Toespraak Maxime Verhagen bij publieksevenement in het kader van Strategisch Concept NAVO
De NAVO moet een meer politieke organisatie worden, die opereert met flexibele militaire capaciteiten in een versterkt internationaal netwerk van partnerschappen. Zo’n politieke en militaire hervorming is nodig om de mondiale dreigingen die het Nederlandse veiligheidsbelang direct raken, effectief tegemoet te kunnen treden.
Dank je Rob [de Wijk]
Goedemiddag dames en heren,
Goed u hier allen te zien. Het is goed dat er in brede kring wordt gesproken over het Strategisch Concept van de NAVO. Ik ben het Hague Centre for Strategic Studies dankbaar voor de publieksbijeenkomsten die zij hebben georganiseerd, ook deze in Dudok. Het is helemaal mooi dat Jeroen van der Veer er vanmiddag ook bij is, want hij zit het dichtst bij het vuur - als lid van de Groep van Experts gaat hij zodadelijk advies uitbrengen aan de Secretaris-Generaal van de NAVO over een nieuw Strategisch Concept. Wie weet kan hij nog zijn voordeel doen met de noties die hier vanmiddag worden gewisseld.
Vanochtend hebben minister van Middelkoop en ik samen de Defensieverkenningen in ontvangst genomen, de studie die is uitgevoerd naar de toekomst van de Nederlandse krijgsmacht in het licht van een veranderende wereld en de veiligheidsrisico’s van de 21e eeuw. Die Verkenningen sluiten natuurlijk naadloos aan op het onderwerp van deze bijeenkomst, het Strategisch Concept van de NAVO. Want de vragen “wat willen we met de NAVO?” en “wat willen we met de Nederlandse krijgsmacht?” liggen in elkaars verlengde.
Ik zou vanmiddag drie dingen met u willen bespreken. Allereerst wil ik een beeld schetsen van de veiligheidsrisico’s waar we voor staan. Dan wil ik ingaan op de consequenties van onze veranderende wereld voor de NAVO, en hoe deze consequenties hun weg zouden moeten vinden naar een nieuw Strategisch Concept. En tot slot wil ik nog een enkel woord wijden aan de toekomstige rol van de Nederlandse krijgsmacht.
Veranderende wereld, nieuwe veiligheidsrisico’s
Dames en heren,
De mondiale veiligheidsomgeving is ingrijpend veranderd sinds de Val van de Muur. De machtsverhoudingen in de wereld zijn veranderd: Azië is sterk in opkomt, China en India voorop, terwijl het Westen – de Verenigde Staten, Europa, Nederland – relatief aan macht heeft ingeboet. Daarnaast zien we de opmars van niet-statelijke actoren: terroristische bewegingen, piraten, drugskartels, illegale wapenhandelaren. Allemaal groepen die zich onttrekken aan de controle van staten maar die wel de potentie hebben de wereld te destabiliseren. En dat ook doen: denk aan alle terroristische aanslagen die Al-Qaida op zijn groslijst heeft staan; denk aan de kapingen van schepen in de Golf van Aden. Dat is echt een andere context dan twintig jaar geleden.
In die andere context worden we met andersoortige veiligheidsrisico’s geconfronteerd. Zo ligt de geografische focus nu anders. Waar we vroeger uitsluitend gericht waren op het Rode Gevaar, komen dreigingen nu vooral uit de regio die strekt van het gebied rond de Perzische Golf (onder andere Iran) via het Arabisch Schiereiland (Jemen) naar Azië (onder andere Afghanistan). Van bepaalde bekende risico’s gaat nu een groter gevaar uit. Ik noem de verspreiding van massavernietigingswapens, waaronder nucleair materiaal en nucleaire technologie. Ik noem ook internationaal terrorisme, dat ook ons rechtstreeks kan raken. En de veiligheidsagenda is nog breder geworden. We worden nu ook geconfronteerd met potentiële nieuwe dreigingen, zoals mogelijke verstoring van internetverkeer en energieaanvoer. De gevolgen van klimaatverandering, zoals verwoestijning, de toenemende schaarste van energie, voedsel en water kunnen gemakkelijk tot conflicten leiden. In een geglobaliseerde wereld hebben die conflicten gevolgen voor iedereen: denk aan de grootschalige mensenrechtenschendingen waarmee interstatelijke conflicten dikwijls gepaard gaan en de massale vluchtelingenstromen die zij teweeg brengen.
