Businesscase JSF afgewikkeld
Minister Van der Hoeven van Economische Zaken en de Luchtvaartindustrie zijn het eens geworden over de afwikkeling van de Businesscase van de JSF.
"Iedereen is gebaat bij deze uitkomst", aldus de minister. "Door de gekozen oplossing wordt op korte termijn tegemoet gekomen aan de draagkracht van de industrie. Voor behoud van werkgelegenheid en innovatie in ons land is het van belang dat de sector in de productiefase ook kan concurreren op prijs. Naast aspecten als kwaliteit en levertijd speelt de kostprijs een rol. Samen moeten we ervoor zorgen dat we een win-win situatie bereiken. Dat kan alleen als de bedrijven zoveel mogelijk opdrachten krijgen uit het JSF-programma. Daardoor kunnen hun mensen aan het werk blijven en komen er zelfs extra banen. Dat is in deze tijden ontzettend belangrijk. Dat is winst voor iedereen, óók voor de overheid. Tegelijk wordt recht gedaan aan de eis dat de kosten van deelname moeten worden terugbetaald. Iedereen is dus gebaat bij deze uitkomst", aldus Van der Hoeven.
In 2002 is besloten om deel te nemen aan de zogenoemde ontwikkelfase van de JSF. Deelname daaraan kostte de staat destijds 800 miljoen dollar. Dat was euro 191 miljoen meer dan was becijferd voor het kopen van de plank op een later moment. Voorwaarde voor deelname was dat die euro 191 miljoen uiteindelijk weer zou moeten terugvloeien in de staatskas. Dit zou dan moeten gebeuren door de afdracht van royalties en het berekende resterende tekort zou moeten worden gedekt door afdrachten van de luchtvaartgerelateerde industrie die opdrachten verwerft in JSF verband.
Na arbitrage en dankzij een uitgavenverlaging op het terrein van luchtvaart en industrie binnen de begrotingen van Economische Zaken en Defensie is het door de luchtvaartindustrie te dichten tekort nu vastgesteld op 105 miljoen euro. De deelnemende bedrijven dragen ter dekking van dit bedrag tot 2018 2% af over de door hen behaalde omzet in JSF verband. In de jaren daarna zal het percentage stapsgewijs dusdanig worden aangepast dat het over de gehele looptijd (tot 2052) gemiddeld 3% bedraagt. De minister heeft dit de Tweede Kamer vandaag per brief laten weten.