Bijlage -Fichedocument - Kamerbrief inzake Informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen

Fiche 1: Verordening inzake Europese milieu-economische rekeningen

1. Algemene gegevens

Voorstel: Verordening van het Europees Parlement en de Raad over Europese milieu-economische rekeningen

Datum Commissiedocument: 9 april 2010

Nr. Commissiedocument : COM(2010) 132

Prelex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199183

Nr. impact-assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board: Niet van toepassing

Behandelingstraject Raad: Het voorstel wordt behandeld in de Raadswerkgroep Statistiek. Wanneer behandeling in de Raad zal plaatsvinden is nog niet bekend.

Eerstverantwoordelijk ministerie: Ministerie van Economische Zaken/Centraal Bureau voor de Statistiek

Rechtsbasis, stemwijze Raad, rol Europees Parlement en comitologie

a) Rechtsbasis artikel 338, lid 1 van het VWEU.

b) Stemwijze Raad en rol Europees Parlement: gekwalificeerde meerderheid, medebeslissing Europees Parlement (gewone besluitvormingsprocedure)

c) Comitologie: De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor het Europees statistisch Systeem. Dit Comité zal handelen via de regelgevingsprocedure.

2. Samenvatting BNC-fiche

Korte inhoud voorstel

Voor de beoordeling en evaluatie van het zesde milieuactieprogramma 1 en de EU-strategie voor

duurzame ontwikkeling, zijn op Europees niveau geharmoniseerde en vergelijkbare actuele en betrouwbare statistische gegevens en indicatoren essentieel. Daarnaast is er een toenemende behoefte om informatie over het milieu te koppelen aan informatie over de economie. Zo heeft de Europese Raad van juni 2006 de EU en de lidstaten opgeroepen om het kernsysteem voor de berekening van het nationaal inkomen uit te breiden met milieu-economische rekeningen 2 . Dit voorstel komt hieraan in hoofdlijnen tegemoet. Het onderhavige voorstel heeft tot doel het scheppen van een juridisch kader voor de al bestaande gegevensverzameling en het vaststellen van geharmoniseerde regels voor de verzameling, de productie en de verspreiding van gegevens over Europese milieu-economische rekeningen.

De Commissie is van oordeel dat een verordening het meest geschikte rechtskader is om het gebruik van gemeenschappelijke normen en de productie van vergelijkbare statistieken te garanderen. Daarnaast stelt de Commissie voor om bevoegdheid te krijgen voor het vaststellen van gedelegeerde handelingen op grond van artikel 290 van het EU-Werkingsverdrag, om de definities, de onderwerpen en de kenmerken van de vereiste informatie, het waarnemingsgebied en de indieningstermijnen van de gegevens vast te stellen.

De verordening heeft niet de bedoeling een nieuw statistisch domein te openen en leidt niet tot nieuwe gegevensverzamelingen.

Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

Nederland acht artikel 338 lid 1, VWEU de juiste rechtsbasis voor dit voorstel. Nederland beoordeelt de subsidiariteit en de proportionaliteit van het voorstel positief.

Nederlandse positie en eventuele acties

Nederland verwelkomt, net als het merendeel van de andere lidstaten, het initiatief van de Commissie voor een wettelijke basis betreffende de samenstelling en verspreiding van Europese milieu-economische rekeningen binnen een geharmoniseerd kader. Nederland beschouwt de voorliggende verordening als een essentiële maatregel ter verbetering van de beschikbaarheid van geharmoniseerde Europese milieu-economische rekeningen. Hierdoor wordt de inhoud, de kwaliteit, de vergelijkbaarheid en de tijdigheid van de statistische informatie verbeterd. Nederland plaatst echter wel kanttekeningen bij de voorstellen die leiden tot meer flexibiliteit voor eventuele latere aanpassingen door middel van gedelegeerde handelingen. Nederland kan in hoofdlijnen instemmen met het voorstel.