Kortom: in deze onzekere wereld waarin wij onze relatieve machtspositie er op achteruit zien gaan, moeten we ons wapenen tegen veiligheidsrisico’s van uiteenlopende aard. De NAVO zal op deze veranderende realiteiten moeten inspelen.
Wat willen we met de NAVO?
Dames en heren,
Toen de NAVO vorig jaar zijn zestigste verjaardag vierde, hebben alle leden de waarden, doelen en verplichtingen die ten grondslag liggen aan het bondgenootschap, opnieuw onderschreven. Klip en klaar werd gesteld dat de NAVO het trans-Atlantisch forum blijft voor veiligheidsvraagstukken; het forum dat Europa verenigt met de Verenigde Staten en Canada. Ik hecht er aan die uitgangspunten hier nog eens te onderstrepen. De NAVO is de belichaming van de band tussen Europa en de VS op veiligheidsgebied, en de bondgenoten handelen nog steeds op basis van dezelfde waarden en principes als zestig jaar geleden, toen zij zich verenigden onder noemer van democratie, vrijheid en de Rule of Law.
Ook de verplichting elkaar te hulp te komen bij een aanval, zoals die in artikel 5 is neergelegd, staat niet ter discussie. Ik zeg dat zo nadrukkelijk, omdat de indruk soms wordt gewekt dat artikel 5 met het einde van de Koude Oorlog minder relevant zou zijn geworden. Dat is niet waar. Artikel 5 blijft onverkort overeind, en de bondgenootschappelijke toewijding aan artikel 5 moet ook onverkort overeind blijven. Iedere bondgenoot zou aan dit artikel bescherming moeten ontlenen, en niet alleen gevoelsmatig. Het nieuwe Strategisch Concept mag dat best nog eens met zoveel woorden herbevestigen, ook ter geruststelling van de bondgenoten die er nog niet zo van overtuigd zijn dat het grootste gevaar niet langer uit Rusland afkomstig is – en gezien hun verleden is dat een begrijpelijke positie. Ik pleit dus allereerst voor een versteviging van de basis in het nieuwe Strategisch Concept.
Tegelijkertijd is het zo dat de NAVO zich niet uitsluitend op territoriale verdediging kan concentreren. We leven nu immers in andere tijden, en gezien de veranderde veiligheidsomgeving moet de NAVO – voor haar eigen veiligheid – ook mondiaal kunnen optreden. Out of area. Zoals nu in Afghanistan, met de allergrootste operatie ooit. Daar doet de NAVO meer dan alleen collectieve verdediging garanderen; daar neemt de NAVO ook een rol op zich bij het waarborgen van collectieve veiligheid. En dat is ook nodig willen we de veiligheid van onze bevolkingen zeker stellen. Dat wil niet zeggen dat de NAVO de politieagent van de wereld moet worden, maar wel dat we onze veiligheid zeker moeten stellen ook als dat buiten ons grondgebied actie vraagt.
Daarnaast ben ik er groot voorstander van dat de NAVO zich prominenter gaat richten op non-proliferatie, ontwapening en wapenbeheersing. Samen met mijn Duitse en Noorse collega’s en de collega’s uit de Benelux heb ik de Secretaris-Generaal van de NAVO dan ook voorgesteld juist de kernwapentaak van de NAVO hoog op de agenda te zetten van onze volgende bijeenkomst in Talinn. Ik vind het belangrijk daar een serieuze discussie te voeren over wat de NAVO kan bijdragen aan het wereldwijde streven naar non-proliferatie en kernontwapening. Dat onderwerp verdient in mijn ogen zeker een vooraanstaande plaats in het nieuwe Strategisch Concept.
