Kabinet: Geen onderscheid tussen gezinsvormers en gezinsherenigers
De ministerraad heeft er op voorstel van minister Hirsch Ballin mee ingestemd om het gezinsmigratiebeleid aan te passen naar aanleiding van een uitspraak van het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. De toelatingsvoorwaarden voor gevallen waarin de gezinsband al bestond vóór de komst naar Nederland (gezinshereniging) en gevallen waarin sprake is van een nieuwe gezinsband (gezinsvorming) dienen volgens deze uitspraak te worden gelijkgetrokken.
Dit betekent dat voor wie een partner uit het buitenland naar Nederland wil halen voortaan de algemene eis geldt van een stabiel en regelmatig inkomen, waarbij het minimumloon als referentiepunt dient. De minimumleeftijd wordt voor beide partners 21 jaar.
Volgens de uitspraak van het Hof mogen lidstaten van de Europese Unie in hun voorwaarden voor gezinsmigranten geen onderscheid maken tussen gezinsvormers en gezinsherenigers. In het Nederlandse beleid werd dit onderscheid wel gemaakt. Bij gezinshereniging moesten beide partners volgens dit beleid beide minimaal 18 jaar oud zijn en lag de inkomenseis voor gezinshereniging op de bijstandsnorm. Bij gezinsvorming moesten beide partners minimaal 21 jaar oud zijn en lag de inkomenseis op 120 procent van het minimumloon.
Het Hof sprak echter uit dat, hoewel stabiele, regelmatige en voldoende inkomsten gevraagd mogen worden, deze hogere inkomenseis voor gezinsvormers in strijd is met de richtlijn gezinshereniging. Het Hof gaf daarbij ook aan dat steeds een individuele beoordeling van de omstandigheden noodzakelijk is.