Kabinet: versnelling rechtsgang door nieuwe taak hoge raad
Lagere rechters kunnen straks de Hoge Raad een rechtsvraag voorleggen over een belangrijke juridische kwestie. Dat kan in een zaak waarvan het antwoord van belang is voor talrijke andere feitelijk vergelijkbare zaken, waaronder massaschadezaken. Hiermee wordt sneller duidelijkheid verkregen over rechtsvragen die bepalend zijn voor de uitkomst van tal van procedures.
Daarbij kan het gaan over de uitleg van een nieuwe wet. De nieuwe procedure heeft alleen betrekking op civiele zaken. De ministerraad heeft op voorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie ingestemd met een daartoe strekkend wetsvoorstel.
Het gaat om een nieuwe ontwikkeling die moet voorkomen dat zaken met grote maatschappelijke belangen zich voortslepen. Zo kan een tijdig antwoord van de Hoge Raad bijdragen aan de bereidheid van de veroorzaker van de schade om over een collectieve schikking te praten. De regeling, ook wel prejudiciële procedure genoemd, is voorgesteld door de commissie Hammerstein die adviseerde over de versterking van de cassatierechtspraak bij de Hoge Raad.
Met een snelle rechterlijke tussenkomst wil het kabinet partijen behulpzaam zijn met het zelf oplossen van hun geschil als zij er niet uitkomen. De prejudiciële procedure beperkt zich niet tot massaschadezaken. Als in vele zaken en procedures een nieuwe, nog niet beantwoorde rechtsvraag speelt, kan de Hoge Raad een oordeel geven. Dit past in de rechtsvormende taak van de Hoge Raad. Zo kan de beantwoording van een rechtsvraag richtinggevend zijn voor partijen die al over een schikking onderhandelen, maar er nog niet uit zijn. Bovendien kan een snelle reactie vele individuele procedures overbodig maken. Ook kan het tegenstrijdige uitspraken van lagere rechters in identieke zaken voorkomen.
Een prejudiciële vraag heeft vooral zin als het antwoord van betekenis is voor vele andere, vergelijkbare zaken. Bijvoorbeeld het antwoord op de vraag of en onder welke omstandigheden een beroep van een werkgever van een asbestslachtoffer op de absolute verjaringstermijn nog wel redelijk en billijk is.
Omdat de maatschappelijke behoefte aan een snel antwoord groot kan zijn, is ervoor gekozen om niet alleen de rechter in hoger beroep maar ook de rechter in eerste aanleg de bevoegdheid te geven een prejudiciële vraag te stellen. De Hoge Raad neemt een beslissing over de beantwoording van een rechtsvraag op grond van feiten die de lagere rechters hebben vermeld. Mocht dat onvoldoende zijn voor een antwoord of als veel van de relevante feiten in een zaak worden betwist, dan kan het hoogste rechtscollege afzien van beantwoording. Het is dus aan de Hoge Raad om te beslissen of een zaak zich leent voor een prejudiciële procedure en vervolgens rechtsvormend op te treden. Een voorbeeld van een zaak die zich daarvoor zou hebben geleend is de Dexia-zaak.
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.