Ook andere aanpassingen aan de nieuwe realiteit zullen in het Strategisch Concept moeten worden vastgelegd. Ik vind dat de NAVO een meer politieke organisatie moet worden, die opereert met flexibele militaire capaciteiten in een versterkt internationaal netwerk van partnerschappen. Zo’n politieke en militaire hervorming is nodig om de mondiale dreigingen die het Nederlandse veiligheidsbelang direct raken, effectief tegemoet te kunnen treden.
Ik zal uitleggen wat ik hiermee bedoel. Allereerst het punt van de politieke organisatie. Het is essentieel dat de NAVO flexibel kan handelen om op de snel veranderende veiligheidsomgeving in te spelen. Dat vereist een intensievere politieke dialoog en samenwerking, zowel in de Noord Atlantische Raad als met derden. Zodat we een gezamenlijke politieke context en visie ontwikkelen, of het nu gaat om veiligheidsontwikkelingen in Pakistan, of mogelijke gevolgen van grootschalige verstoring van energievoorzieningen of internetaanvallen. Als de NAVO een meer strategische politieke dialoog voert, zijn we ook beter in staat te anticiperen op veiligheidsdreigingen. Dan gaan we van reactief naar proactief. Dat is ook wenselijk: voorkomen is altijd beter dan genezen. Zeker in een wereld waarin de vraag naar militaire capaciteit steeds groter wordt maar de middelen beperkt zijn. Omdat de NAVO geen global cop kan worden, die bij wijze van spreken alle ellende overal kan aanpakken, is de inzet op preventie een verstandige keuze.
Partnerschappen zouden dat preventieve vermogen ten goede moeten komen. Ook nu al werkt de NAVO veel samen met anderen, vooral met partners die capaciteiten leveren in operaties. Kijk naar Afghanistan, waar Nederlanders zij aan zij werken met Australische militairen, hoewel Australië geen NAVO-lid is. De NAVO zou moeten investeren in de versterking van het internationale veiligheidsnetwerk, over de hele bandbreedte. Dat wil zeggen: met anderen een veiligheidsdialoog voeren, gezamenlijk optrekken in operaties (à la ISAF) èn beter voorbereid zijn op operaties, door het uitwisselen van kennis en inlichtingen. Partnerschappen zullen de NAVO sterker maken, terwijl ze tegelijkertijd de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van andere spelers vergroten. In het bijzonder heb ik het dan over de relatie tussen de NAVO en de EU (de belangen van die twee organisaties gaan immers steeds meer gelijk op), tussen de NAVO en Rusland en tussen de NAVO en nieuwe partners, zoals Australië maar ook China, India, Pakistan en de Shanghai Cooperation Organization.
Maar de NAVO is natuurlijk niet alleen een politieke speler. De NAVO onderscheidt zich juist doordat ze ook daadwerkelijk een vuist kan maken: het is een organisatie met een unieke militaire capaciteit. Dat voordeel mogen we niet verloren laten gaan; sterker nog, dat moeten we juist uitbouwen. Daarom moeten we een flexibele militaire inzet van de NAVO realiseren. Dat betekent dat alle bondgenoten zullen moeten investeren in versterking en verduurzaming van militaire slagkracht. Waar denk ik dan aan? In de eerste plaats dat de NAVO de militaire transformatie naar meer expeditionaire capaciteiten moet voortzetten: dat zeggen we al langer, maar nu moet de vaart er echt in. Juist aan die capaciteiten is grote behoefte, voor de verdediging van ons eigen territorium èn voor ons optreden daarbuiten. Die zullen we dus ook moeten kunnen leveren. Ook denk ik bijvoorbeeld aan de uitwisseling van inlichtingen: die moet worden verbeterd en er moet meer kennis worden opgebouwd over nieuwe dreigingen. En er moet ook een grotere focus komen op crisismanagement: eerst en vooral in falende staten. We moeten voortbouwen op de kennis die we in Afghanistan hebben opgedaan: hoe de NAVO binnen de geïntegreerde benadering ook in andere gebieden een effectieve rol kan spelen. Als we in falende staten de veiligheidsrisico’s niet beteugelen, zou ons dat nog wel eens duur te staan kunnen komen: juist falende staten zijn een broedplaats voor terroristische bewegingen.