3. Samenvatting voorstel

Inhoud voorstel

De samenstelling van Europese milieu-economische rekeningen vindt thans jaarlijks door de lidstaten plaats op grond van een vrijwillige regeling voor gegevensverzameling. Het onderhavige voorstel heeft tot doel het scheppen van een juridisch kader voor de al bestaande gegevensverzameling en het vaststellen van geharmoniseerde regels voor de verzameling, de productie en de verspreiding van gegevens over Europese milieu-economische rekeningen. Het voorstel heeft niet de bedoeling een nieuw statistisch domein te openen en leidt niet tot nieuwe gegevensverzamelingen. Daarnaast geeft de verordening een aantal definities en modules aan voor de verzameling van de gegevens. Deze modules hebben betrekking op de productie van jaarlijkse statistische informatie zoals omschreven in de bijlagen.

  • Bijlage I: module voor luchtemissierekeningen 3 ;

  • Bijlage II:module voor milieubelastingen naar economische activiteiten 4

  • Bijlage III:module voor materiaalstroomrekeningen voor de gehele economie 5

Daarnaast omvat de verordening voorstellen om de Commissie bevoegdheden te geven om op basis van artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie gedelegeerde handelingen vast te stellen alsmede een aantal definities en regels voor de verzameling, toezending en verspreiding van de gegevens.

Impact assessment Commissie

Er is geen Impact assessment door de Commissie opgesteld

4. Bevoegdheidsvaststelling en subsidiariteits- en proportionaliteitsoordeel

  1. Bevoegdheid

De Commissie baseert haar voorstel op artikel 338 lid 1 VWEU. Op grond van dit artikel neemt de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure maatregelen aan voor de opstelling van statistieken wanneer zulks voor de vervulling van de taken van de Unie nodig is. Volgens Nederland is dat de juiste rechtsgrondslag.

  1. Functionele toets:

  • Subsidiariteit: positief

  • Proportionaliteit: positief

  • Onderbouwing:

De verordening heeft tot doel de systematische productie en samenstelling van geharmoniseerde en vergelijkbare Europese milieu-economische rekeningen. Deze zijn nodig ter ondersteuning van milieudoelstellingen en het milieubeleid 6 van de Europese Unie. Dit kan niet op een afdoende wijze door de lidstaten afzonderlijk worden uitgevoerd en kan daarom beter door de Unie worden verwezenlijkt. Een verordening is het juiste instrument aangezien hierdoor in de gehele Europese Unie dezelfde regels gelden. Hierdoor kan het gebruik van gemeenschappelijke normen en de productie van hoogwaardige kwalitatieve en vergelijkbare statistieken op EU-niveau worden gegarandeerd. De verordening beperkt zich tot de relevante maatregelen om vergelijkbare statistieken op Europees niveau te kunnen samenstellen. De verordening gaat niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te realiseren.In de verordening zijn alleen geharmoniseerde statistische definities opgenomen. Delidstaten mogen zelf beslissen welke nationale gegevensbronnen zij voor de opstelling van de statistieken gebruiken. Deze verordening leidt niet tot extra administratieve lasten en kosten. Wel kunnen er kanttekeningen geplaatst worden bij de voorstellen in het kader van de bevoegdheidsdelegatie. Deze zullen door Nederland kritisch worden beschouwd.

  1. Nederlands oordeel:

Nederland onderschrijft het oordeel van de Commissie ten aanzien van de subsidiariteit en proportionaliteit. Nederland acht het van belang dat de Commissie dient te beschikken over geharmoniseerde en onderling vergelijkbare Europese milieu-economische rekeningen omdat deze een belangrijke basis vormen voor de ontwikkeling, het beheer en de evaluatie en monitoring van de EU-strategie voor duurzame ontwikkeling (EU-SDO). Nederland kan op hoofdlijnen instemmen met het voorstel.

5. Implicaties financieel

  1. Consequenties EG-begroting

n.v.t.

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

Dit voorstel heeft geen financiële consequenties voor Nederland. Dewerkzaamheden die voortkomen uit deze verordening zijn al opgenomen in het werkprogramma en meerjarenprogramma van het CBS, worden reeds door het CBS uitgevoerd 7 en kunnen worden opgevangen binnen de bestaande capaciteit. Aan de toekomstige voorgestelde gedelegeerde handelingen kunnen echter mogelijk wel kosten verbonden zijn. Mocht dit het geval zijn dan zullen deze eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van het beleidsverantwoordelijke departement conform de regels budgetdiscipline.

  1. Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

n.v.t.

  1. Administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden

Omdat het onderhavige voorstel het omzetten van al bestaande werkzaamheden in wetgeving betreft, betekent de verordening een additionele EU-verplichting voor het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het onderhavige voorstel bestaat uit bestaand beleid.

