 2060713170.

De minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens mevrouw Albayrak, staatssecretaris van Justitie, op vragen van de leden Van der Staaij, Van Baalen en Voordewind (SGP, VVD en CU) over de positie van christenen in Pakistan.

Vraag 1

Hebt u kennisgenomen van het jaarrapport van het Centre for Legal Aid Assistance & Settlement (CLAAS), waarin uitvoerig beschreven wordt hoe het gesteld is met de vrijheid van godsdienst in Pakistan? 1) Hoe beoordeelt u de inhoud van het rapport? Deelt u de mening dat de inhoud ervan aanleiding geeft tot bijzondere aandacht voor de positie van christenen in de betrekkingen tussen Nederland en Pakistan?

Antwoord

Ja, ik heb kennisgenomen van het jaarrapport van CLAAS. Ik ben me ervan bewust dat veel christenen in Pakistan onder moeilijke omstandigheden leven. De positie van christenen en andere minderheden in Pakistan is een onderwerp dat door Nederland en de EU met bijzondere aandacht wordt gevolgd. Respect voor de mensenrechten en voor rechten van minderheden is een belangrijk element in de politieke dialoog met Pakistan.

Vraag 2
Hoe kenschetst u het maatschappelijke klimaat in Pakistan ten aanzien van christenen, met name van bekeerlingen van de islam tot het christendom? In hoeverre biedt de Pakistaanse overheid aan bekeerlingen bescherming?

Antwoord

Christenen, inclusief bekeerlingen, hebben in Pakistan te kampen met sociaal-economische marginalisatie en discriminatie. Dat uit zich onder meer in minder goede toegang tot onderwijs en arbeidsmarkt. Sinds 2002 is het aantal aanvallen tegen christenen toegenomen. Vooral in 2005 en 2006 werden geweldsincidenten tegen christenen gemeld. Op dit moment is de situatie overigens rustiger.

De minister voor godsdienstzaken is belast met de bescherming van religieuze minderheden en kan daartoe actie ondernemen. Soms gaat hij daar echter pas toe over na enige druk van de internationale gemeenschap. Maatregelen van de minister voor godsdienstzaken hebben niet geresulteerd in een duidelijke verbetering van de positie van christenen.

Vraag 3
Kunt u ons informeren over de wijze waarop de Pakistaanse overheid de blasfemiewetgeving toepast? Op welke wijze stelt Nederland het Pakistaanse beleid inzake vrijheid van godsdienst aan de orde in de diplomatieke betrekkingen?

Antwoord

De blasfemiewetgeving is geldende wetgeving in Pakistan. Aanklachten kunnen dan ook voor de rechter worden gebracht. De blasfemiewetgeving wordt echter soms misbruikt om persoonlijke vetes uit te vechten of om religieuze minderheden en hervormingsgezinde moslims lastig te vallen. De wetswijziging van oktober 2004 heeft daar nauwelijks verandering in gebracht. Volgens die wijziging dient een hogergeplaatste politiebeambte de blasfemiebeschuldiging te onderzoeken alvorens het de persoon ten laste mag worden gelegd. In de praktijk echter bleef het voorkomen dat de van blasfemie verdachte persoon werd opgepakt nog voordat de zaak was onderzocht. In november 2006 heeft het Hooggerechtshof van de provincie Punjab bepaald dat aanklachten niet langer door individuen kunnen worden ingediend, wat het risico van misbruik van de blasfemiewetgeving voor de oplossing van geschillen tussen individuen heeft teruggebracht. Nederland, bilateraal en in EU-verband, brengt de mensenrechtenproblematiek (waaronder de blasfemiewetgeving) met grote regelmaat op in de politieke dialoog.

Vraag 4
Is het waar dat Nederland in 2005 financiële steun heeft gegeven aan het Rehabilitation Centre Apna Ghar van CLAAS? Waarom is deze steun niet gecontinueerd, gelet op het belang van een veilige omgeving voor vrouwen die met geweld of zelfs met de dood bedreigd worden, bijvoorbeeld vanwege beschuldiging van blasfemie?

Antwoord

Ja, dat is juist. Het betrof eenmalige projectmatige steun via de Nederlandse ambassade in Islamabad. Het project is naar behoren uitgevoerd en afgerond zoals wederzijds overeengekomen.

Vraag 5
Bent u bereid om ten aanzien van Pakistaanse bekeerlingen die asiel aanvragen in verband met bedreigingen in hun land van herkomst hetzelfde beleid te voeren als ten aanzien van Afghaanse en Iraanse bekeerlingen? 2)

Antwoord

Zoals eerder is aangegeven (Handelingen II, vergaderjaar 2006-2007, aanhangsel nr. 989), wordt aan christenen en bekeerde moslims niet tegengeworpen dat zij hun geloof in stilte moeten belijden. Dat geldt ook voor christenen en bekeerde moslims uit Pakistan.

Het huidige asielbeleid ten aanzien van Pakistan is mede gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van 24 augustus 2006. Christenen die aannemelijk maken dat zij problemen van de Pakistaanse autoriteiten of derden hebben ondervonden die zijn te herleiden tot vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat zij een reëel risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens lopen, komen in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd asiel. In dat geval wordt geen vlucht- en vestigingsalternatief tegengeworpen.

1) CLAAS (Lahore, Pakistan), Annual Report 2006, www.claasfamily.org

2) Handelingen Tweede Kamer der Staten-Generaal, 7 november 2002, Noot, blz. 18-1129 – 18-1130; Aanhangsel Handelingen nr. 665, vergaderjaar 2005-2006; Aanhangsel Handelingen nr. 989, vergaderjaar 2006-2007