Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid Van Dam over het geweld in Oost-Congo en het effect van een mogelijk van MONUC
Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Van Dam over het geweld in Oost-Congo en het effect van een mogelijk vertrek van MONUC. Deze vragen werden ingezonden op 19 april 2010 met kenmerk 2010Z06955.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Van Dam (PvdA) over het geweld in Oost-Congo en het effect van een mogelijk vertrek van MONUC.
Vraag 1
Hebt u kennisgenomen van het rapport van Oxfam Novib (gebaseerd op onderzoek van het Harvard Humanitarian Initiative) 1) over het gewapend geweld in Oost-Congo, de toename van het aantal verkrachtingen en de gevolgen van een mogelijk vertrek van MONUC voor de veiligheid van burgers in het gebied?
Antwoord
Ja.
Vraag 2
Deelt u de mening zoals verwoord in het rapport van Oxfam dat de ‘civilian protection specialists’ van MONUC meer en beter contact moeten onderhouden met de Congolese gemeenschappen, ook buiten de grote steden, om zo betere bescherming te kunnen bieden?
Vraag 3
Deelt u de mening dat het mandaat van MONUC moet worden benut om te voorkomen dat vrouwen op grote schaal verkracht worden? Bent u het met Oxfam eens dat MONUC zijn mandaat moet gebruiken om burgers 'met alle nodige middelen' te beschermen en dat het mandaat verruimd moet worden om dat te realiseren?
Vraag 4
Bent u bekend met het bericht 2) van de special representative van de Verenigde Naties (VN) in Congo, Alan Doss, waarin een tijdsschema van ‘drawdown’ is opgesteld, beginnende juni 2010, en die juni 2011 voltrokken moet zijn? Is er daadwerkelijk een plan om terug te trekken?
Vraag 5
Bent u het met ons en met Oxfam Novib eens dat terugtrekking op dit moment zeer onwenselijk is, aangezien de Congolese regering niet in staat of bereid is zijn eigen bevolking te beschermen en dus niet zal voldoen aan de ‘responsibility to protect’?
Vraag 6
Deelt u de mening dat verlenging van het mandaat van MONUC derhalve wenselijk is in plaats van terugtrekking? Is dat ook de Nederlandse inzet richting de VN en de VNVR?
Vraag 7
Is u bekend wat de stand van zaken is ten aanzien van de onderhandelingen met president Kabila over de verlenging van de aanwezigheid van MONUC? Kunt u informatie geven over de mogelijke opties waarover onderhandeld wordt?
Vraag 8
In hoeverre is instemming van de Congolese regering noodzakelijk voor een verlenging van het mandaat van MONUC, mede gelet op het feit dat het mandaat van MONUC een mandaat is onder hoofdstuk VII van het VN-handvest?
Vraag 9
Hebt u reeds aan de regering Kabila laten weten dat u de uitspraken van de Congolese president dat hij de VN-troepen volgend jaar weg wil, zeer onverstandig vindt? Zo nee, bent u van plan dat alsnog te doen of tracht u deze discussie op een andere wijze te beïnvloeden?
Antwoord op de vragen 2 t/m 9
Het in vraag 4 genoemde artikel verwijst naar een rapport van de secretaris-generaal van de VN aan de Veiligheidsraad van 30 maart jongstleden. In dat rapport constateert de secretaris-generaal een verbetering van de veiligheidssituatie in een groot deel van de DRC, met name in het westen. Op grond daarvan zou het mogelijk zijn toe te werken naar een verantwoorde exitstrategie voor MONUC. In eerste instantie zouden daarvoor die delen van de DRC in aanmerking komen, waar de situatie al langere tijd stabiel is en MONUC een beperkte aanwezigheid heeft. Concreet zou dit betekenen dat MONUC uit deze gebieden deze zomer 2000 manschappen kan terugtrekken. In het oosten van de DRC bestaat volgens de secretaris-generaal echter nog steeds het risico van instabiliteit. Een verantwoorde terugtrekking van MONUC uit die regio’s kan pas plaatsvinden als ter plaatse voldoende Congolese capaciteit is opgebouwd om de taken van MONUC over te nemen en de stabiliteit te waarborgen. Van een plan voor volledige terugtrekking is vooralsnog geen sprake. Het vermelde tijdschema (juni 2010 – juni 2011) is afkomstig van de Congolese regering.
De leden van de Veiligheidsraad bezoeken de DRC voor eind mei dit jaar. Zij zullen dan bij president Kabila de verlenging van de aanwezigheid van MONUC aan de orde stellen. Naar verwachting zullen zij met hem ook spreken over de voorwaarden waaronder MONUC zich op termijn zou kunnen terugtrekken. De VN kan geen VN-vredesmacht inzetten zonder instemming van de regering van het land van vestiging, ook niet onder hoofdstuk VII van het VN-handvest.
Nederland vindt verlenging van het MONUC-mandaat zeer wenselijk, vooral met het oog op de bescherming van de burgerbevolking in Oost-Congo. In het huidige, tussentijdse mandaat heeft deze nu de hoogste prioriteit. Volgens Nederland dient ook het nieuwe MONUC-mandaat, dat per 1 juni 2010 in werking moet treden, primair te zijn gericht op bescherming van de burgerbevolking. Daartoe is niet zozeer een verruiming van het mandaat noodzakelijk, maar een duidelijke focus op deze kerntaak. Verder dient MONUC de bestaande strategie terzake verder te operationaliseren. Daarbij zijn betere contacten met Congolese gemeenschappen en extra aandacht voor kwetsbare groepen als vrouwen en kinderen essentieel.
Zowel in bilateraal als in internationaal verband draagt Nederland zijn standpunten over MONUC en het mandaat uit bij de regering van de DRC. Tegenover de Congolese autoriteiten benadrukt Nederland dat terugtrekking van MONUC uit Oost-Congo pas kan plaatsvinden als in die regio concrete vooruitgang is geboekt met betrekking tot de stabiliteit alsmede de veiligheid van de bevolking. Ook heeft Nederland hiervoor aandacht gevraagd tijdens de bijeenkomst van de internationale Contactgroep voor de Grote Merenregio, die op 28 april aanstaande in Den Haag plaatsvond.
Pagina 3 van 3 |