  1. Administratieve lasten voor bedrijfsleven en burger

Dit voorstel leidt niet tot additionele administratieve lasten. De toekomstige voorgestelde gedelegeerde handelingen kunnen echter mogelijk wel leiden tot additionele administratieve lasten.

6. Implicaties juridisch

  • Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid

n.v.t.

  • Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen en kaderbesluiten), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en beschikkingen) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie. Voor Nederland lijkt dit haalbaar.

  • Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

In het voorstel is geen evaluatiebepaling opgenomen. Nederland acht het wenselijk dat er wel een evaluatiemoment in de verordening wordt opgenomen. Dat zou volgens Nederland kunnen door middel van een verslag, dat de Commissie indient bij het Europees Parlement en de Raad, over de uitvoering, de resultaten en de algehele beoordeling van de verordening.

7. Implicaties voor uitvoering en handhaving

In artikel 4 van de Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek is bepaald dat het CBS op nationaal niveau belast is met de productie van communautaire statistieken. Het CBS dient de statistische resultaten in bij de Commissie (Eurostat). Nederland voorziet geen complicaties bij de uitvoering van het onderhavige voorstel.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen

9. Nederlandse positie (belangen en eerste algemene standpunt)

Het onderhavige voorstel sluit aan bij bestaand Nederlands beleid. Daarbij acht Nederland het van belang dat er voor de ondersteuning van het beleid van de Unie op milieugebied op EU niveau onderling vergelijkbare milieu-economische rekeningen beschikbaar zijn. In dit kader ondersteunt Nederland het verzamelen van de gegevens zoals door de Commissie wordt voorgesteld.

Nederland heeft echter bezwaar bij het voorstel dat de Commissie de bevoegdheid krijgt om gedelegeerde handelingen vast te stellen op alle onderdelen van eventuele toekomstige nieuwe modules. Voorgesteld wordt om bevoegdheden aan de Commissie te delegeren met betrekking tot de doelstellingen waarvoor de rekeningen moeten worden samengesteld, de dekking van de rekeningen, de lijst van kenmerken waarvoor gegevens moeten worden verzameld en verstrekt, het eerste referentiejaar, de frequentie en de indieningstermijnen voor de samenstelling van de rekeningen, de rapporteringstabellen en de maxiumlengte van de overgangstermijnen.

Dit leidt weliswaar tot meer flexibiliteit, maar Nederland zal kritisch zijn bij het overdragen van bevoegdheden, omdat al kleine aanpassingen van de voorgestelde onderdelen door middel van toekomstige gedelegeerde handelingen kunnen leiden tot additionele lasten en kosten. Op dit moment is nog niets bekend over de invulling van de toekomstige gedelegeerde handelingen. Hierdoor bestaat er enige bezorgdheid over mogelijke toekomstige gevolgen voor de administratieve belasting voor respondenten en de kosten voor het nationale en Europees statistisch systeem.

Gelet hierop zal Nederland voorstellen dat de toekomstige gedelegeerde handelingen altijd dienen te worden voorzien van een kosten/baten-analyse. Hierbij is voor Nederland van belang dat de administratieve belasting voor bedrijfsleven en burger alsmede de kosten voor het statistisch systeem expliciet in kaart worden gebracht, voordat de gedelegeerde handelingen worden vastgesteld.

Verder acht Nederland het van belang dat bij de toekomstige invulling van gedelegeerde handelingen zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de thans beschikbare gegevensbronnen.

Nederland acht het tenslotte van belang dat in de verordening een evaluatiemoment wordt opgenomen. Dat zou volgens Nederland kunnen door middel van een verslag, dat de Commissie om de vijf jaar indient bij het Europees Parlement en de Raad, over de uitvoering, de resultaten en de algehele beoordeling van de verordening. Nederland zal zich hiervoor inzetten.

