Meldcode cruciaal voor effectieve aanpak van kindermishandeling
'Onterechte meldingen zijn voor mij geen reden om uw terughoudendheid te vragen. Het gat tussen het aantal meldingen en het aantal mishandelde kinderen is daarvoor té groot.' Dat zei minister Rouvoet op het symposium ‘Successen in de Utrechtse ziekenhuizen in het signaleren en bij de aanpak van kindermishandeling’ in Woerden.
Dames en heren,
Succesverhalen waar ook anderen van kunnen leren, mag je luid en duidelijk verkondigen. Dat is ook precies wat u vanmiddag hier doet en daar geef ik u een compliment voor.
Uw aanpak ten aanzien van het signaleren van kindermishandeling is een groot succes en dat mag iedereen weten. Ik hoop dat anderen zich door uw aanpak laten inspireren. Want u heeft aangetoond dat de Utrechtse manier van werken absoluut effect heeft; daar zullen alle aanwezigen vanmiddag overtuigd van zijn geraakt.Dames en heren,
- Ieder kind hoort lichamelijk goed verzorgd te worden;- Ieder kind hoort liefde en aandacht te krijgen;
- Ieder kind hoort zich veilig te voelen. Maar voor meer dan 107.000 kinderen gaat het bovenstaande niet op. Zij voelen zich alles behalve veilig, want zij zijn slachtoffer van kindermishandeling. Van seksueel misbruik. Van verwaarlozing. Of van psychische terreur. Ik heb het getal van 107.00 kinderen al vele keren genoemd, maar elke keer doet dit grote aantal mij wat.
Het gaat om zo ontzettend véél kinderen. U en ik moeten samen de krachten bundelen en deze kinderen te hulp schieten. Want een kind dat mishandeld wordt, maakt iets verschrikkelijks mee. Ieder kind dat mishandeld wordt, is er een te veel. En veel van deze kinderen krijgen nooit hulp, omdat er nooit iemand aan de bel trekt.
De bel die moet luiden bij een Advies- en Meldpunt Kindermishandeling. Die bel hangt op heel veel plaatsen. Hij hangt op school, hij hangt bij de buren, hij hangt bij de familie. De meester, de buurvrouw, opa en oma; al deze mensen hebben de verantwoordelijkheid om aan de bel te trekken als zij vermoeden dat hun leerling, hun buurkind of kleinkind wordt mishandeld. Zij moeten niet met hun twijfels blijven zitten. Zij moeten er iets mee doen! Dat is ook precies de boodschap die we de afgelopen maanden hebben verspreid in de landelijke campagne ‘Wat kan ik doen?’ In de campagne maken we óók duidelijk dat kindermishandeling in alle lagen van de bevolking en bij alle culturen voorkomt. Ook leggen we via deze campagne uit dat kindermishandeling vaak moeilijk te zien is. Lichamelijk geweld, bijvoorbeeld blauwe plekken, is nog wel te herkennen. Vooral als het vaak voorkomt. Maar er zijn ook andere vormen van kindermishandeling, zoals seksueel misbruik, het uitschelden en vernederen van een kind of verwaarlozing. Ik kom nog even terug op die bel. U heeft zich goed gerealiseerd dat die óók in de ziekenhuizen hangt. U realiseerde zich dat er in het verleden veel te weinig aan die bel is getrokken. Dat bleek duidelijk na een onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg in 2007 op een aantal spoed-eisende-hulpafdelingen. De randvoorwaarden om kindermishandeling te signaleren, werden door de inspectie niet in orde bevonden. Daarom heeft u maatregelen genomen. Voortvarende maatregelen, zodat artsen en verpleegkundigen wél aan die bel gaan trekken. Het zijn maatregelen die niet alleen op de korte termijn werken, maar er structureel voor zorgen dat er aandacht voor kindermishandeling is. Ik heb begrepen dat er vanuit andere regio’s met veel belangstelling naar de Utrechtse aanpak wordt gekeken. De media meldden vorige week nog dat overal in het land ziekenhuizen vaker melding doen van kindermishandeling. Het totaal aantal meldingen, zo werd gesteld, is echter nog ver onder de maat. Daar sluit ik mij bij aan, maar dat is niet iets om bij de pakken neer te zitten. U neemt maatregelen, maar als minister van Jeugd en Gezin – als demissionair minister moet ik zeggen - neem ik die ook. Een daarvan is de meldcode kindermishandeling.
In 2011 moeten alle beroepskrachten die met kinderen te maken hebben, met deze meldcode werken. Een wet hiervoor is in voorbereiding. Vooruitlopend op deze wet, stimuleer ik nu al dat organisaties een meldcode opstellen.
Twee jaar geleden heeft mijn ministerie onderzoek gedaan naar meldcodes en kindermishandeling. Organisaties met een meldcode grepen drie keer zo vaak in als de organisaties zonder. Daarom vind ik een meldcode cruciaal voor een effectieve aanpak van kindermishandeling.
