Beantwoording vragen leden Ten Broeke, Van Baalen en Van der Ham over de uitspraken Poolse ombudsvrouw over Poolse homoseksuelen

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ten Broeke en Van Baalen en Van der Ham over de uitspraken van de Poolse ombudsvrouw over een beroepsverbod voor Poolse homoseksuelen. Deze vragen werden ingezonden op 29 maart 2007 met kenmerk 2060710850.

De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Ten Broeke en Van Baalen (beiden VVD) en Van der Ham (D66) over uitspraken van de Poolse ombudsvrouw over een beroepsverbod voor Poolse homoseksuelen.

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van het bericht “Beroepsverbod voor Poolse homo’ s”? Kunt u deze uitspraken bevestigen? 1)

Antwoord
Ik heb kennisgenomen van het bericht. Mevrouw Ewa Sowińska, Ombudsvrouw voor de Rechten van het Kind in Polen, heeft enige dagen later de volgende verklaring afgelegd: “In de laatste dagen zijn vele uitspraken gedaan in verband met het interview dat ik gegeven heb aan het internetportaal Prawy.pl. Omdat het interview niet aan mij was voorgelegd ter goedkeuring, is daar de onnauwkeurige informatie in verschenen waaruit bleek dat homoseksuelen geweerd zouden moeten worden uit sommige beroepen die verbonden zijn met het werk met minderjarigen. Ik maakte en ik maak geen lijst met beroepen die niet door homoseksuelen uitgeoefend zouden mogen worden. Toen ik het over een ‘beroepenregister’ had, bedoelde ik mensen die gestraft zijn voor misdaden tegen minderjarigen en in het bijzonder voor pedofilie en geweld tegen kinderen. Dergelijke personen zouden niet in beroepen mogen worden aangesteld die te maken hebben met de opvoeding, behandeling, onderwijs of zorg voor kinderen.”

Vraag 2
Deelt u de mening dat de wens van de Poolse ombudsvrouw voor kinderen om een algeheel beroepsverbod voor homoseksuelen in te stellen fundamenteel in strijd is met het door Polen ondertekende Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), alsook het Handvest van de Grondrechten zoals in het door Polen overgenomen acquis communautaire van de Europese Unie?

Antwoord
Ik deel uw mening dat een beroepsverbod voor homoseksuelen in strijd zou zijn met genoemd verdrag en met het Handvest voor de Grondrechten; ik constateer ook dat, blijkens de hierboven aangehaalde uitspraken van mevrouw Sowińska, er geen sprake is van een dergelijk beroepsverbod.

Vraag 3
Bent u bekend met de door de Poolse minister van Onderwijs voorgestelde wetgeving om al het voorlichtingsmateriaal over homoseksualiteit in de klas te verbieden? Wat vindt u van deze uitspraken?

Antwoord
Gaarne verwijs ik u naar mijn eerdere brief aan de Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken en mijn antwoorden op de hieronder genoemde Kamervragen van de leden Bouwmeester en Blom.

Vraag 4
Deelt u de mening dat discriminatie van homoseksuelen in Polen op het niveau van de Poolse regering inmiddels een structureel karakter heeft, zoals vastgesteld in een aantal recente rapporten van de Helsinki Foundation for Human Rights? Wat vindt u van deze ontwikkeling?

Vraag 5
Deelt u de mening dat als dergelijke voorstellen in de Poolse wet worden opgenomen, de Europese Commissie direct moet ingrijpen? Bent u bereid daar bij de Voorzitter van de Europese Commissie voor te pleiten?

Vraag 6
Bent u bereid hierover bij uw Poolse collega om opheldering te vragen?

Antwoord
In het debat over homoseksualiteit in Polen zijn, ook door leden van de Poolse regering, uitspraken gedaan over homoseksualiteit die zorgwekkend zijn. Ook zijn besluiten genomen - overigens niet altijd door de nationale overheid, maar in sommige gevallen ook door lokale overheden - die op gespannen voet staan met de Poolse nationale wetgeving en met internationale verdragen, en die derhalve door de betrokkenen zijn of worden aangevochten via de nationale rechter en in een enkel geval bij het Europees Hof voor de Mensenrechten in Straatsburg. Andere regeringsleden hebben uitspraken gedaan, die er op wijzen dat men zich zeer wel bewust is van het verbod op discriminatie. Zo heeft premier Kaczynski naar aanleiding van uitspraken van de vice-minister van Onderwijs gesteld dat niemand om zijn seksuele geaardheid zal worden ontslagen. Behalve de hierboven bedoelde uitspraken van de ombudsvrouw voor kinderen, zijn er ook uitspraken van de Poolse ombudsman die juist zijn zorg over discriminatie van homoseksuelen uitspreekt. Tot concrete wetsvoorstellen die in strijd zijn met het verbod op discriminatie is het nog niet gekomen.

In de contacten tussen Nederland en Polen wordt eveneens gesproken over kwesties betreffende de fundamentele mensenrechten. Nederland heeft bij verschillende gelegenheden zorgen over de ontwikkelingen geuit. Mocht het alsnog tot wetgeving komen die in strijd is met de verplichtingen van Polen als lidstaat van de EU en de Raad van Europa, dan zal de Nederlandse regering dit aan de orde stellen in EU- of Raad van Europa-kader en zonodig in bilateraal verband.

1: RTL Nieuws Teletekst, dinsdag 27 maart 2007