Kamerbrief inzake Toezeggingen 'Algemene Europese beschouwingen' (20 april)
Bijgaand treft u de nadere informatie die ik aan de Eerste Kamer toezegde tijdens de ‘Algemene Europese beschouwingen’ van 20 april 2010.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Toezeggingen nav de ‘Algemene Europese beschouwingen’ (20 april)
Vragen van de heer Ten Hoeve
Ik kan de heer Ten Hoeve antwoorden dat zowel bilateraal als in EU-verband (bv een gang naar het Hof) druk kan worden uitgeoefend als lidstaten zich niet houden aan Europese normen. In ultimo kan een lidstaat zijn stemrecht worden ontnomen (referte art 7 VEU) als deze systematisch de basiswaarden (art 2 VEU) van de Unie schendt. - Cyprus/handelsverordening - Artikel 121 Tot slot stelde de heer Ten Hoeve de vraag hoe de globale richtsnoeren van artikel 121 VWEU tot stand komen en werken. Door middel van de globale richtsnoeren voor economisch beleid coördineren de lidstaten van de EU hun economisch beleid. Zij hebben tot doel te zorgen voor gezonde macro-economische beleidsmaatregelen en structurele hervormingen op de product-, arbeids- en kapitaalmarkten, die essentieel zijn voor de ondersteuning van een evenwichtige economische groei en voor de volledige realisering van het groeipotentieel van de economieën van de lidstaten. De Ecofin-Raad stelt de richtsnoeren op basis van een aanbeveling van de Europese Commissie op. Nadat de Europese Raad en het Europees Parlement zich over de richtsnoeren hebben kunnen uitspreken, stelt de Ecofin-Raad deze vervolgens vast. Om toe te kunnen zien op de naleving dienen de lidstaten jaarlijks te rapporteren over de wijze waarop zij uitvoering geven aan de richtsnoeren. Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon kan de Europese Commissie lidstaten die richtsnoeren onvoldoende naleven, of die de goede werking van de economische en monetaire unie in gevaar dreigen te brengen, een publieke waarschuwing geven. Ook is mogelijk dat de Raad op aanbeveling van de Commissie een aanbeveling tot een lidstaat richt. Bij de besluitvorming hierover wordt de betreffende lidstaat niet betrokken. Nederland is groot voorstander van dit mechanisme en heeft er dan ook succesvol op aangedrongen dat in de conclusies van de Europese Raad van 25 en 26 maart jl. expliciet wordt verwezen naar deze in artikel 121, lid 4, VWEU genoemde instrumenten.
Naar aanleiding van de vraag van mevrouw Bemelmans-Videc (CDA) zal ik u nadere schriftelijke rapportage doen toekomen over eventuele duplicatie van werkzaamheden van Raad van Europa en het Grondrechtenagentschap. |