Rede door Jacques Delors Uitreiking van de Vrede van Nijmegen Penning
Met deze erepenning legt de gemeente Nijmegen een schakel tussen de Vrede van Nijmegen en de opbouw van Europa. Het is een symbool van de dialoog, van tolerantie en van vrede.
We doen er goed aan ons het verleden te herinneren.
Ons leven wordt gedomineerd door het moment, het verleden en het erfgoed staan ver van ons af. Laten we naar het verleden kijken om onszelf eraan te herinneren dat we het vertrouwen in de mensheid niet mogen verliezen. We moeten vertrouwen hebben in het vermogen van de mens om open te staan voor anderen en tegelijkertijd trouw te blijven aan de eigen waarden.
Tijdens de langdurige onderhandelingen die voorafgingen aan het Verdrag van Nijmegen gingen de gevechten gewoon door. Dit was vanzelfsprekend van invloed op het verloop van de onderhandelingen. De afgezanten zetten echter hun dialoog voort, ze luisterden naar hun tegenstanders en handelden in de geest van tolerantie.
Die periode was te vergelijken met de eerste jaren van de opbouw van Europa. De wereld maakte woelige tijden door: de Koude Oorlog tussen oost en west, de Koreaanse oorlog, de onverstandige actie van de Britten en de Fransen in Suez.
Deze uitreikingsplechtigheid biedt ons de gelegenheid om de hoofdrolspelers van beide historische episoden te eren. We houden de overwinning van het gezonde verstand op het instinct om te domineren in ere, of simpeler gezegd, op de angst voor de ander.
In deze tijd proberen we met de nodige moeite de idealen van onze grondleggers na te leven. De vraag voor de Europeanen is deze: Is het project nog steeds hetzelfde? Is de geopolitieke context niet fundamenteel veranderd?
Als Europa reageert op de uitdagingen van de geschiedenis, moet het dan voortbouwen op haar verleden, op haar erfgoed en op haar waarden? Of moet Europa zichzelf verzoenen met een gouden teloorgang?
Als we de gouden teloorgang niet willen aanvaarden, als we in plaats daarvan besluiten om actieve deelnemers te zijn aan een wereld die steeds verder mondialiseert, moeten we het politieke momentum hervinden dat op dit ogenblik ontbreekt. Willen we dat? Kunnen we dat? Nooit eerder zijn deze vragen, vragen waarvoor de Europeanen zich gesteld zien, zo ondubbelzinnig geformuleerd.
Het belang van de herinnering
Allereerst moeten we ons bewust zijn van de waarde van de herinnering. Ik wil dit illustreren aan de hand van de actieve rol die vermaarde Nederlanders hebben gespeeld.
Laten we om te beginnen terugdenken aan het Haagse Congres van 1948, een enthousiaste bijeenkomst van vooraanstaande Europeanen met een gemeenschappelijke droom: de eenwording van Europa. Hun streven was "een einde, voor altijd, aan de oorlog tussen de Europese staten". Er ontstond echter al snel onenigheid over het politieke en institutionele raamwerk. Deze onenigheid duurt voort tot op de dag van vandaag: federalisten aan de ene kant en confederalisten of unionisten aan de andere kant.
Maar het proces was in gang gezet. Er was een nieuwe Europese beweging ontstaan. Vervolgens werd het Europees Cultureel Centrum opgericht. Dit werd gevolgd door het Europacollege in Brugge, waarvan uw landgenoot Hendrik Brugmans de eerste rector was.
De meeste aandacht ging uit naar cultuur, identiteit en erfgoed – dus naar het karakter van Europa. Vele Nederlanders hebben meegewerkt aan de opbouw van Europa. Ik vermeld hier met name Hendrik Brugmans, omdat hij de essentie belichaamde.
Ik citeer uit zijn toespraak in Den Haag: "Europa is een land van mannen die elkaar ononderbroken bestrijden, de plaats waar zekerheden niet als waarheden worden aanvaard tenzij ze voortdurend opnieuw worden ontdekt. Andere werelddelen gaan prat op hun efficiëntie, maar het is juist het Europese leefklimaat dat het leven gevaarlijk, avontuurlijk, magnifiek, tragisch en daarmee de moeite waard maakt".
Hier ervaren we hoe belangrijk de herinnering is: deze uitspraak richt zich vandaag tot degenen die twijfelen aan Europa, die haar schat aan ervaring en humaniteit vergeten en die negeren waarin Europa zich onderscheidt.
