Kamerbrief inzake nadere informatie over ngo-wet in Ethiopië
Met deze brief informeer ik u, conform mijn schriftelijke toezegging van 27 januari 2009, over de gevolgen van de NGO-wet voor het Nederlandse mensenrechtenprogramma in Ethiopië. Deze informatie vormt een aanvulling op de antwoorden op vragen gesteld door de leden Ferrier en Haverkamp (kenmerk 2009Z00302) die waren ingezonden op 13 januari 2009 en werden beantwoord op 27 januari 2009 (kenmerk DAF-55/09).
Op 6 januari 2009 nam het Ethiopische parlement de NGO-wet aan. Na een overgangsperiode van een jaar, waarin organisaties zich opnieuw moesten registreren, is de wet op 13 februari 2010 van kracht geworden. Van de ongeveer 5000 bestaande organisaties hebben zich 1400 opnieuw laten registreren. Volgens de Ethiopische autoriteiten was een groot deel van de organisaties die geen herregistratie aanvroeg, in veel gevallen al enige tijd niet meer actief.
Bij de registratie werd conform de wet onderscheid gemaakt tussen NGO’s die zich bezighouden met zaken als mensenrechten en democratie en NGO’s die zich voor andere zaken inzetten, zoals armoedebestrijding. De laatste categorie heeft tot nu toe weinig tot geen hinder ondervonden van de NGO-wet. Voor de NGO’s die actief willen zijn op het gebied van mensenrechten en democratie, geldt echter dat de procedure van herregistratie moeizamer verliep.
In de wet is vastgelegd dat niet meer dan 10% van de totale begroting van dergelijke NGO’s uit buitenlandse fondsen mag bestaan. NGO’s die in hun statuten een mensenrechtenbenadering hadden gekozen (of zich met mensenrechten bezig hielden) en toch meer dan 10% buitenlandse fondsen wilden aanboren, moesten dit wijzigen om zich te kunnen herregistreren. Het feit dat het in de wet opgenomen klachtenmechanisme nog niet operationeel is, vormt een extra belemmering voor NGO’s om problemen bij registratie aan de orde te stellen. Een aantal leiders van mensenrechtenorganisaties heeft zich inmiddels teruggetrokken, van wie sommigen naar het buitenland zijn vertrokken.
Nederland kent in Ethiopië een twee-sporen-beleid waarbij enerzijds wordt ingezet op MDG-bereiking en anderzijds op bevordering van mensenrechten en democratie. De internationale en nationale NGO’s die Nederland steunt in het kader van de bevordering van mensenrechten en democratie ondervinden ook hinder van de nieuwe NGO-wet. Hoewel de trend ten aanzien van mensenrechtenorganisaties helder is, zijn de precieze gevolgen voor de Nederlandse inspanningen om mensenrechten en democratie in Ethiopië te bevorderen via het maatschappelijk middenveld, nog niet volledig duidelijk. Bovendien laten de Ethiopische autoriteiten nog veel onduidelijkheid bestaan over de uitvoering van de wet. Zo is het klachtenmechanisme van de wet nog niet operationeel.
Deze situatie vind ik zorgelijk, omdat ik er van overtuigd ben dat de bevordering van mensenrechten en democratie integraal onderdeel uitmaakt van de ontwikkeling van een land als Ethiopië. Nederland heeft het afgelopen jaar de Ethiopische regering daarom herhaaldelijk aangesproken op de nieuwe NGO-wet en zal dat blijven doen. Dit onderwerp kwam ook uitgebreid aan bod tijdens de bilaterale gesprekken die de minister voor Ontwikkelingssamenwerking voerde met de Ethiopische autoriteiten in oktober 2009 en tijdens het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Ethiopië in juni 2009. Het verslag van dat laatste bezoek ging u op 10 september 2009 toe (kenmerk 31263, nr. 35). Daarnaast zet Nederland zich binnen de EU in om het onderwerp zowel in Brussel als in Addis Abeba hoog op de agenda te houden. Zo is de NGO-wet onlangs nog aan de orde gesteld in de politieke dialoog van de EU ambassadeurs met de Ethiopische autoriteiten.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen