Beantwoording vragen leden Peters en Eijsink over de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten in Teheran
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van de leden Peters en Eijsink over de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten tijdens een vreedzame demonstratie in Teheran. Deze vragen werden ingezonden op 12 maart 2007 met kenmerk 2060709290.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Peters (GroenLinks) en Eijsink (PvdA) over de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten tijdens een vreedzame demonstratie in Teheran
Vraag 1
Bent u op de hoogte van het uiteenslaan van een vreedzame demonstratie in de Iraanse hoofdstad Teheran op 4 maart 2007 en de arrestatie van ruim dertig demonstranten daarbij? 1)
Vraag 2
Herinnert u zich dat op 8 maart 2006 en 12 juni 2006 soortgelijke vreedzame demonstaties uit elkaar zijn geslagen, waarbij eveneens arrestaties zijn verricht?
Vraag 3
Bent u ervan op de hoogte dat Amnesty International, Human Rights Watch en andere mensenrechtenorganisaties hun zorg hebben geuit over de toenemende repressie tegen en intimidatie van mensenrechtenactivisten? 2)
Antwoord
Ja.
Vraag 4
Klopt het dat de Iraanse autoriteiten vrouwenactivisten verhinderd hebben te demonstreren op 8 maart 2007, Internationale Vrouwendag? Zo ja, zijn daarbij mensen opgepakt en vastgehouden? 3)
Vraag 5
Heeft u protest aangetekend bij de Iraanse autoriteiten en er op aangedrongen dat de nog vastgehouden demonstranten onmiddellijk worden vrijgelaten? Zo neen, gaat u dat nog doen?
Vraag 6
Heeft u de Iraanse autoriteiten gevraagd hoeveel personen zijn opgepakt, hoeveel er zijn vrijgelaten, hoeveel er nog worden vastgehouden, wat hun identiteit is, waar ze exact worden vastgehouden, wat de aanklacht tegen hen is, en hoe hun conditie is? Zo neen, wilt u dat alsnog doen?
Vraag 7
Kunt u de berichten uit Iran bevestigen dat mevrouw M. Mohammadi in coma is geraakt doordat zij niet de medicijnen krijgt die ze nodig heeft, dat mevrouw Fatemah Govari in slechte conditie verkeert vanwege haar hoge leeftijd en hartproblemen, en dat de gevangen gehouden demonstranten bezoek en telefonisch contact met de buitenwereld wordt ontzegd? Wilt u bij de Iraanse autoriteiten aandringen op correcte behandeling van de gevangen gehouden demonstranten?
Vraag 8
Wilt u zich inspannen voor een veroordeling van deze gebeurtenissen door de Europese Unie? Zo neen, waarom niet?
Vraag 9
Welke rol ziet u hierbij voor de VN Mensenrechtenraad? Bent u bereid het voortouw te nemen voor een veroordelende resolutie door de Mensenrechtenraad? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Mede op Nederlands initiatief heeft het EU-voorzitterschap op 9 maart een publieke verklaring uitgegeven waarin de ernstige zorgen worden geuit over de arrestaties van vrouwenrechtenactivisten tijdens een vreedzame demonstratie in Teheran op 4 maart jl. Het Voorzitterschap heeft daarbij opgeroepen tot een onmiddellijke en onvoorwaardelijke vrijlating van de gearresteerde vrouwen en tot het afzien van gerechtelijke stappen tegen degenen die reeds waren vrijgelaten. Iran is hierbij voorts opgeroepen de universele mensenrechten en de Declaration on Human Rights Defenders van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties te respecteren, in het bijzonder het principe van non-discriminatie op grond van geslacht en het recht op vrijheid van meningsuiting en vergadering. Voorts werd Iran opgeroepen het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen en het daarbij horende Facultatief Protocol te ratificeren.
Daarnaast heeft het EU-voorzitterschap in Teheran dezelfde boodschap overgebracht aan de Iraanse autoriteiten.
Van de Iraanse autoriteiten is vernomen dat nog twee vrouwen vast zitten. Dit betreffen mevrouw Shadi Sadir en mevrouw Mahbubeh Abbasgholizadeh. Hun vrijlating zou volgens Iraanse autoriteiten afhangen van formaliteiten. De regering blijft deze zaak en de algemene mensenrechtensituatie in Iran nauwlettend volgen en zal Iran zonodig in VN-kader, EU-verband en bilateraal blijven wijzen op zijn verantwoordelijkheden met betrekking tot het handhaven van mensenrechten, waaronder het recht op vrijheid van meningsuiting en vergadering.