Het voorstel dat Robert Schuman op 9 mei 1950 deed, is al even nobel. De spirituele waarde van deze tekst is minstens zo indrukwekkend als de politieke waarde ervan.
Naoorlogse Europeanen werden geplaagd door tragische herinneringen, verbitterheid en wantrouwen. Nu werd hen verzoening geboden, en wederzijdse erkenning en tolerantie. De woorden van de joodse sociologe Hannah Arendt dienen zich aan: "vergeven en beloven". Vergeven is niet hetzelfde als vergeten. De belofte was dat de generaties volgend op de tragedies allemaal welkom zouden zijn in de gemeenschap van de mensen. Voor de Nederlanders, die zozeer hadden geleden, en voor de andere Europese volken was het niet gemakkelijk om deze radicaal nieuwe fase in de Europese geschiedenis te betreden.
Het was de opmaat tot een grootse beweging in de richting van een verenigd Europa. Er waren successen, zoals de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. En er waren teleurstellingen, zoals de Europese Defensie Gemeenschap. Toen ontstond het idee om een gemeenschappelijke markt te creëren. Dit leidde tot langdurige discussies en veel debat, uiteindelijk resulterend in overeenstemming. Onder leiding van twee ministers van buitenlandse zaken, Joseph Luns en Willem Beyen, waren de Nederlanders bijzonder actief in de voorhoede van deze beweging. Beyen schetste in 1953 de contouren van een federaal Europa:
"Om het idee van Europese solidariteit en eenheid te versterken, is het cruciaal dat het concept van de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van de Europese staten voor het algemeen belang wordt ondergebracht in een organisatie die is ontworpen om het algemeen belang te vertegenwoordigen, met een uitvoerend lichaam dat geen verantwoording verschuldigd is aan nationale regeringen maar aan een supranationaal parlement".
De stoutmoedige stappen die werden gezet door Nederlandse en andere grondleggers hebben het eigenbelang en de onenigheden tussen verschillende sectoren overwonnen. Met de drijvende kracht van Paul Henri Spaak werd uiteindelijk een gemeenschappelijke visie geformuleerd die werd vastgelegd in het Verdrag van Rome van 1957.
Dit Verdrag had alles, of bijna alles, dat nodig was: de politieke wil, het realisme om een start te maken met de economie, en een momentum dat werd gegenereerd door nieuwe instituties die efficiënt en effectief konden beslissen en handelen.
Hiermee is onze terugblik aanbeland bij 1957. Verder hoef ik niet te gaan. De vroege geschiedenis geeft ons namelijk alle referenties die we vandaag nodig hebben om de geest van de pioniers nieuw leven in te blazen. Wanneer we worden gekweld door twijfel en belaagd door de gebeurtenissen van het heden, moeten we terugdenken aan het verleden en aan de essentiële vragen. Wat bedreigt de mens, anders dan het feit dat hij weigert om anderen te begrijpen en te aanvaarden? Wat bedreigt vrede en tolerantie, anders dan onze denkbeeldige pogingen om onszelf tegen de inherente risico's van het samen leven te beschermen door ons terug te trekken in een lokale of nationale identiteit?
Het project is nog altijd hetzelfde
Wanneer we terugkijken op het verleden en op de rol die Nederland heeft vervuld, kan ik rustig stellen dat het project niet is veranderd. Zijn we bereid om dat feit onder ogen te zien? Zijn we bereid om ernaar te handelen?
We moeten inspanningen leveren om ons aan te passen aan economische deining, ecologische uitdagingen, globalisering en verschuivende waarden.
Het is politiek en intellectueel onze plicht om deze ontwikkelingen te onderkennen. Maar daarbij mogen we het Europese ideaal niet verloochenen of laten verslappen. We hebben een morele en intellectuele verplichting om bestendigheid en veranderlijkheid met elkaar te verzoenen.
De opbouw van Europa is nooit een simpel proces geweest. Europa heeft verschillende crises doorgemaakt en deze steeds weer overwonnen. Er zijn periodes van stagnatie geweest. Deze periodes vielen samen met tijden van economische neergang of interne onenigheid over zaken zoals de financiële bijdragen en het relatieve belang van economische, monetaire en sociale aspecten.
Er werden compromissen uitgewerkt. Sommige daarvan hebben de voortgang van de opbouw van Europa gehinderd. Sommigen van ons betreuren de concessies die hier en daar werden gedaan aan eurosceptici of aan eigen belangen.
