Beantwoording vragen Halsema en Peters over het Israëlische nederzettingenbeleid
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Halsema en Peters aan de minister van Buitenlandse Zaken over het Israëlische nederzettingenbeleid. Deze vragen werden ingezonden op 3 april 2007 met kenmerk 2060711370.
De minister van Buitenlandse Zaken,
drs. M.J.M. Verhagen
Antwoord van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, op vragen van de leden Halsema en Peters (beiden GroenLinks) over het Israëlische nederzettingenbeleid.
Vraag 1
Bent u bekend met de omstreden aankoop en de inbezitname op 19 maart 2007 door enkele honderden Israëlische kolonisten van een Palestijns flatgebouw in de stad Hebron middenin de bezette Palestijnse gebieden op de Westbank 1), zoals ondermeer veroordeeld door de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem? 2)
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Kunt u in navolging van de Speciale Rapporteur van de Verenigde Naties, John Dugard, bevestigen dat deze praktijk van kolonisatie en nederzettingen op de West Bank, die met steun van het Israelische leger wordt voortgezet, illegaal is en strijdig met het intenationale recht? 3)
Antwoord
De regering acht het beleid van de Israëlische autoriteiten inzake de bouw van nederzettingen op de Westelijkse Jordaanoever strijdig met het internationale recht.
Vraag 3
Bent u ermee bekend dat het een bezettende macht volgens internationaal recht 4) ook verboden is particuliere overname van bezit van een bezet volk te steunen of te gedogen, omdat de Haagse Conventies het aanbrengen van permanente veranderingen in bezet gebied alleen toelaten voor militaire noodzakelijke doeleinden of ter verbetering van de omstandigheden van de lokale bevolking?
Antwoord
Het 1907 Haagse Landoorlogreglement verplicht de bezettende macht om het loka le recht zoveel mogelijk te respecteren. Overdracht en inbezitname van bezit in bezet gebied dient dus in overeenstemming te zijn met het lokale (Palestijnse) recht. Het valt overigens te betwijfelen of de overname van een flatgebouw is te kwalificeren als een “permanente verandering” in de zin van genoemd reglement.
Vraag 4
Bent u bereid deze nieuwe nederzetting publiekelijk te veroordelen? Zo neen, waarom niet?
Vraag 5
Bent u ermee bekend dat ter bescherming van deze kolonisten het Israelische leger een ‘steriele buffer’ inricht van enkele kilometers op het land en rondom de huizen van tientallen Palestijnse families waardoor hen de vrijheid van verkeer en verblijf in de eigen stad wordt ontnomen? Deelt u de mening dat de lokale bevolking rondom de nieuwe nederzetting een zeer groot risico loopt binnenkort aan ditzelfde leed te worden onderworpen?
Vraag 6
Bent u zich ervan bewust dat de Israëlische minister van Defensie Peretz de bevoegdheid heeft om binnen 30 dagen na inname van de nieuwe nederzetting, d.w.z. tot 18 april 2007, opdracht tot ontruiming te geven zonder rechterlijke tussenkomst?
Vraag 7
Deelt u de mening dat met een spoedige opdracht tot ontruiming veel menselijk leed voorkomen kan worden, in de vorm van ondermeer jarenlange juridische procedures?
Vraag 8
Bent u bereid er via de Nederlandse ambassadeur te Tel Aviv publiekelijk en met spoed bij minister Peretz op aan te dringen dat deze voor ommekomst van de 30 dagen-termijn opdracht tot ontruiming geeft? Zo ja, wilt u de Kamer schriftelijk verslag doen van de demarche en de uitkomst ervan? Zo neen, waarom niet?
Antwoord
De regering acht, zoals bekend, het Israëlische nederzettingbeleid een obstakel voor het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen. Dit geldt in het bijzonder voor nederzettingactiviteiten in politiek gevoelige plaatsen als Hebron. Zowel bilateraal als in EU-kader zijn de politieke en juridische bezwaren tegen het nederzettingenbeleid bij herhaling, ook publiekelijk, kenbaar gemaakt aan de Israëlische autoriteiten.
Eerder deze maand voerde het EU-voorzitterschap wederom op hoog niveau een demarche uit bij de Israëlische autoriteiten inzake het nederzettingenbeleid en mede op voorstel van Nederland werden daarbij ook de recente gebeurtenissen in Hebron aan de orde gesteld. Daarmee is een additionele bilaterale demarche dan ook niet nodig.
Voorzover mij bekend heeft de Israëlische minister van Defensie inmiddels gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid de ontruiming te gelasten van de nieuwe nederzetting in Hebron en zijn de ontruimingsbevelen aan de bewoners overhandigd. Tegen dit besluit kunnen door de bewoners nog juridische middelen worden aangewend, zodat onduidelijk is wanneer er van daadwerkelijke ontruiming sprake zal zijn.
Vraag 9
Bent u gelet op de snelle verstrijking van de 30 dagen-periode bereid deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden?
Antwoord
Ja.
1) Haaretz 21 maart 2007, “Peretz leaning toward removing settlers from Hebron building”, http://www.haaretz.com/hasen/spages/840299.html
2) B’Tselem pserbericht 28 maart 2007, “New settlement in Hebron violates Palestinian rights and must be evacuated”, http://www.btselem.org/english/Settlements/20070328_New_settlement_in_Hebron.asp
3) UN Human Rights Council, 4e sessie, 29 maart 2007, “Report of the Speical Rapporteur on the situation of human rights in the Palestinian territories occupied since 1967”, A/HRC/4/17
4) Vierde Haagse Conventie, “Convention Respecting the Laws and Customs of War on Land”