Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid Blom over het toepassen van Europese regelgeving met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid Blom over het toepassen van Europese regelgeving met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers. Deze vragen werden ingezonden op 7 april 2010 met kenmerk 2010Z06175.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Antwoorden van de heer Verhagen, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van het lid Blom (PvdA) over het toepassen van Europese regelgeving met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers.

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van de brief van de heer Louw d.d. 17 juli 2009?

Antwoord

Ja

Vraag 2
Deelt u de mening dat de wijze waarop de Europese regels in deze zaak gehanteerd zijn, in strijd zijn met het doel waarvoor zij zijn gesteld? Zo nee, waarom niet?

Vraag 3
Deelt u de mening dat de heer Louw het slachtoffer is geworden van het verkeerd gebruiken van de Europese regels met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers? Zo nee, waarom niet?

Vraag 4
Deelt u de mening dat, wanneer achteraf sprake mocht zijn van het verkeerd toepassen van Europese regelgeving of een goedgekeurde screening door de Zweedse overheid bij nader inzien onjuist is geweest, de getroffen werknemers schadeloos gesteld zou dienen te worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vragen 2 t/m 4

In deze zaak is mogelijk sprake van het niet juist toepassen van de Europese regelgeving inzake vrij verkeer van werknemers binnen de Unie (art. 45 VWEU).

Op basis van de beschikbare gegevens is het niet mogelijk om een

volledige juridische analyse te maken. Voor zover in deze zaak sprake

zou zijn van het niet juist toepassen van de Europese regegeving betreft

het hier bovendien een arbeidsrechtelijke zaak. Het is niet aan de

Nederlandse regering om uitspraken te doen over de juiste toepassing van

het Europese recht in een nationale Zweedse context.

Het is aan de Zweedse rechter om te bepalen of hier sprake is van strijd met het Europese recht en om eventueel prejudiciële vragen te stellen aan het Europees Hof van Justitie over de uitlegging van het Europese recht in deze concrete situatie. Elke nationale rechter kan prejudiciële vragen stellen, de hoogste nationale rechter is hiertoe zelfs verplicht. De klager kan in de nationale rechtsgang op elk moment de nationale rechter verzoeken hiertoe over te gaan.

Vraag 5

Bent u bereid over deze zaak contact op te nemen met uw Zweedse ambtgenoot, teneinde te komen tot een voor partijen bevredigende oplossing? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het is niet aan de Nederlandse regering om uitspraken te doen over deze zaak of zich hierin te mengen, gezien het civielrechtelijke karakter. De nationale rechtsgang in Zweden zal nog moeten worden doorlopen.

Overigens hebben mijn Ministerie en de Nederlandse ambassade in Stockholm sinds 2005 de heer Louw regelmatig te woord gestaan en, voor zover dit binnen de beperkte mogelijkheden lag, geadviseerd.