Maar de essentie van wat er in de afgelopen 60 jaar is opgebouwd, blijft bestaan. Het is aan u, de nieuwe generaties, om deze erfenis vrucht te laten dragen. Luister daarbij niet naar hen die zeggen dat de wereld ingrijpend veranderd is. Besteed geen aandacht aan degenen die beweren dat de wereld erop vooruit gegaan is door de globalisering van informatie en de toegenomen wereldhandel, of erop achteruit is gegaan door identiteitspolitiek en racisme.
Besteed in plaats daarvan aandacht aan de fundamentele vragen:
Is Europa sterker als unie, of juist niet? Europeanen maken nu 6% van de wereldbevolking uit, vergeleken met 15% een eeuw geleden.
Is de kernwaarde van Europa, eenheid in verscheidenheid, nog steeds relevant, of niet? Laten we om ons heen kijken. We zien volkeren die lid willen worden van de Unie of die toenadering zoeken. Zij worden niet alleen aangetrokken door onze welvaart, onze levensstandaard en de consumptiemaatschappij. Ze willen deel uitmaken van een samenleving waar diversiteit wordt omarmd als een manier om samen te leven.
Deze omstandigheden rechtvaardigen de opeenvolgende uitbreidingen van de EU. Ik hoef niet in te gaan op de succesvolle toetreding van Spanje en van Portugal. Ik hoef niet lang stil te staan bij de vanzelfsprekend veel moeilijkere integratie van de twaalf naties uit het oosten die tot de Unie zijn toegetreden na de donkere dagen van het totalitarisme. Door hen met open armen te verwelkomen, heeft de EU haar grootsheid bewezen. En we hebben het culturele erfgoed van deze landen kunnen ontdekken, dat niet zoveel verschilt van het onze.
Als voorzitter van de Europese Commissie heb ik de lidstaten natuurlijk gewezen op de noodzaak om gelijktijdig te werken aan uitbreiding en verdieping. Maar mijn collega Frans Andriessen en ik vonden in 1992 geen gehoor op de bijeenkomst van de Europese Raad in Lissabon.
Inmiddels zijn er nieuwe uitbreidingen in voorbereiding. Deze vormen een uitdaging voor de Unie. Wanneer de nieuwe uitbreidingen in overweging worden genomen, mogen onze leiders niet instemmen met wantrouwen en systematische afwijzing, alleen omdat dat het gemakkelijkst is.
Ik zie de opbouw van Europa niet als een doel op zich. Vanaf het begin was het doel van Europa, naar mijn mening, om verantwoordelijkheid te dragen in de wereld zoals deze is: vol belofte, maar bovenal bedreigd door diegenen die anderen het bestaansrecht ontzeggen uit naam van ideologie of religie.
We voeren een strijd voor het behoud van de unieke waarde van elk menselijk wezen, voor vrijheid, tolerantie en wederzijds begrip tussen individuen en volkeren.
De noodzaak om het politieke momentum nieuw leven in te blazen
We moeten toegeven dat de nieuwe instellingen die door het Verdrag van Lissabon zijn gecreëerd, zich nog niet bewezen hebben. De Unie met 27 lidstaten laat zich moeilijk sturen. De financiële crisis heeft onze moeilijkheden nog vergroot en de lidstaten extra terughoudend gemaakt.
Kortom: de geest van de grondleggers van Europa is aan erosie onderhevig. Er heerst een algemeen gevoel van malaise.
Is de EU in gevaar? Er zijn redenen om hiervoor te vrezen. Pogingen om compromissen te sluiten worden gehinderd door nationale agenda's die steeds nadrukkelijker op de voorgrond treden. De Europese Raad probeert deze problemen te verbloemen door goed nieuws te presenteren. Het goede nieuws blijkt echter helaas maar al te vaak ongegrond te zijn, omdat het is gebaseerd op schijnbare compromissen en niet op een opvatting waarin partijen zich daadwerkelijk kunnen vinden.
We maken ons zorgen om Europa wanneer we zien dat de EU buiten het slotoverleg in Kopenhagen wordt gehouden en wanneer we zien dat regeringen de financiële crisis bestrijden met nationale maatregelen in plaats van overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke actie, hetgeen minder kostbaar en veel effectiever zou zijn. Er zijn veel van dergelijke voorbeelden te geven.
Het politieke momentum kan alleen worden hersteld als regeringen hun houding wijzigen, wanneer ze bereid zijn om verder te kijken dan hun belangen op korte termijn en ze bereid zijn de EU in staat te stellen tot handelen.