Fiche 2: Mededeling inzake sociale en economische integratie van Roma

1. Algemene gegevens

Voorstel:

Mededeling van de Commissie over de sociale en economische integratie van de Roma in Europa

Datum Commissiedocument: 7 april 2010

Nr. Commissiedocument: COM(2010) 133 final

Pre-lex: http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199178

Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board : nvt

Behandelingstraject Raad : nvt

Eerstverantwoordelijk ministerie : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

  1. Essentie voorstel

De Roma vormen met 10-12 miljoen personen de grootste etnische minderheid in de Europese Unie. Een groot deel van hen leeft aan de zijkant van de maatschappij en leeft in erbarmelijke omstandigheden. De Commissie stelt dat de EU en de lidstaten een speciale verantwoordelijkheid hebben voor deze groep. De huidige situatie betekent niet alleen menselijk lijden, maar ook aanzienlijke kosten voor overheden evenals een verlies aan arbeidspotentieel.
De situatie van de Roma staat sinds 2007 op de EU-agenda. Het huidige voorzitterschapstrio beschouwt het thema als een van zijn prioriteiten. Deze mededeling, uitgebracht aan de vooravond van de tweede Roma Top op 8 en 9 april jl, beschrijft de voortgang die sinds 2007 geboekt is en gaat vervolgens in op de uitdagingen die er nog liggen. Hierbij geeft de Commissie duidelijk aan wat zij zal doen om deze uitdagingen aan te gaan. Tevens stelt de Commissie dat de complexiteit van de problemen vraagt om een integrale aanpak, waarbij de aandacht tegelijkertijd uitgaat naar scholing, werk, huisvesting en gezondheid.

De belangrijkste uitdagingen die de Commissie ziet voor de integratie van de Roma zijn de volgende:

  • Betere samenwerking tussen actoren op Europees, nationaal en internationaal niveau, alsmede met vertegenwoordigers van de Roma-gemeenschappen.

  • Een vertaling van deze verbeterde samenwerking en de groeiende betrokkenheid voor Roma-inclusie naar positieve veranderingen op lokaal niveau.

  • Effectievere communicatie van de voordelen van Roma-inclusie voor de lokale en nationale economische- en sociale ontwikkeling.

  • Het stimuleren van integraal gebruik van de EU-fondsen om de veelzijdige problematiek aan te pakken.

  • De ontwikkeling van gericht beleid om segregatie van Roma - vooral in het onderwijs en in huisvesting - tegen te gaan.

  • Een speciale focus ontwikkelen op de meest achtergestelde micro-regio’s.

  • Het mainstreamen van beleid voor Roma-inclusie. Dit betekent dat bij beleid voor onderwijs, werkgelegenheid, volksgezondheid, infrastructuur en stadsontwikkeling en ruimtelijk-economisch beleid rekening wordt gehouden met de integratie van de Roma.

  1. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?

De mededeling is tegelijk met het voortgangsrapport 2008-2010 uitgebracht en vloeit voort uit de Raadsconclusies van 8 juni 2009 waarin de lidstaten de betrokkenheid van de Commissie verwelkomen om concrete stappen te zetten om EU-instrumenten en EU-beleid effectiever in te zetten voor de integratie van de Roma. In de mededeling stelt de Commissie geen wet- of regelgeving voor, maar benoemt een aantal acties die zij zal ondernemen om de bestaande beleidsinstrumenten beter te laten functioneren. Deze acties zijn grotendeels faciliterend van aard. Daarnaast betreft een deel het oproepen of aanmoedigen van lidstaten en een ander deel van de acties betreft interne acties bij de Commissie.


Uit een oogpunt van bevoegdheid en subsidiariteit beoordeelt Nederland deze voornemens en acties positief. Het kabinet is van mening dat de Commissie een sturende rol kan spelen in het bevorderen van beleidscoördinatie op EU-niveau. Daarnaast kan de Commissie volgens het kabinet de lidstaten stimuleren om op nationaal en regionaal niveau beleid te formuleren ten behoeve van de integratie van de Roma. Deze rol neemt de Commissie ook op zich, blijkens deze mededeling.

De proportionaliteit van de voorgestelde acties in de mededeling acht het kabinet eveneens positief, omdat de Commissie de uitvoering van het Roma-beleid op nationaal niveau laat en vanuit Brussel stimuleert dat er voldoende aandacht voor de problematiek is, dat EU-instrumenten zo goed mogelijk worden gebruikt en dat EU-lidstaten de mogelijkheid hebben tot het uitwisselen van best practices.

De financiële gevolgen voor de lidstaten zullen nagenoeg nihil zijn. Zoals aangegeven is het grootste deel van de acties gericht op werkzaamheden van de Commissie zelf. De acties die op de lidstaten zijn gericht, betreffen alleen oproepen of aanmoedigingen aan de lidstaten om iets te doen.

