Trend jonge vrouwen hoger opgeleid dan mannen zet door
De deelname van jongeren aan het hoger onderwijs is de afgelopen jaren voortdurend gestegen; onder meisjes sterker dan onder jongens. Tegelijkertijd zijn hoogopgeleide vrouwen van 25 tot 35 jaar vaker dan hoogopgeleide mannen niet aan het werk of niet op zoek naar werk. Als reden hiervoor noemen ze vooral het uitoefenen van zorgtaken. Dit blijkt uit een kwartaalrapportage van de Landelijke Jeugdmonitor, die het CBS voor het Programmaministerie voor Jeugd en Gezin heeft opgesteld.
In het studiejaar 2008-2009 studeerden 152.000 vrouwen in het hbo en 87.000 in het wo. Bij mannen ging het om respectievelijk 133.000 en 76.000.
Sinds 2000 is er een permanente toename te zien van studenten in het hoger onderwijs. In beide onderwijssectoren zorgen dus met name de vrouwen voor de groei. Vrouwen zijn inmiddels ook in de meerderheid onder hoogopgeleiden van 25 tot 35 jaar. Onder hoogopgeleide 35-plussers daarentegen zijn mannen nog altijd in de meerderheid.
Minister André Rouvoet voor Jeugd en Gezin pleit in een reactie op de uitkomsten ervoor dat zijn tweesporenbeleid ook in de komende kabinetsperiode wordt voortgezet. “Keuzevrijheid is voor mij daarbij het sleutelwoord. Als partners er zélf voor willen kiezen dat één van hen voor kortere of langere tijd prioriteit geeft aan het uitoefenen van zorgtaken en niet op de arbeidsmarkt actief is, is dat een zeer te respecteren keuze. En die keuze moet in mijn ogen echt mogelijk blijven, óók in financiële zin. Maar tegelijkertijd is het zaak te proberen arbeidsprocessen en arbeidsorganisaties zó in te richten dat gezin en werk optimaal te combineren zijn. Het hoeft lang niet altijd óf gezin óf werk te zijn, het kan heel vaak én én. En dat is in het belang van werkgevers en bedrijven.”
Hoewel de arbeidsmarkt nog niet verlost is van de negatieve gevolgen van de wereldwijde financieel-economische crisis, zal het herstel gepaard gaan met de vergrijzing en ontgroening van de beroepsbevolking. Personeelstekorten in de nabije toekomst zijn dan ook niet uitgesloten. Het beschikbare arbeidspotentieel moet dan ook zo veel mogelijk gemobiliseerd worden.
Uit eerder onderzoek is gebleken dat wat voor hoogopgeleide vrouwen van 25 tot 35 jaar opgaat, ook geldt voor wat middelbaar opgeleide en voor wat oudere vrouwen. Ze willen wel (meer) werken, maar willen daarnaast ook zélf voldoende tijd aan hun kinderen of andere zorgtaken besteden. Rouvoet: “Ik hecht er zeer aan dat we ouders in deze wens tegemoet blijven komen, ook omdat het belangrijke maatschappelijke taken zijn. Aan vrouwen de arbeidsmarkt opjagen doe ik niet mee. Wel aan het mogelijk maken om gezin en werk goed op elkaar af te stemmen.”
Rouvoet: “Bij meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt denkt men vaak allereerst aan kortdurende contracten of eenvoudiger ontslagprocedures. Ik denk dus vooral aan arrangementen voor ouders om werk en privé te kunnen combineren. Flexibiliteit niet om van werknemers af te komen, maar om juist aan personeel te komen of te behouden. Zodat ook vrouwen hun talenten op de arbeidsmarkt kunnen benutten. Dat is goed voor het bedrijfsleven, de economie én voor gezinnen. Een moderne arbeidsmarkt is in mijn ogen gezinsvriendelijk en daarmee flexibel.”
Bewust wil Rouvoet het voor ouders mogelijk maken om gezin en werk te combineren. “Er wordt al veel gepleit voor DeeltijdPlus voor vrouwen. Laat ik nog eens een lans breken voor VoltijdMin voor vaders.” Nog dit voorjaar publiceert Jeugd en Gezin een onderzoek naar de belemmeringen die mannen ervaren bij het combineren van gezin en werk.