Naar mijn mening bestaat een deel van de oplossing uit het verbeteren van de werkwijze van de Unie. Hoewel we misschien moeilijk overeenstemming kunnen bereiken over wát we moeten doen, zouden we toch op zijn minst verbetering moeten kunnen aanbrengen in de manier waaróp we het doen.
Daartoe moeten we terugkeren tot de gemeenschapsmethode die was verankerd in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Gemeenschappelijke markt. Een Europese Raad zet de algemene beleidslijnen uit. De werkzaamheden van de Europese Raad worden zorgvuldig voorbereid door de Raad van Ministers en de Europese Commissie. De wetgevende organen, het Europees Parlement en de Raad van Ministers, nemen beslissingen door middel van Europese wetten. Bovenal is er één orgaan, de Europese Commissie, dat "elke dag aan Europa denkt" en daarbij kracht ontleent aan haar recht van initiatief.
Voor sommigen lijkt het misschien paradoxaal, maar voor ons spreekt het vanzelf: hoe groter het aantal lidstaten, des te waardevoller de communautaire aanpak en des te onontbeerlijker het werk van de Commissie wordt. Op deze manier kunnen goed voorbereide en gestroomlijnde voorstellen worden voorgelegd aan goed geïnformeerde lidstaten, die keuzemogelijkheden krijgen aangereikt en uiteindelijk beslissen door vóór of tegen te stemmen.
Daarom moeten we ons zorgen maken wanneer er wordt gesuggereerd dat de Europese Raad met haar 27 leden eens per maand bijeen zou moeten komen en een soort economische regering zou moeten worden. Hierdoor zouden we terugkeren naar de tijd van de vooroorlogse Volkerenbond met zijn structurele ineffectiviteit, waartegen Jean Monnet heeft gewaarschuwd. Als we lering willen trekken uit de afgelopen tien jaar, moet de taak om de coördinatie van economisch beleid in balans te brengen met het monetaire beleid in de eerste plaats ter hand worden genomen binnen de Economische en Monetaire Unie.
Toen in 1986 de Europese Akte werd aangenomen, een mijlpaal in de opbouw van Europa, heb ik de volgende woorden voorgesteld om de geest van het Verdrag tot uitdrukking te brengen: "wedijver om te stimuleren, samenwerking om sterker te worden en solidariteit om te verenigen (door economisch beleid en beleid voor sociale cohesie)". Waar het vandaag de dag vooral aan ontbreekt, is de samenwerking, of beter gezegd: de geest van samenwerking.
Tot slot wil ik nog even terugkeren naar het dilemma van uitbreiding versus verdieping.
Toen de Unie in een impasse leek te zijn beland, was het aanvaarden van een gedifferentieerde benadering de enige manier om de patstelling te doorbreken. Hierdoor kon een beperkt aantal landen ervoor kiezen om op een bepaald beleidsterrein verdere stappen te zetten, zolang ze aan de EU-regels bleven voldoen.
Dit maakte vooruitgang mogelijk, zoals het Verdrag van Schengen over vrij personenverkeer en het Verdrag van Maastricht over de Economische en Monetaire Unie. Ik kan u verzekeren dat we vandaag geen Schengen en geen euro zouden hebben als unanimiteit vereist was geweest.
In combinatie met een terugkeer naar de gemeenschapsmethode zal een gedifferentieerd integratieproces bijdragen aan herstel van het cruciale politieke momentum waaraan Europa vandaag zozeer behoefte heeft. Hierdoor krijgen de burgers en de leiders van Europa meer duidelijkheid over hun keuzemogelijkheden en kunnen ze beter beslissen over onze doelstellingen.
Het is passend dat ik deze uitgesproken mening juist hier verkondig, in deze stad, in een land dat mede aan de wieg stond van Europa en waarvan zovele leiders zich hebben onderscheiden bij de geboorte en de ontwikkeling van Europa.
Ik doe dit om het vertrouwen te onderstrepen dat ik heb in de bevolking en de leiders van Nederland en hun vermogen om de Europese geest en het politieke momentum van ons gemeenschappelijke project nieuw leven in te blazen.
Daarbij wil ik tevens mijn dankbaarheid jegens de autoriteiten in Nijmegen uitspreken voor deze erkenning en voor de gelegenheid om, in deze onzekere tijden, mijn vertrouwen in de toekomst van Europa opnieuw te bevestigen.