Monumenten: niet van de staat, maar van de straat
Monumenten zijn belangrijk voor de culturele en economische ontwikkeling van Nederland, maar vooral ook voor de mensen die er wonen.
Daarom worden monumenten uit het verleden bewaard voor de toekomst, vaak met verrassende nieuwe bestemmingen. Het kabinet heeft daarvoor de basis gelegd door te investeren en te moderniseren. De achterstanden in de restauratie worden weggewerkt en de rompslomp voor eigenaren van monumenten wordt beperkt.
Nederland telt 60.000 rijksmonumenten, waarvan er ruim 45.000 worden bewoond. Staatssecretaris Van Bijsterveldt (OCW): "Monumenten zijn niet van de staat, maar van de straat. De zorg voor de 60.000 Nederlandse rijksmonumenten vraagt om duidelijk beleid, dat niet nodeloos ingewikkeld is." Dat beleid is erop gericht om monumenten eerst op te knappen (restauratie), en er daarna goed voor te zorgen (instandhouding). Die twee staan in verband met elkaar: als je zorgt dat een monument niet in slechte staat raakt, is minder geld nodig voor restauratie. Dat is een speerpunt van het monumentenbeleid van het kabinet.
Forse investeringen
Om dat beleid uit te voeren is de afgelopen kabinetsperiode fors geïnvesteerd. Bovenop het bestaande budget kwam er in 2007 en 2008 in totaal 140 miljoen euro beschikbaar voor de bestrijding van de restauratieachterstand. Daarbovenop werd in 2009 nog extra geld gereserveerd, deels voor religieus erfgoed (amendement De Nerée tot Babberich, 50 miljoen), deels uit de crisisbestrijdingsmiddelen (in samenwerking met het ministerie voor WWI, 44 miljoen) en deels door de afschaffing van de overdrachtsbelasting (23 miljoen per jaar voor de jaren 2010 en 2011). De restauratieachterstanden kunnen daarmee verder worden weggewerkt. De focus verschuift dan dus naar de instandhouding van monumenten, waarvoor ieder jaar 52 miljoen euro beschikbaar is. Daarvan kunnen sinds dit jaar ook eigenaren van ‘groene monumenten’, zoals parken, tuinen en begraafplaatsen, gebruik van maken. De komende jaren kan Nederland dus aan de slag met de instandhouding van monumenten.
Minder administratieve rompslomp
Eigenaren van monumenten spelen daarin de hoofdrol. De administratieve rompslomp, waarmee ze te maken kregen, wordt de komende jaren zoveel mogelijk beperkt. Het aanvragen van subsidies wordt makkelijker en procedures rond het aanvragen van vergunningen een stuk eenvoudiger. Dat is de kern van de ‘Modernisering Monumentenzorg’ (MoMo), waar dit kabinet een start mee heeft gemaakt. Naast het verminderen van de administratieve lasten is ook het geven van een nieuwe bestemming aan oude gebouwen één van de speerpunten van deze ‘MoMo’ – niet slopen, maar hergebruiken. Daarnaast staat MoMo ook voor het besef dat monumenten niet op zich staan, maar altijd deel uitmaken van een wijk, landschap of ander breder verband. Dat wordt vastgelegd in de regelgeving voor ruimtelijke ordening, zodat cultuurhistorie daar altijd een belangrijk onderdeel is van wat er met een gebied gebeurt. De ingangsdatum van de Modernisering Monumentenzorg is 1 januari 2011; vanaf 2012 is er jaarlijks 39 miljoen euro voor beschikbaar (23 miljoen in 2011).
Werkbezoek aan historische gebouwen
Staatssecretaris Van Bijsterveldt lichtte de kabinetsvisie op de monumentenzorg toe tijdens een werkbezoek aan twee Brabantse oude gebouwen, die een nieuw leven krijgen. In Oosterhout bezocht ze de voormalige Leerlooierij Huijben, die een andere bestemming krijgt en met subsidie van het rijk verbouwd gaat worden tot drie woningen. Daarna was ze in Breda in het voormalig sanatorium De Klokkenberg. De Klokkenberg is één van de 100 zogenoemde ‘Topmonumenten van de vroege Wederopbouw’. In dit complex, waar vroeger nonnen voor tbc-patiënten zorgden, komen 377 zorgappartementen en 36 psychogeriatrische woonéénheden. Van Bijsterveldt maakte bekend dat De Klokkenberg nu officieel een rijksmonument is.