Kabinet: EU op de goede weg
Het kabinet is positief over de nieuw gepresenteerde 'Europa 2020'-strategie van de Europese Commissie, maar plaatst er wel een aantal kanttekeningen bij. Dat blijkt uit de kabinetsreactie waarmee de ministerraad op voorstel van de ministers Van der Hoeven van Economische Zaken en Verhagen van Buitenlandse Zaken heeft ingestemd. De nieuw gepresenteerde 'Europa 2020'-strategie is de opvolger van de Europese Lissabonstrategie die liep tot 2010.
Het kabinet is positief over de nieuwe voorstellen van de Europese Commissie, omdat het veel van zijn eerdere ideeën over een nieuwe economische strategie voor de EU terugziet. Zo gaat de nieuwe strategie uit van een duidelijke focus op groei en werkgelegenheid met daarbinnen een centrale plaats voor sociaal en duurzaamheidsbeleid dat hieraan bijdraagt (werkgelegenheidsbeleid, onderwijs, groene innovatie). Dit is iets wat meer dan ooit tevoren nodig is gelet op de huidige economische crisis en vanwege de noodzaak van structurele economische hervormingen in veel EU-lidstaten.
Het kabinet plaatst een paar kritische kanttekeningen bij de gestelde hoofddoelen. Zo is er geen indicator voor verbetering van het ondernemingsklimaat, een belangrijk thema als het gaat om economische groei. Aan de door de Europese Commissie voorgestelde doelstelling op het terrein van armoedebestrijding heeft het kabinet geen behoefte: het beste middel tegen armoede is werk. Daar moet de strategie zich op richten, aldus het kabinet.
In de reactie pleit het kabinet verder voor aandacht voor structurele hervormingen in de EU. In de verdere uitwerking van de strategie dient hier aandacht aan te worden gegeven. Ook wijst het kabinet op het belang van houdbare overheidsfinanciën. Het synchroniseren van de nieuwe strategie met het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) is een goede zaak volgens het kabinet. Beide processen mogen echter niet door elkaar gaan lopen zodat de doelen van het SGP verwateren.
Nederland zal verder tijdens de Europese Raad op 25 en 26 maart veel nadruk leggen op de noodzaak om de komende tien jaar meer resultaat te boeken dan onder de Lissabonstrategie. Dit is noodzakelijk om onze sociale stelsels betaalbaar te houden en onze concurrentiepositie in de wereld verder te versterken. Dit betekent onder andere dat landen elkaar meer moeten aanspreken op de geboekte voortgang en dat de Europese Commissie daarbij een sterkere rol moet spelen.