Beantwoording vragen leden Ferrier en Van Gennip over een Nederlandse soldate van de FARC
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Ferrier en Van Gennip over een Nederlandse soldate van de FARC. Deze vragen werden ingezonden op 5 september 2007 met kenmerk 2060724590.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen op vragen van de leden Ferrier en Van Gennip (beiden CDA) over een Nederlandse soldate van FARC.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat een Nederlandse vrouw meevecht in de Colombiaanse rebellenbeweging FARC? 1)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Hoe beoordeelt u het feit dat het Colombiaanse leger stukken uit haar dagboeken bekend heeft gemaakt?
Antwoord
Ik ken de reden waarom het Colombiaanse leger de dagboeken van betrokkene, of fragmenten daaruit, aan de pers heeft aangeboden, niet en kan deze derhalve niet beoordelen.
Vraag 3
Deelt u de mening dat daarmee een Nederlands staatsburger in levensgevaar is gebracht? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
Ik maak me uiteraard grote zorgen over het lot van betrokkene.
Het risico betrokken te raken bij levensgevaarlijke situaties is inherent aan toetreding tot een organisatie als de FARC, een ook door de EU als terroristische organisatie aangemerkte guerillagroepering die regelmatig betrokken is bij gewapende acties en die door de Colombiaanse regering met militaire middelen wordt bestreden. In hoeverre publicatie van delen van de dagboeken van betrokkene dit gevaar nog heeft vergroot, valt moeilijk te beoordelen. Wel staat de FARC bekend als een sterk hierarchische, op militaire leest geschoeide organisatie die weinig ruimte laat voor interne kritiek en die gemakkelijk overgaat tot het opleggen van sancties.
Vraag 4
Bent u voornemens hierover contact op te nemen met de autoriteiten in Colombia? Zo ja, op welke wijze gaat u deze gang van zaken aan de orde stellen? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
De Nederlandse ambassade in Bogotá is in contact met de Colombiaanse autoriteiten over de zaak van de Nederlandse vrouw. Aan beide zijden is hierbij het uitgangspunt dat in het belang van betrokkene met uiterste terughoudendheid en prudentie dient te worden gehandeld. Over de inhoud van de besprekingen kunnen dan ook geen nadere mededelingen worden gedaan.
1) Trouw, NRC, NOVA, 3 september 2007