Kamerbrief inzake beantwoording vragen van het lid De Krom over het door Frankrijk weigeren van naturalisatie van een man die zijn vrouw dwingt een boerka te dragen
Graag bied ik u hierbij, mede namens de minister van Justitie en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door het lid De Krom (VVD) over het door Frankrijk weigeren van naturalisatie van een man die zijn vrouw dwingt een boerka te dragen. Deze vragen werden ingezonden op 5 februari 2010 met kenmerk 2010Z02323.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Antwoorden van de heer Verhagen, minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Justitie en de minister voor Wonen, Wijken en Integratie op vragen van het lid De Krom (VVD) over het door Frankrijk weigeren van naturalisatie van een man die zijn vrouw dwingt een boerka te dragen.
Vraag 1
Bent u bekend met het bericht “Geen Frans paspoort voor man met vrouw in boerka”? 1)
Vraag 2
Is het waar dat de Franse minister van Immigratie een Marokkaanse man heeft uitgesloten van naturalisatie om het (enkele) feit dat hij zijn vrouw dwingt een boerka te dragen, dat hij niet gelooft in de gelijkheid van de seksen en dat hij de principes van de seculiere staat niet respecteert? Kunt u dit toelichten? Wat is de wettelijke grondslag van deze weigering?
Vraag 4
Is het waar dat de Franse Raad van State deze weigering heeft goedgekeurd? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Antwoord (1, 2 en 4)
De Franse regering heeft geweigerd de Franse nationaliteit te verlenen aan een Marokkaanse man die zijn (Franse) vrouw dwingt een boerka te dragen. De Franse minister van Immigratie heeft in een persbericht benadrukt dat het hier om een individuele, specifieke beslissing gaat. De man in kwestie had tijdens het verplichte interview dat de lokale autoriteiten moeten afnemen expliciet aangegeven dat hij niet in de scheiding van kerk en staat gelooft, niet achter het principe staat van gelijkheid tussen vrouwen en mannen en dat hij zijn vrouw nooit zou toestaan zich zonder gezichtsbedekkende kleding op straat te begeven.
De procedure voor het verkrijgen van de Franse nationaliteit is in dit geval als volgt. Eerst wordt men door de plaatselijke autoriteiten gehoord over de manier waarop men denkt in Frankrijk in te burgeren. Daarop wordt ofwel positief, ofwel negatief beslist, hetgeen in het laatste geval in een decreet wordt neergelegd. Dat decreet wordt vervolgens verplicht voorgelegd aan de Franse Raad van State. In het onderhavige geval stemde de Raad van State in met het negatieve besluit van de lokale autoriteiten en is het decreet gecontrasigneerd door de Franse minister van Justitie. Vervolgens heeft de Franse premier geweigerd de Franse nationaliteit te verlenen.
Vraag 3
Deelt u de mening van de Franse regering dat personen die overduidelijk de principes van de seculiere staat niet respecteren, uitgesloten kunnen worden van naturalisatie? Kunt u dit toelichten?
Antwoord
Elke staat heeft het recht voorwaarden te verbinden aan het verkrijgen van de nationalteit van die staat. De scheiding tussen kerk en staat (laïcité) is in de Franse samenleving diep geworteld. Het is de keuze van de Franse regering om het respecteren daarvan als voorwaarde voor naturalisatie te stellen. Voor de mogelijkheid van weigering van naturalisatie conform de Nederlandse regelgeving verwijs ik hier naar het antwoord op vraag 6.
Vraag 5
Hoe verhoudt zich deze beschikking tot de internationale verdragen en de Europese wet- en regelgeving waaraan Frankrijk gebonden is? Kunt u hierbij in ieder geval ingaan op (a) het Verdrag nopens zekere vragen betreffende wetsconflicten inzake nationaliteit, (b) het EVRM (en in het bijzonder de artikelen 3, 8 en 15), (c) het Internationaal Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke rechten, (d) het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, (e) de EU-richtlijn inzake het recht op gezinshereniging, en (f) de EU-richtlijn betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen.
Antwoord
De vraag verwijst naar een aantal internationale instrumenten van uiteenlopend karakter. Voor zover dit mensenrechteninstrumenten betreft, zij opgemerkt dat artikel 15 van de Universele verklaring van de rechten van de mens bepaalt dat een ieder recht heeft op een nationaliteit en niemand willekeurig zijn nationaliteit mag worden ontnomen, noch het recht mag worden ontzegd om van nationaliteit te veranderen. Dat recht is hier, voor zover ik kan zien, niet in het geding, omdat betrokkene wel een nationaliteit heeft.
Er bestaat geen recht op het verkrijgen van een bepaalde nationaliteit. Staten zijn autonoom in het beslissen wie onderdaan is en wie niet, zolang daarbij geen andere internationaalrechtelijke verplichtingen worden geschonden. Een van die verplichtingen is het recht van ieder kind op een nationaliteit, opgenomen in artikel 24 lid 3 IVBPR en artikel 7 lid 1 VRK. De in de vraag genoemde EVRM-artikelen werpen geen ander licht op deze kwestie. Het niet verkrijgen van de nationaliteit van een land, ook als men langdurig in dat land woont en gezinsleden heeft die die nationaliteit wél bezitten, is geen onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM, noch een inbreuk op het privéleven of het gezins- en familieleven als bedoeld in artikel 8 EVRM. De connectie met artikel 15 EVRM is geheel afwezig, nu dit artikel een situatie van noodtoestand betreft.
Vraag 6
Biedt de Nederlandse wetgeving ook de mogelijkheid om op dergelijke gronden naturalisatie te weigeren? Vindt u dit wel of niet wenselijk? Kunt u dit toelichten?
Antwoord
De Rijkswet op het Nederlanderschap bevat een norm die vergelijkbaar is met de Franse norm. Artikel 8, aanhef en eerste lid onder d, bepaalt, kort gezegd, dat voor verlening van het Nederlanderschap door naturalisatie slechts in aanmerking komt de verzoeker die in de Nederlandse samenleving als ingeburgerd kan worden beschouwd op grond van het feit dat hij beschikt over kennis van de Nederlandse taal, alsmede van de Nederlandse staatsinrichting en maatschappij en hij zich ook overigens in de Nederlandse samenleving heeft doen opnemen. De Handleiding bij de Rijkswet op het Nederlanderschap zegt daarover, dat inburgering in algemene zin een zekere aanvaarding van de Nederlandse samenleving veronderstelt. Op deze grond wordt onder meer de naturalisatie geweigerd aan iemand die polygaam gehuwd is. Indien duidelijk blijkt dat verzoeker zich buiten de vereisten om opzettelijk afzijdig houdt van – of afzet tegen – alles wat Nederlands is of op Nederland betrekking heeft, of bijvoorbeeld weigert zijn kinderen naar school te laten gaan of zich gedraagt tegen de waarden van de rechtstaat, zal hij niet kunnen worden beschouwd als te zijn opgenomen in de Nederlandse samenleving en zal zijn verzoek om naturalisatie worden afgewezen.
De in Nederland geldende principes van gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, alsmede van scheiding van kerk en staat vormen onderdeel van het inburgeringstraject. Bovendien dient tijdens de naturalisatieceremonie de verklaring van verbondenheid te worden afgelegd, waarbij wordt beloofd dat men respect heeft voor de Nederlandse rechtsorde en vrijheden en dat men de plichten zal vervullen die bij het Nederlanderschap horen.
1) Trouw, 3 februari 2010
Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Sterk (CDA), ingezonden 5 februari 2010 (vraagnummer 2010Z02277)