Kabinet: maximum aan buitengerechtelijke incassokosten
Het kabinet wil onredelijk hoge, buitengerechtelijke incassokosten aan banden leggen. De vergoeding voor incassokosten wordt straks berekend als percentage van het bedrag dat de schuldenaar aan de schuldeiser is verschuldigd, met een minimumbedrag van 40 euro. Zo mag bijvoorbeeld niet meer dan 150 euro aan incassokosten worden gevraagd, als een rekening van 1.000 euro niet is betaald. De ministerraad heeft daar op voorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie mee ingestemd.
De schuldeiser is verplicht eerst een aanmaning te sturen voordat hij de incassokosten in rekening kan brengen. Op die manier krijgt de schuldenaar veertien dagen de gelegenheid om alsnog de vordering te voldoen. De regeling geldt voor vorderingen tot 25.000 euro die vaak voorkomen bij transacties met consumenten en kleine bedrijven. Deze grens sluit aan bij een wetsvoorstel dat bij de Tweede Kamer is ingediend waarin onder meer wordt voorgesteld de competentiegrens van de kantonrechter tot 25.000 euro te verhogen.
Het kabinet wil vooral consumenten en kleine bedrijven, zoals eenmanszaken, beter beschermen tegen te hoge incassokosten. De norm voor vergoeding van incassokosten die nu in de wet is opgenomen, geeft vaak onvoldoende houvast om vast te stellen welk bedrag precies is verschuldigd. Hierdoor wordt in de praktijk met enige regelmaat te veel in rekening gebracht. Door nadere invulling van de norm kan onzekerheid worden weggenomen. Voor de schuldenaar en de schuldeiser wordt het duidelijker welke incassokosten gevraagd mogen worden.
De ministerraad heeft ermee ingestemd het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit voor advies aan de Raad van State te zenden. De tekst van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.