4. Nederlandse positie over de mededeling

Het kabinet kan zich vinden in de inhoud van de mededeling. Enerzijds omdat het kabinet de recente toenemende aandacht op Europees niveau voor de ernstige maatschappelijke achterstelling van de Romagemeenschappen ondersteunt . Nederland heeft zich de afgelopen jaren ook actief ingezet om de noodzaak van het bestrijden van de maatschappelijke uitsluiting van de Roma op de internationale politieke agenda te houden. Anderzijds kan het kabinet de individuele acties die de Commissie voorstelt ondersteunen. Deze sluiten namelijk aan bij de uitgangspunten van het kabinet, zoals verwoord in de brief van de minister van Buitenlandse Zaken dd. 6 april 2010 aangaande de Nederlandse inzet bij de EU-Roma Top op 8 en 9 april jl. (kamerstuk 32 125, nr. 14).

Zo is het kabinet een voorstander van een betere beleidscoördinatie op EU-niveau, iets wat de Commissie ook voorstaat in deze mededeling. Ook meent het kabinet dat er veel kan worden gewonnen door een betere samenwerking tussen de EU en andere relevante internationale organisaties als de Raad van Europa, OVSE, UNDP, UNHCR en Wereldbank. Deze betere samenwerking heeft de Commissie ook als uitdaging in de mededeling benoemd.

De Commissie stelt in zijn mededeling voorts er bij de lidstaten op aan te zullen dringen dat door structuurfondsen gefinancierde acties gelijke kansen bevorderen en segregatie tegengaan. Tegelijkertijd zal de Commissie de coördinatie versterken tussen de relevante EU-fondsen. Dit betreft dan het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Europees Agrarisch Fonds voor Plattelandsontwikkeling en het pre-accessie instrument. Tevens zal de Commissie de lidstaten informeren en ondersteunen op welke wijze maximaal gebruik te maken is van deze fondsen ten behoeve van de integratie van de Roma.
Het kabinet ondersteunt deze inzet van de Commissie. Het kabinet is namelijk van mening dat lidstaten - waar mogelijk en opportuun - de bestaande instrumenten, in het bijzonder de structuurfondsen, beter kunnen benutten voor de integratie van de Roma. Uitwisseling van best practiceskan daarbij helpen.

De inhoud van de mededeling strookt tevens met het standpunt van het kabinet dat het niet wenselijk is dat de Unie een specifiek 'Romabeleid' gaat ontwikkelen, evenmin als een dergelijk doelgroepenbeleid binnen Nederland door het kabinet wenselijk werd en wordt geacht. De voorgestelde acties zijn veelal stimulerend en ondersteunend van aard en vormen daarmee geen aanzet tot een specifiek ‘Romabeleid’. Dit doet ook recht aan het feit dat de belangrijkste competenties en verantwoordelijkheden voor het aanpakken van de concrete problemen liggen op lidstaatniveau, en daarbinnen op regionaal en lokaal niveau. Het kabinet juicht toe dat de Commissie binnen die kaders een bijdrage levert aan de totstandkoming van effectiever beleid voor de integratie van de Roma.

1 Besluit Nr. 1600/2002/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2002 tot vaststelling van het Zesde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschap.

2 De milieurekeningen worden opgesteld volgens de concepten en definities van de nationale rekeningen. In de milieurekeningen zijn fysieke en monetaire gegevens opgenomen over het milieu.

3 Luchtemissierekeningen registreren de stromen residugassen en fijn stof die hun oorsprong vinden in de nationale economie en in de atmosfeer terechtkomen.

4 Milieubelastingen bestaan uit verplichte betalingen om niet, in geld of in natura, die door de overheid of door de instellingen van de Europese Unie worden opgelegd. De gegevens zijn over belastingen zijn te vinden in de institutionele rekeningen voor de overheid, in de aanbod-en gebruikstabellen en in de inkomensvormingsrekening.

5 Materiaalstroomrekeningen zijn coherente samenstellingen van de totale materiaalinput in de nationale economieën, de veranderingen van de materiaalvoorraad in de economie en de materiaaloutput naar andere economieën of het milieu.

6 Artikel 191 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

7 http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/dataverzameling/2008-milieurekeningen.htm

8