Wat willen we met de Nederlandse krijgsmacht?
En zo kom ik automatisch op de toekomstige rol van de Nederlandse krijgsmacht. Ook Nederland moet een krijgsmacht hebben die veelzijdig en flexibel inzetbaar is. Die flexibiliteit is noodzakelijk: onze krijgsmacht moet kunnen optreden bij verschillende soorten dreigingen, zowel in een laag- als in een hoog- geweldsspectrum. Onze krijgsmacht moet kunnen afschrikken, interveniëren, stabiliseren en normaliseren, in samenwerking met bondgenoten.
Dat dat geen luxe maar noodzaak is, tonen de Defensieverkenningen aan. Daar wordt duidelijk gesteld dat dreigingen diffuser en minder voorspelbaar zijn dan vroeger, en dat onze open samenleving kwetsbaar is voor de toenemende onzekerheden op veiligheidsgebied. Ik vind: in een wereld die van gezicht verandert, waarin we te maken hebben met grote, grensoverschrijdende uitdagingen die onze veiligheid rechtstreeks raken, en waarin de omstandigheden voor internationale samenwerking niet onverdeeld gunstig zijn, moeten we onze krijgsmacht robuust houden, flexibel inzetbaar en kwalitatief hoogstaand.
Dat zijn we aan onze eigen veiligheid verplicht, en ook aan onze bondgenoten, die ook garant staan voor onze veiligheid. Ik heb het al heel vaak gezegd en ook vanmiddag herhaal ik het weer: we kunnen niet verwachten dat de Verenigde Staten alle lasten dragen. Ook de Europese bondgenoten zullen moeten leveren in het belang van hun eigen veiligheid. En dat geldt ook voor ons land.
De verwachting is dat er in de toekomst een nog groter beroep op militaire capaciteit zal worden gedaan, niet alleen voor vredesoperaties, maar ook voor nieuwe taken die voortkomen uit de nieuwe veiligheidsrisico’s die ik u zojuist schetste. Aan die oproep zal Nederland een passende bijdrage moeten blijven leveren. Niet omdat we zonodig het braafste jongetje van de klas willen zijn, maar omdat we onze eigen veiligheidsbelangen veronachtzamen als we dit niet doen. De ambities in de wereld van vandaag moeten hoog liggen.
Dames en heren,
Ik heb een voorzet willen doen voor het debat dat nu gaat volgen. Ik ben blij met dat debat, het is goed dat we hierover met elkaar in gesprek gaan. Publieke steun voor de NAVO was vroeger misschien vanzelfsprekend; vandaag de dag is dat allang niet meer zo. Door meer bekendheid te geven aan nut en noodzaak van de NAVO, door in alle openheid over de rol van het bondgenootschap in de 21e eeuw te spreken, zou die publieke steun nieuw elan kunnen krijgen. Daar hoop ik op, want de NAVO is er voor onze veiligheid. En omdat die veiligheid in een onzekere wereld onder druk staat, hebben wij de NAVO nog steeds hard nodig. Net zoals de NAVO andersom de inspanningen van al haar leden hard nodig heeft. Ook van Nederland. Daarvoor wil ik me hard maken.
Dank u wel.