Inkeerregeling
Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
Datum
Betreft Inkeren voor of na 1 januari 2010
Ons kenmerk
DGB/2010/ 1595
Uw brief (kenmerk)
Bijlagen
Geachte voorzitter,
Tijdens het mondelinge vragenuurtje met uw Kamer op 16 februari jl. was onder meer aan de orde het artikel in het FD over de vraag of het voordeliger zou zijn geweest om voor of na 1 januari 2010 in te keren. In mijn beantwoording van de vragen daarover heb ik uw Kamer desgevraagd toegezegd een brief te sturen met de onderbouwing van mijn stelling dat het break even punt wordt bereikt bij een boete van 22.5%. Met deze brief voldoe ik aan die toezegging.
De strekking van het artikel in het FD was dat het, uitgaande van een bepaald in het verleden behaald rendement, voordeliger was om na 1 januari 2010 in te keren met boete dan in 2009 in te keren zonder boete.
Zoals ook in het artikel staat beschreven wordt dit verschijnsel veroorzaakt door het per 1 januari wegvallen uit de navorderingstermijn van een “duur” (vóór de wet IB 2001) jaar en het daarvoor in de plaats komen van een “goedkoop” jaar. Zo bezien is inkeren door het verstrijken van de tijd sinds 1 januari 2001 steeds “goedkoper” geworden en heeft het introduceren van de boete per 1 januari 2010 in elk geval het “voordeel” verminderd. Vanzelfsprekend gaat dit alleen op indien de Belastingdienst de fraudeur niet zelf op het spoor komt.
Het break even punt is berekend door in de gehanteerde spreadsheet met de aannames van het FD en als uitgangspunt een vermogen per 1 januari 1997 van
euro 1 mio net zo lang met het boetepercentage te variëren totdat de uitkomsten bij inkeren in 2009 en 2010 ongeveer gelijkluidend waren. Die situatie deed zich voor bij een boetepercentage van 22.15.
Zoals ik in genoemde overleg met uw Kamer al heb aangekondigd zal het boetepercentage per 1 juli van dit jaar worden verhoogd tot 30.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
mr. drs. J.C. de Jager