Het volgende zal u bekend in de oren klinken, want uw aanpak gaat nog verder dan alleen een meldcode. Als geen ander weet u dat alleen het ontwikkelen van zo’n meldcode niet voldoende is. Een code is natuurlijk alleen maar een stuk papier; het gaat om het gebruik ervan.
Daarom moeten betrokkenen weten hoe zij moeten handelen als zij kindermishandeling vermoeden. Zij moeten weten hoe zij de meldcode moeten toepassen. In dit kader ontwikkelen Movisie en het Nederlands Jeugd Instituut op mijn verzoek de basismodule ‘werken met een meldcode’. Onderdeel van de meldcode is het meldrecht. Meldrecht betekent dat de professional met beroepsgeheim zelf de keuze maakt om wel of niet te melden. Hier is bewust voor gekozen en dat wil ik graag kort toelichten. Mijn ministerie is nagegaan wat de ervaringen in het buitenland zijn met meldplicht. Dit blijkt in weinig landen te zijn ingevoerd, slechts in Canada en in de Verenigde Staten. Er is geen bewijs dat een wettelijke meldplicht tot een betere signalering leidt dan meldrecht.
Gelet op deze ervaringen - en daarbij het geringe draagvlak voor meldplicht onder professionals - hebben wij de conclusie getrokken dat een meldplicht voor de Nederlandse situatie weinig toegevoegde waarde heeft. Dames en heren,
De aanpak van kindermishandeling is vanaf het moment dat ik aantrad als minister van Jeugd en Gezin een van mijn prioriteiten. En ook deze laatste maanden als demissionair minister ga ik daar gewoon mee door. In juli 2007 bood ik de Tweede Kamer het Actieplan Aanpak Kindermishandeling aan. In dit plan, Kinderen Veilig Thuis, staan veel maatregelen die ik al heb genomen en waar ik nog mee bezig ben. Met al die maatregelen wil ik kindermishandeling een halt toeroepen. Rode draad in mijn aanpak is samenwerking. U laat hier heel mooi zien hoe dat op provinciaal niveau kan, maar ook lokaal bereik je veel meer door samen te werken. Niet alleen als het gaat om signaleren, maar ook als het gaat om voorkómen. Want hoe belangrijk het signaleren van kindermishandeling ook is; we mogen nooit uit het oog verliezen dat het voorkómen van kindermishandeling het allerbelangrijkst is. Dan gaat het om de opvoeding van kinderen. Om te zorgen dat ouders goed ondersteund worden bij opvoedvragen, zijn er de Centra voor Jeugd en Gezin. Inmiddels hebben bijna 150 gemeenten een CJG.
Dames en heren,
Soms doet iemand een melding, maar blijkt er niets aan de hand te zijn. Het zou ook u een keer kunnen gebeuren dat u onterecht mishandeling signaleert. Daar voel je je dan heel schuldig over. Dat is ook een van de redenen waarom veel mensen terughoudend zijn. Als je buurjongetje voor de derde keer met zijn arm in het gips loopt, kan het toch echt zo zijn dat hij voor de derde keer van de trampoline is gevallen?
U heeft het ook vast zelf wel gelezen. ‘Een op de tien meldingen is onterecht’ stond er onlangs in grote koppen in verschillende kranten. In artikelen kwamen gezinnen aan het woord over wie een onterecht vermoeden van misbruik was gemeld. Zij voelden zich daarna beschadigd. Ik heb veel begrip voor de verhalen van deze mensen. En áls het een keer misgaat, dan moet er goed nazorg voor hen beschikbaar zijn.
Het toont aan dat het heel belangrijk is om zorgvuldig met signalen om te gaan. Het zou wellicht ook goed zijn om vaker een forensisch arts te raadplegen in geval van twijfel.
Hoe dan ook, die onterechte meldingen zijn voor mij geen reden om uw terughoudendheid te vragen. Het gat tussen het aantal meldingen en het aantal mishandelde kinderen is daarvoor té groot.
Dames en heren,
Het gaat tijd worden om het convenant te tekenen. Graag wil ik over één onderwerp nog iets zeggen voor ik het podium verlaat. Dat gaat over uw privacy en uw beroepsgeheim.
Wanneer ik professionals spreek over het signaleren van kindermishandeling, noemen zij de privacywetgeving en geheimhouding als belangrijke obstakels. Dit is niet nodig.
Er zijn veel mogelijkheden tot het uitwisselen van gerichte informatie tussen professionals over en weer.
Uw beroepsgroep kent een specifieke zwijgplicht, die geregeld is in artikel 7:457 Burgerlijk Wetboek. Maar ga hier zeker niet te rigide mee om. De omgang met uw beroepsgeheim is een vorm van evenwichtskunst. Waar mogelijk houdt u informatie geheim, maar schuw niet het geheim zorgvuldig te doorbreken, als dat nodig is. Als een kind dringend hulp nodig heeft.